Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De procedure
- de conclusie van antwoord,
- de akte wijziging van eis van RSG.
2.De feiten
[naam]) was tussen 13 oktober 2020 en 16 september 2021 indirect bestuurder van Mercator.
Vermont) en een aantal aan haar verbonden (rechts) personen (
Vermont c.s.) een overeenkomst (
de Overeenkomst) aangegaan, waarin onder meer is vastgelegd dat Vermont aan Mercator een koopoptie (
de Calloptie) heeft verstrekt op 50% van de certificaten van aandelen in Contitank Holding B.V. (een aan Vermont gelieerde houdstervennootschap) tegen een uitoefenprijs van € 18.000,-. In de Overeenkomst is verder bepaald dat de Calloptie kan worden uitgeoefend indien en zodra bepaalde schulden van aan Contitank Holding B.V. gelieerde vennootschappen (
de Contitank groep) geheel zijn afgelost.
de Schikking):
3.Het geschil
het Bestuursbesluit) met veroordeling van Mercator in de kosten van dit geding. RSG stelt dat de Calloptie een waarde van tientallen miljoenen euro’s vertegenwoordigt en dat het ondenkbaar is dat Mercator en haar aandeelhouders het optierecht zouden willen prijsgeven in ruil voor kwijting voor de door Vermont c.s. gepretendeerde, ongefundeerde schadeclaim. Primair legt RSG aan haar vordering ten grondslag de aanwezigheid van een tegenstrijdig belang (artikel 2:239 lid 6 BW), subsidiair strijd met de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW, meer subsidiair strijd met artikel 15 lid 5 sub e en/of f van de statuten en nog meer subsidiair strijd met andere wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van een besluit regelen. Daarnaast vordert zij dat Mercator wordt veroordeeld in de kosten van het geding.
4.De beoordeling
erga omneswerking (artikel 2:16 lid 1 BW) van de nietigverklaring van het Bestuursbesluit mogelijk belang heeft bij de uitkomst van dit geding, zodat hij ook om die reden in de gelegenheid wordt gesteld zich uit te laten over de vorderingen. De rechtbank ziet daarin aanleiding om op de voet van artikel 118 Rv partijen op te dragen [naam] in het geding op te roepen, met betekening van dit vonnis en de tot heden gewisselde processtukken. Het volstaat indien één van partijen [naam] oproept. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de rol van 19 februari 2025 alvorens (eventueel na een conclusie van [naam] en een mondelinge behandeling) een eindbeslissing wordt gegeven.
5.De beslissing
twee wekenna dagtekening van dit vonnis door middel van een deurwaardersexploot de processtukken en dit vonnis te betekenen aan [naam] , alsmede om hem op te roepen om uiterlijk
19 februari 2025niet in persoon, maar vertegenwoordigd door een advocaat, in deze procedure te verschijnen teneinde zich uit te laten over de vorderingen van RSG;