8.3.Motivering van de tbs-maatregel met dwangverpleging
De rechtbank overweegt dat verdachte ter beschikking gesteld moet worden en van overheidswege verpleegd moet worden, en dat aan de voorwaarden voor oplegging van die maatregel is voldaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- een Pro Justitia rapportage van 24 juli 2024, opgemaakt door dr. J. van der Meer (psychiater);
- een bericht van beëindiging van het voorbereiden van een zorgmachtiging van 1 augustus 2024;
- een Pro Justitia rapportage van 4 december 2024, opgemaakt door S.J.D. Dijkstra (psycholoog);
- een bericht van beëindiging van het voorbereiden van een zorgmachtiging van 17 december 2024;
- een reclasseringsadvies van 6 januari 2025, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] ;
- een bericht van beëindiging van het voorbereiden van een zorgmachtiging van 10 januari 2025;
- aan aanvullend reclasseringsadvies van [reclasseringsmedewerker] , verzonden per e-mail op 13 januari 2025.
Advies van de deskundigen
Uit de rapporten van de psycholoog en de psychiater blijkt dat er bij verdachte sprake is van zeer ernstige problematiek. Er is sprake van een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis en stoornissen van onbekende ernst in het gebruik van cannabis en amfetamines. De stoornissen hebben zich reeds op jonge leeftijd bij verdachte gemanifesteerd en waren ten tijde van het tenlastegelegde ook aanwezig. De stoornissen hebben het handelen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed. De deskundigen adviseren daarom het tenlastegelegde aan verdachte in sterk verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank sluit zich aan bij de adviezen van deze deskundigen en is van oordeel dat verdachte ten tijde van het plegen van het feit sterk verminderd toerekeningsvatbaar was.
Volgens de deskundigen is het risico op recidive laag als verdachte maatschappelijk goed ingebed is, structuur heeft, abstinent is van middelen en zijn antipsychotische medicatie volgens voorschrift inneemt. Het klinisch oordeel over het recidiverisico voor gewelddadig gedrag is echter hoog in het geval dat verdachte zonder behandeling en toezicht op straat zou belanden. Een langdurige behandeling en passende nazorg voor zijn psychotische stoornis en zijn stoornissen in het gebruik van cannabis en amfetamines zijn dus noodzakelijk. De psycholoog heeft geadviseerd om de mogelijkheid van een zorgmachtiging te laten onderzoeken.
Uit het bericht van beëindiging van het voorbereiden van een zorgmachtiging van 10 januari 2025 blijkt dat er hierop meermalen getracht is om een zorgmachtiging voor te bereiden, maar dat de officier van justitie de voorbereiding heeft beëindigd, omdat er op basis van de beschikbare gegevens onvoldoende onderbouwing was dat verdachte kan profiteren van verplichte zorg. Verdachte weigerde in gesprek te gaan met de beoogd zorgverantwoordelijken. Daarnaast is het niet mogelijk om verdachte, al dan niet middels een zorgmachtiging, een veilige en doelmatige, ambulante behandeling te bieden. Aangezien klinische behandeling leidt tot zo snel mogelijk ambulantiseren heeft ook een klinische behandeling in de reguliere GGZ geen toegevoegde waarde.
De psycholoog en psychiater hebben aangegeven dat, indien een zorgmachtiging geen mogelijkheid is, een tbs-maatregel een alternatief zou kunnen zijn. Bij de tbs-maatregel zou het doel repatriëring moeten zijn, omdat resocialisatiemogelijkheden binnen Nederland beperkt zijn, nu verdachte geen gebruik kan maken van de Nederlandse voorzieningen. De psycholoog concludeert dat een tbs-maatregel met voorwaarden geen alternatief is, omdat de reclassering geen toezicht kan houden. Een tbs-maatregel met dwangverpleging wordt gezien als een noodoplossing.
De reclassering sluit zich in het advies van 6 januari 2025 aan bij de adviezen van de deskundigen. In het aanvullende reclasseringsadvies van 13 januari 2025 adviseert de reclassering, geheel contrair aan de overige adviezen in het dossier, om aan verdachte een kader met bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank stelt vast dat dit advies slechts gebaseerd is op een enkel kort gesprek en dat het advies in tegenspraak is met de andere rapportages. Daarbij weegt de rechtbank mee dat deskundige [deskundige] (contactfunctionaris TBS bij de reclassering te [locatie] ) ter terechtzitting heeft verklaard dat er nauwelijks mogelijkheden zijn om binnen een voorwaardelijk kader een behandeling te bewerkstelligen voor een niet-Nederlander die geen sociale rechten heeft en geen binding heeft met Nederland. De officier van justitie heeft daarnaast ter terechtzitting nog aangevuld dat dit advies gebaseerd is op een zeer kort persoonlijk gesprek met verdachte, waarbij de nadruk lag op de persoon van verdachte en niet op de praktische uitvoerbaarheid. Gelet op het voorgaande schuift de rechtbank het aanvullende advies van de reclassering terzijde en schaart zij zich achter de inhoud van de andere rapporten.
TBS-vereisten
De rechtbank is op basis van bovenstaande, het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van de Pro Justitia rapportages van oordeel dat een enkele strafoplegging niet afdoende is en dat een langdurige behandeling van verdachte binnen een tbs-maatregel noodzakelijk is. In artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zijn de voorwaarden voor oplegging van een tbs-maatregel opgenomen. Eén van die voorwaarden is dat bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond. Daarnaast is vereist dat minimaal twee gedragsdeskundigen met een verschillende achtergrond, onder wie een psychiater, de verdachte hebben onderzocht (artikel 37 lid 2 Sr) en moet op het gepleegde misdrijf een gevangenisstraf van vier jaar of meer staan en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
De rechtbank stelt vast dat aan deze voorwaarden is voldaan. Bij verdachte bestonden tijdens het begaan van de bewezen geachte feiten een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis en stoornissen in het gebruik van cannabis en amfetamines. Het feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van de maatregel.
Als sprake is van groot herhalingsgevaar kan de rechtbank bepalen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b lid 1 Sr).
Tbs-maatregel met voorwaarden of dwangverpleging?
De rechtbank is van oordeel dat een tbs-maatregel met voorwaarden niet afdoende is. Deze maatregel is gericht op resocialisatie van de persoon in Nederland. Voor verdachte, met de Duitse nationaliteit en zonder sociale rechten in Nederland, is daar geen mogelijkheid toe.
Uit het rapport van de psycholoog blijkt, zakelijk weergeven, het volgende. In de gestructureerde setting van detentie is verdachte op dit moment vrij goed gestabiliseerd. Hij is abstinent van middelen en gebruikt zijn medicatie. Om het recidivegevaar na detentie te beheersen is van belang dat verdachte zijn medicatie blijft gebruiken in de dosering die door de arts is bepaald. Daarnaast zijn het vinden van huisvesting, abstinentie van middelen en dagbesteding cruciaal. Verdachte zal hierin begeleid moeten worden en er zal een vorm van toezicht moeten zijn. De mogelijkheden hiertoe zijn in Nederland erg beperkt nu verdachte geen aanspraak maakt op sociale rechten. Bovendien heeft verdachte geen binding met Nederland. Een veilige en verantwoorde behandeling kan dan ook niet in Nederland plaatsvinden. Terugkeer naar Duitsland is nodig om zowel verdachte als de maatschappij te beschermen. Hij zal dat – vanuit de psychotische aangestuurde angst daar vermoord te worden – niet vrijwillig doen. De rechtbank ziet een tbs-maatregel met voorwaarden daarom niet als reële optie. Verdachte zou moeten instemmen met de voorwaarden en de rechtbank heeft er geen vertrouwen in dat dat hij dit zou doen, nu één van die voorwaarden zou zien op nazorg in, en dus terugkeer naar, Duitsland.
Noodzakelijkheid en proportionaliteit van de tbs-maatregel
Uit de stukken volgt dat de ernst van de stoornis, zoals die aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde, in combinatie met middelengebruik maakt dat er een noodzaak is tot langdurige behandeling en nazorg van verdachte om het recidivegevaar voldoende te beperken. Verdachte is eerder in Duitsland ook al een aantal jaren (deels gedwongen) opgenomen en heeft daar behandelingen ondergaan. De noodzakelijke behandeling is in Nederland niet mogelijk. Er is getracht een zorgmachtiging voor te bereiden, maar deze voorbereiding is mede beëindigd, omdat verdachte weigerde mee te werken. Daarbij tekent de rechtbank bovendien aan dat zij een zorgmachtiging niet afdoende acht voor verdachte, nu hij immers geen toekomst heeft in Nederland en weigert terug te keren naar Duitsland.
De rechtbank ziet in het geval van verdachte geen andere mogelijkheid dan het opleggen van een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege. De rechtbank is het eens met de officier van justitie dat repatriëring en het overdragen van de maatregel aan Duitsland wenselijk is, nu de resocialisatie van verdachte in Duitsland zal moeten plaatsvinden.
De Tbs-maatregel met dwangverpleging
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat een tbs-maatregel met dwangverpleging het noodzakelijke kader is om verdachte effectief te behandelen en daarbij de maatschappij te beschermen. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten, het hoge recidiverisico, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging eisen. De rechtbank zal daarom overgaan tot de oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging.
Ongemaximeerde tbs-maatregel
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e Sr, stelt de rechtbank vast dat het bewezen geachte feit een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.