Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Ontvankelijkheid officier van justitie
4.Beslissing
niet-ontvankelijkin haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
Rechtbank Amsterdam
Op 7 augustus 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg Limburg in België. De officier van justitie had op 9 mei 2025 verzocht om het EAB in behandeling te nemen. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko, was niet verschenen op de zittingen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff. Tijdens de zitting op 3 juli 2025 werd de termijn voor de uitspraak verlengd en werd de gevangenhouding bevolen, maar deze werd geschorst tot aan de uitspraak.
Op 7 augustus 2025 werd de behandeling van het EAB voortgezet, maar de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw waren opnieuw niet verschenen. De rechtbank constateerde dat de wettelijke termijn voor de beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, maar dat dit de verplichting om te beslissen niet opheft. De officier van justitie stelde dat zij niet-ontvankelijk moest worden verklaard omdat het EAB was ingetrokken. Dit werd bevestigd door de Belgische autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat er geen wettelijke grondslag meer was voor de vordering van de officier van justitie en verklaarde haar niet-ontvankelijk in de vordering tot in behandeling nemen van het EAB.