9.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal, waarbij hij tevens een aan hem uitgereikt winkelverbod overtrad. Winkeldiefstallen zijn hinderlijke feiten die naast overlast en schade voor de winkel ook hinder veroorzaakt voor winkeliers. Dit geldt des te meer nu verdachte reeds een winkelverbod voor deze winkel had. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het overtreden van een verblijfsverbod voor één maand. Hieruit blijkt dat verdachte bij herhaling overlast heeft veroorzaakt, en zich niet goed laat corrigeren in dat gedrag.
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 9 december 2924 blijkt dat hij sinds 2023 veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten en het overtreden van gebiedsverboden. Dit heeft hem er niet van weerhouden om de bewezenverklaarde feiten te plegen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de reclassering (Leger des Heils, Amsterdam) van 19 december 2024, opgemaakt door [reclasseringswerker] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Er is sprake van een delictpatroon. Verdachte heeft aangegeven vermogensdelicten te plegen om in zijn dagelijkse harddrugsgebruik te kunnen voorzien. Er zijn meerdere risicofactoren, hetgeen maakt dat er sprake is van een zeer hoog recidiverisico. Verdachte kampt met psychiatrische problematiek en een forse verslaving, is dakloos en heeft geen structuur in zijn dagelijks leven.
Vanaf 2019 is ingezet op psychiatrische zorg en verdachte loopt op dit moment in een zorgmachtiging. Er wordt toegewerkt naar een klinische opname bij [zorginstelling 1] . Vanwege de complexe problematiek van verdachte is het van belang om gedragsverandering voor op de langere termijn te bewerkstelligen. Een langdurig klinisch behandeltraject is derhalve geïndiceerd, hetgeen middels een zorgmachtiging gewaarborgd kan worden. Verdachte staat volgens informatie van het [zorginstelling 2] echter nog steeds op de wachtlijst voor een klinische opname bij [zorginstelling 1] . Daar er sprake is van een lange wachtlijst kan er op dit moment niet gegarandeerd worden dat verdachte binnen afzienbare tijd geplaatst kan worden.
Een klinisch traject binnen een voorwaardelijk strafdeel zal niet bijdragen aan een afname van het recidiverisico. Het delictgedrag van verdachte komt niet voort uit zijn stoornis, maar vanuit zijn verdovende middelenproblematiek. Verdachte voldoet aan de zachte ISD-criteria en wij zien geen andere mogelijkheid dan om de onvoorwaardelijke ISD-maatregel te adviseren.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 15 januari 2025 reclasseringswerker [reclasseringswerker] , verbonden aan de reclassering Nederland te Amsterdam, als deskundige gehoord. Zij heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat een eerder toezicht negatief is beëindigd en dat het niet lukt om in een ambulant kader aan de problemen van verdachte te werken. Het zou goed zijn om een tussentijdse toets van de ISD-maatregel te bevelen, zodat iedereen op de hoogte blijft van de stand van zaken en zodat de ISD-maatregel eerder beëindigd kan worden als er een plek in [zorginstelling 1] vrijkomt voor verdachte, nu iedereen het erover eens is dat hier de meest passende zorg aan hem kan worden verleend.
Voldaan aan ‘harde’ ISD-criteria
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten in zaak A aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 9 januari 2025 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 8 oktober 2024 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis in zaak A bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het strafblad is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het openbaar ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Voldaan aan ‘zachte’ ISD-criteria
Verdachte is veelvuldig veroordeeld wegens vermogensdelicten, waarvoor hij gevangenisstraffen heeft opgelegd gekregen. Deze straffen hebben hem er kennelijk niet van kunnen weerhouden om opnieuw strafbare feiten te begaan. De veiligheid van personen of goederen eist dan ook het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Blijkens het rapport van de reclassering is het risico op recidive hoog zonder een klinisch behandeltraject van lange duur.
De rechtbank is het eens met de raadsman dat er sprake is van complexe problematiek van verdachte waaraan gewerkt moet worden. In het kader van de ISD-maatregel kan, vooruitlopend op de behandeling in de [zorginstelling 1] , gewerkt worden aan de psychiatrische problematiek van verdachte.
Oplegging van de ISD-maatregel in zaak A
De rechtbank zal de officier van justitie dan ook volgen in de vordering en de ISD-maatregel opleggen in zaak A.
Duur van de ISD-maatregel
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en de behandeling van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat er voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de ISD-maatregel.
Tussentijdse beoordeling
De rechtbank is het eens met de raadsman dat de behandeling van verdachte voorop moet staan. Het is daarom van belang dat er oog wordt gehouden op de behandeling van verdachte en de plek van verdachte op de wachtlijst voor de [zorginstelling 1] . Zodra er een plek voor verdachte is, zou de ISD-maatregel getoetst en beëindigd kunnen worden, zodat hij in de kliniek opgenomen kan worden. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om uiterlijk één jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel te toetsen, dit mede gelet op de psychische problematiek van verdachte en zijn jeugdige leeftijd. Indien er eerder een plek vrijkomt voor verdachte in [zorginstelling 1] , kan de raadsman namens verdachte op grond van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel ook verzoeken om een tussentijdse beoordeling. De rechtbank ziet daarom, mede in het licht van wat op de zitting met de deskundige is besproken over de lange wachtlijsten voor de [zorginstelling 1] , geen aanleiding om voor een kortere periode te kiezen dan een jaar.
Ten aanzien van het in zaak B bewezenverklaarde
Nu het bewezenverklaarde in zaak B een feit betreft waarvoor geen voorlopige hechtenis is toegelaten, kan voor dit feit geen ISD-maatregel worden opgelegd. Om die reden zal de rechtbank gebruik maken van de mogelijkheid van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en bepalen dat voor dit feit geen straf of maatregel zal worden opgelegd.