8.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, op de persoon van verdachte en zijn omstandigheden, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal, waarbij hij tevens een aan hem uitgereikt winkelverbod overtrad. Winkeldiefstallen zijn hinderlijke feiten die naast overlast en schade voor de winkel ook hinder veroorzaakt voor winkeliers. Dit geldt des te meer nu verdachte reeds een winkelverbod voor deze winkel had.
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 9 december 2024 blijkt dat hij sinds 2023 veelvuldig is veroordeeld voor winkeldiefstallen. Dit heeft hem er niet van weerhouden om de bewezen verklaarde feiten te plegen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de reclassering (Leger des Heils, Noord-Nederland) van 23 december 2024, opgemaakt door [naam 2] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Er zijn problemen ten aanzien van alle leefgebieden. De financiën zijn direct delict gerelateerd. Verdachte genereert momenteel geen legaal inkomen waardoor hij niet in staat is om te voorzien in zijn basisbehoeften. De problemen ten aanzien van zijn financiën hangen samen met het feit dat hij sinds 9 januari 2024 tot ongewenst vreemdeling verklaard is. Hierdoor heeft hij geen mogelijkheid om te werken en kan hij geen aanspraak maken op de sociale voorzieningen in Nederland. Het risico op recidive is hoog. De kwetsbare sociaal-maatschappelijke positie van verdachte (niet Nederlands sprekend, dak-/thuisloos, werkloos, geen inkomen, geen recht op (zorg)voorzieningen) dragen bij aan de hoge kans op recidive.
Over zijn plan in [land van herkomst] is verdachte niet duidelijk. Hij zou zowel in Nederland als in [land van herkomst] geen netwerk hebben om op terug te kunnen vallen en het is gebleken dat het verdachte zelfstandig niet lukt om een stabiel leven op te bouwen. Desondanks staat hij niet open om hulpverlening te accepteren.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 15 januari 2025 reclasseringswerker [naam 1] , verbonden aan de reclassering Nederland te Amsterdam, als deskundige gehoord. Zij heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat het de bedoeling is dat verdachte vanuit detentie in vreemdelingenbewaring komt en vanuit daar uitgezet wordt naar [land van herkomst] . De vraag is echter of verdachte ook daadwerkelijk in vreemdelingenbewaring opgenomen zal worden. Er bestaat bij oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel een risico dat verdachte toch weer op straat komt. Een onvoorwaardelijke ISD-maatregel zou ook een mogelijkheid zijn, aangezien die zou kunnen helpen bij een ‘zachte landing’ in [land van herkomst] . Verdachte geeft aan niet open te staan voor hulp, maar hij heeft deze wel nodig om zich in zijn land van herkomst te redden. Vanuit de ISD-maatregel kan verdachte hierbij geholpen en begeleid worden.
Voldaan aan ‘harde’ ISD-criteria
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte winkeldiefstal aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 9 december 2024 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 8 oktober 2024 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het strafblad is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het openbaar ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Voldaan aan ‘zachte’ ISD-criteria
De rechtbank overweegt dat de primaire doelstelling van de ISD-maatregel ziet op de beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive van verdachte. Daarbij gaat het met name om bestrijding van (ernstige) overlast. In de onderhavige zaak heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en een overtreding van een winkelverbod. Dit zijn vervelende en bovenal overlast gevende feiten. Bestraffing in de vorm van een gevangenisstraf heeft tot nu toe niet geleid tot het voorkomen van recidive. De veiligheid van personen of goederen eist dan ook het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Het is de rechtbank verder duidelijk geworden dat verdachte hulp kan gebruiken. Er speelt mogelijk (onderliggende) problematiek en verder volgt dit uit onder meer zijn strafblad, zijn houding en het gegeven dat hij zowel in Nederland als [land van herkomst] geen huis, geen inkomen en geen sociaal netwerk heeft. Verdachte is ook al eerder vertrokken naar [land van herkomst] en is toen na een aantal maanden weer teruggekeerd naar Nederland. Vanuit de ISD-maatregel kan toegewerkt worden naar stabilisering van verdachte en kan hem hulp aangeboden worden bij zijn problematiek. Daarnaast bestaat er een mogelijkheid binnen de ISD-maatregel te werken aan repatriëring naar het land van herkomst, [land van herkomst] . Gelet op zijn eerdere terugkeer naar Nederland en het toestandsbeeld van verdachte zoals de rechtbank dat ook op de zitting heeft gezien, lijkt het binnen een onvoorwaardelijke ISD-maatregel werken aan een “zachte landing” in [land van herkomst] een grotere kans te bieden op een duurzaam verblijf van verdachte in [land van herkomst] en daarmee het voorkomen van recidive in Nederland dan een voorwaardelijke ISD-maatregel met de voorwaarde dat verdachte niet naar Nederland terugkeert. De rechtbank zal daarom, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, een onvoorwaardelijke ISD-maatregel opleggen aan verdachte.
Duur van de ISD-maatregel
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het behandelen van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen en een terugkeer naar het land van herkomst voor te bereiden en te realiseren. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Ten aanzien van feit 2
Nu voor de bewezenverklaarde huisvredebreuk geen voorlopige hechtenis is toegelaten, kan voor dit feit geen ISD-maatregel worden opgelegd. Om die reden zal de rechtbank gebruik maken van de mogelijkheid van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en bepalen dat voor dit feit geen straf of maatregel zal worden opgelegd.