3.3.Het oordeel van de rechtbank
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever [aangever]
De rechtbank acht de verklaringen die aangever [aangever] heeft afgelegd betrouwbaar. [aangever] heeft in zijn verhoor bij de rechter-commissaris in grote lijnen hetzelfde verklaard als tegenover de politie en hij is in zijn verklaring ook zeer gedetailleerd. Bovendien wordt zijn verklaring naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door andere bewijsmiddelen. Verdachte en zijn mededaders worden namelijk aangetroffen in de door [aangever] beschreven auto (model en kenteken dat nagenoeg overeenkomt). In de auto wordt ook een vuurwapen aangetroffen. Verder zijn er de berichten die getuige [getuige] aan hem heeft verstuurd en de aangetroffen autosleutels van de door aangever gehuurde auto in de broekzak van medeverdachte [medeverdachte 1] . Wel is de rechtbank van oordeel dat hetgeen [aangever] heeft verklaard over het aantal getoonde vuurwapens teveel uiteenloopt om ook op dit onderdeel aan te sluiten bij zijn verklaringen. Dat de verklaringen van [aangever] op dit punt uiteenlopen, doet naar het oordeel van de rechtbank echter niet af aan de algehele betrouwbaarheid van zijn verklaringen. Daarbij overweegt de rechtbank dat het voor aangever een hectische en beangstigende situatie moet zijn geweest, die zich bovendien midden in de nacht afspeelde.
Ten aanzien van de fotoconfrontatie overweegt de rechtbank dat [aangever] een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd waarin hij zoveel mogelijk heeft gespecificeerd waaraan hij zijn belagers herkent. Op basis van vaste rechtspraak is bij het gebruik van een enkelvoudige fotoconfrontatie voor het bewijs behoedzaamheid op zijn plaats. De enkele omstandigheid dat een herkenning heeft plaatsgevonden op basis van een enkelvoudige fotoconfrontatie leidt er echter niet zonder meer toe dat die herkenning om die reden voor het bewijs buiten beschouwing dient te worden gelaten. Een dergelijke herkenning kan als ondersteuning van het al aanwezige bewijs dienen. De rechtbank zal de herkenning aan de hand van de enkelvoudige fotoconfrontatie aldus voor het bewijs gebruiken.
Feit 1
In de nacht van 12 juli 2024 wordt aangever [aangever] tijdens zijn werk als drank- en lachgaskoerier slachtoffer van een overval. [aangever] heeft hierover verklaard dat hij die nacht rond 02:30 uur een afspraak had met een vrouw die een bestelling afgeleverd wilde hebben ter hoogte van de Etnastraat in Amsterdam-West. Ter plaatse herkent [aangever] twee van de daar aanwezige personen als klanten waarmee hij een tijd daarvóór een woordenwisseling heeft gehad, namelijk verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Verder ziet hij een zwarte Toyota RAV4 staan, waarin nog drie andere mannen en een vrouw zaten. Na een kort gesprek opent verdachte de kofferbak van de auto van [aangever] , waarop [medeverdachte 2] en een onbekend gebleven persoon meerdere lachgasflessen en flessen drank beginnen uit te laden. Wanneer [aangever] vervolgens vraagt hoe de betaling plaats zal vinden, worden volgens [aangever] meerdere vuurwapens getrokken en krijgt hij enkele tikken tegen zijn hoofd van medeverdachte [medeverdachte 1] . Hierop vertrekken de mannen en rijdt de Toyota met hoge snelheid weg. Naast de flessen drank en de lachgasflessen, blijken ook een geldbedrag en de autosleutels van de door [aangever] gehuurde auto te zijn weggenomen.
Op basis van een door [aangever] doorgegeven beschrijving van de auto en een kentekencombinatie, die grotendeels overeenkomt met het kenteken van de Toyota RAV4 waarin verdachte en de medeverdachten reden, komen de verdachten in beeld. Enkele uren na de overval wordt de auto met daarin verdachte, de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en bijrijder [bijrijder] tot stoppen gebracht op de snelweg. Tijdens een fouillering wordt in de broekzak van medeverdachte [medeverdachte 1] een autosleutel aangetroffen, die blijkt te horen bij de door [aangever] gehuurde Hyundai. In zijn linkerschoen zit een geldbedrag van € 250,-, in biljetten. Ook wordt in één van de zakken van een vest dat op de grond lag in de Toyota RAV4 lag, een zwartkleurig vuurwapen aangetroffen.
De vrouw met wie aangever een afspraak heeft gemaakt, blijkt getuige [getuige] te zijn. Zij verklaart dat zij met een paar jongens en vriendinnen in een auto zat en lachgas heeft besteld. De afspraak was dat de jongens zouden betalen en het lachgas zouden aannemen. De situatie werd echter naar haar zeggen ‘chaotisch’ en de jongens met wie [getuige] was stapten in en reden meteen weg. Toen zij aan hen vroeg wat er was gebeurd, verklaarden zij de koerier te hebben beroofd. Later kreeg [getuige] nog een bericht van de koerier, waarin stond dat zij in ieder geval de sleutels terug moest geven, maar de lachgasflessen kon houden.
Na de aanhouding van verdachte en medeverdachten wordt onderzoek gedaan aan de telefoons van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] blijkt op 12 juli 2024 te zijn gebeld door [getuige] . Op de telefoon van [medeverdachte 2] wordt een bericht van [getuige] aangetroffen dat op 12 juli 2024 rond 06:15 uur is verstuurd, inhoudende: ”Ik zeg je eerlijk ik vind dit echt lijp hoe dit is afgelopen dit was allemaal niet nodig geweest zwaar zonde.’’ Ook volgt uit het onderzoek dat de telefoons van verdachte en [medeverdachte 1] ten tijde van de overval in de omgeving van de Etnastraat uitpeilden.
Op basis van deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte een van de mannen is geweest die [aangever] heeft overvallen. Op basis van de verklaringen van [aangever] en de aangetroffen goederen in de Toyota komt de rechtbank tot de conclusie dat hierbij in ieder geval één vuurwapen is gebruikt en dat bij de overval flessen drank, lachgasflessen, een autosleutel en een geldbedrag – dat - al dan niet voor een deel - is aangetroffen bij verdachte [medeverdachte 1] – zijn weggenomen. Daarnaast is rechtbank van oordeel dat verdachte de overval tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit het procesdossier een nauwe en bewuste samenwerking valt af te leiden. Er bestond een duidelijke rolverdeling tussen de daders, waarbij verdachte en [medeverdachte 1] bezig waren met (de bedreiging met) geweldshandelingen tegen [aangever] , terwijl [medeverdachte 2] en een bijrijder bezig waren met het overladen van de goederen van [aangever] .
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de gewapende overval op [aangever] .
Feit 2
Het vuurwapen dat in de Toyota is aangetroffen, is door een deskundige onderzocht en blijkt een gas-/alarmpistool te zijn van het merk UMAREX met een kaliber van 8 millimeter. Het vuurwapen blijkt niet geschikt te zijn om projectielen mee te verschieten, maar wel voor het schieten van stoffen door de loop. Met dit vuurwapen kunnen, naast knalmunitie, ook giftige of verstikkende stoffen verschoten worden. Het voorhanden hebben van dit vuurwapen is strafbaar gesteld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie in verband met artikel 55 lid 3 onder a van de Wet wapens en munitie.
In het patroonmagazijn van het vuurwapen is daarnaast munitie aangetroffen. De aangetroffen munitie bestaat uit drie knalpatronen met een kaliber van 8 millimeter en is munitie in de zin van artikel 1 onder 4° gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en Munitie.
Gelet op het relatief korte tijdsverloop tussen de overval, het aantreffen van het vuurwapen in de Toyota en het uitblijven van een andere verklaring daarover, is de rechtbank van oordeel dat dit wapen moet zijn gebruikt bij de overval op [aangever] . Hierbij overweegt de rechtbank dat de verklaring van [aangever] over een zwartkleurig wapen dat op hem werd gericht, terwijl het aangetroffen vuurwapen een bruinkleurige greep heeft, kan worden verklaard doordat het donker was ten tijde van de overval en de overvaller het vuurwapen vasthield bij de greep.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ook wetenschap moet hebben gehad van het feit dat het vuurwapen in de Toyota lag, nu dit vuurwapen tijdens de overval getoond is en verdachte en de medeverdachten er direct na de overval in de Toyota vandoor zijn gegaan. Ook is de rechtbank van oordeel dat verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over het vuurwapen, nu dit vuurwapen in de zak van een vest zat dat midden in de auto lag en daarom voor alle inzittenden toegankelijk was.
Door met anderen bewust deel te nemen aan een beroving waarbij een vuurwapen is getoond, heeft verdachte zich verbonden aan hetgeen in de uitvoering daarvan besloten lag, te weten het tezamen en in vereniging voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank acht dit feit daarom bewezen.