ECLI:NL:RBAMS:2025:581

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
13/258043-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor eendaadse samenloop van diefstal met geweld en bedreiging met geweld in vereniging en afpersing in vereniging

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld en afpersing in vereniging. De zaak betreft een gewapende woningoverval die plaatsvond op 5 oktober 2023 in Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, de woning van het slachtoffer binnenging, hem bedreigde met een vuurwapen en hem dwong tot de afgifte van geld en bankpassen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en zijn zus als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat de verdediging betoogde dat deze verklaringen inconsistent waren en niet konden worden ondervraagd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de procedure eerlijk is verlopen en dat er geen schending van artikel 6 EVRM heeft plaatsgevonden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte van de andere tenlastegelegde feiten is vrijgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/258043-23
Parketnummer vordering tul: 13/309727-21
Datum uitspraak: 29 januari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans gedetineerd te: [P.I.] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.H. Buijsman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.I. Keukens, advocaat te Amsterdam, waarnemend voor de raadsman, mr. T.G.M. Houben, eveneens advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 5 oktober 2023 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
diefstal in vereniging van € 200,- en een telefoon van [aangever] , welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever] ;
afpersing in vereniging van [aangever] , waardoor [aangever] zijn bankpassen en pincodes heeft afgegeven;
medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van [aangever] ;
Voorts is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich op 18 augustus 2023 in Haarlem heeft schuldig gemaakt aan:
4. medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] ;
5. diefstal in vereniging van diverse goederen van [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] ;
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaardingen is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig het op schrift gestelde requisitoir, op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. De officier van justitie heeft dit als volgt gemotiveerd.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
De officier heeft ten aanzien van de bruikbaarheid van de verklaringen van aangever [aangever] en de ondersteunende verklaringen van zijn zus [zus aangever] het volgende standpunt ingenomen. Beide personen hebben belastend verklaard over verdachte en de betrouwbaarheid van hun verklaringen wordt door de verdediging betwist. Hoewel door de verdediging is verzocht om deze personen als getuigen bij de rechter-commissaris te horen, is dat niet gelukt. Hierdoor is er geen behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid voor de verdediging geweest. De omstandigheid dat de verdediging de beide getuigen niet heeft kunnen ondervragen staat echter niet in de weg aan het gebruik van hun verklaringen voor het bewijs en leidt niet tot een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). De betrouwbaarheid van hun verklaringen kan namelijk in voldoende mate onderzocht worden in samenhang met het overige bewijsmateriaal. Dit overige bewijsmateriaal biedt voldoende objectieve ondersteuning aan de verklaringen van aangever en zijn zus ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
Uitgaande van de verklaringen van aangever en zijn zus en het overige objectieve bewijsmateriaal, acht de officier van justitie bewezen dat verdachte zich in vereniging met anderen heeft schuldig gemaakt aan de handelingen zoals opgesomd onder de ten laste gelegde feiten. Het vragen naar de pincodes en bankpassen is volgens de officier van justitie geen onderdeel van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder feit 3.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5
De officier van justitie heeft gerekwireerd dat de ten laste gelegde feiten 4 en 5 kunnen worden bewezen. De aangifte en de aanvullende verklaring van aangever [slachtoffer] worden door verschillende andere bewijsmiddelen in het dossier ondersteund.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, overeenkomstig het op schrift gestelde pleidooi, het standpunt ingenomen dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft dit als volgt gemotiveerd.
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3
Verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van 4 op 5 oktober 2023 een seksafspraak had. Het verhaal van verdachte staat haaks op het verhaal van [aangever] , wiens verklaringen inconsistent zijn en op belangrijke punten worden weersproken door objectieve bevindingen. Gelet daarop heeft de verdediging verzocht de verklaringen van [aangever] als onbetrouwbaar aan te merken en uit te sluiten van het bewijs. Indien de rechtbank dat standpunt niet volgt, heeft de verdediging het verzoek herhaald om [aangever] als getuige te doen laten horen. Als de rechtbank dat verzoek niet toewijst, dan heeft dat de consequentie dat de verklaringen van [aangever] niet voor het bewijs van de ten laste gelegde feiten kunnen worden gebruikt wegens schending van artikel 6 EVRM. De verdediging heeft dit gemotiveerd door te stellen dat in het dossier steunbewijs ontbreekt dat ziet op de door verdachte betwiste onderdelen van de verklaring van [aangever] , namelijk dat hij in de woning is geweest en daar in vereniging [aangever] met geweld heeft beroofd. Het bewijs van het ten laste gelegde zal hoogst vermoedelijk in beslissende mate steunen op de verklaringen van [aangever] . Dat maakt dat die verklaringen ‘sole or decisive’ zijn. Bij het ontbreken van een mogelijkheid tot nadere ondervraging van [aangever] kunnen de verklaringen van de zus van aangever niet als compenserende maatregel worden gebruikt en zijn andere compenserende maatregelen ook niet geboden. Als de verklaringen van [aangever] niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, blijft er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs over voor een bewezenverklaring.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5
De verklaringen van aangever [slachtoffer] zijn onbetrouwbaar en dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Ook kloppen de verklaringen van aangever [slachtoffer] op belangrijke onderdelen niet met de objectieve onderzoeksbevindingen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Verklaringen [zus aangever]
Op 5 oktober 2023 treden verbalisanten een woning binnen gelegen aan het [adres 1] in Amsterdam naar aanleiding van een melding van een incident op voornoemd adres. De melding is bij de politie binnengekomen nadat [zus aangever] op voornoemde datum aan het videobellen was met haar broer [aangever] . Na vijf minuten zag zij op haar scherm dat een man haar broer begon te slaan.
Zij hoorde dat haar broer riep dat de man moest stoppen met slaan en dat hij pijn had. Zij hoorde ook dat de man belde met iemand, vroeg om geld, en dat er korte tijd later werd aangebeld. Een tweede man kwam de woning binnen. [2] De zus zag dat haar broer werd vastgebonden door de twee mannen. [3] Zij heeft voordat de verbinding werd verbroken een screenshot gemaakt van het gezicht van één van die twee mannen. [4] Zij heeft vervolgens contact opgenomen met een vriendin, via wie de politie in Nederland is ingeschakeld. [5]
Tot slot heeft de zus van aangever op 9 oktober 2023 aan de politie verklaard dat aangever een rekening heeft bij Bancolombia. [6]
Verklaringen aangever [aangever]
Aangever heeft verklaard dat hij op 5 oktober 2023 verbleef in een woning gelegen aan het [adres 1] in Amsterdam. [7] Hij had online een afspraak gemaakt met een man aan wie hij tussen 04:00 uur en 04:30 uur die dag zijn adres had gegeven. [8] Toen er op de deur werd aangeklopt en hij deze opendeed, werd hij bij zijn keel gegrepen door een man. Aangever beet de man vervolgens in zijn onderarm, waarna de man hem nog steviger in een wurggreep vasthield achter de voordeur. [9] De man pakte zijn hoofd vast bij zijn haren en duwde die meerdere malen tegen de prullenbak. [10] Vervolgens pakte de man zijn telefoon af, en terwijl aangever bij zijn keel werd vastgehouden, belde de man met zijn eigen telefoon drie keer naar iemand. Opeens deed de man de deur open en kwamen er nog twee andere mannen de woning binnen. Eén van deze andere mannen was een oudere negroïde man en had een vuurwapen met een rood lampje eraan. Deze man had een platte pet op, had een overhemd en vest met rode en grijze strepen aan en een nette broek en hield aangever onder schot. [11] De mannen vroegen meerdere malen om geld en bonden aangever bij zijn handen en benen vast met een kabel. Onder leiding van de oudste man werd de ruimte doorzocht naar geld en juwelen. [12] Hierbij werd de prullenbak overhoopgehaald en hebben de mannen in de koelkast € 200,- gevonden. [13] Gedurende het incident zette de oudere man het vuurwapen met het lampje tegen het hoofd van aangever en heeft aangever zijn vier betaalkaarten van de banken BAN Colombia (de rechtbank begrijpt: Bancolombia), Banco De Bogota, Banco Davivienda en Nequi samen met de bijbehorende pincodes moeten afgegeven. [14] Eén van de mannen had een apparaat om de pinpassen mee te lezen. Elke keer dat de overvallers erachter kwamen dat er geen geld op bankrekening van aangever stond, kreeg hij een harde klap in zijn gezicht. [15]
Het verhoor van aangever bevat foto’s van hem waarop verwondingen en schrammen zijn te zien rondom zijn polsen, onderbeen en gezicht. [16]
Bevindingen politie
De politie heeft de woning waar aangever verbleef, gelegen op de zesde verdieping van het [adres 1] te Amsterdam op de ten laste gelegde datum onderzocht. [17] In de woning zijn onder meer gebruikte tie-wraps aangetroffen. Ook was de koel/vriescombinatie verplaatst en waren de vuilnisbakken in de kamer geleegd. De woning maakte op de politie een doorzochte indruk. [18]
Camerabeelden
Op camerabeelden van de ten laste gelegde datum is te zien dat verdachte en kort daarna medeverdachte [medeverdachte 1] [19] en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) [20] rond 03:47 uur aankomen bij het wooncomplex aan het [adres 1] , zij het pand binnengaan en in de gemeenschappelijke ruimte blijven rondhangen. Medeverdachte [medeverdachte 1] kijkt op verschillende momenten op zijn telefoon, geeft deze rond 03:51 uur aan verdachte en krijgt de telefoon later terug. Hierna blijven de verdachten in en rondom het flatgebouw rondhangen, waarna rond 04:00 uur de telefoon opnieuw wordt overgegeven en de verdachten samen rondlopen. Om 04:06 uur gaat verdachte met de lift naar boven. Kort daarna gaat medeverdachte [medeverdachte 1] samen met [medeverdachte 2] met een andere lift naar de vijfde verdieping en is medeverdachte [medeverdachte 1] in de lift bezig met zijn telefoon. Zij komen de lift uit om 04:12 uur en gaan de trap op. Om 04:40 uur gaat medeverdachte [medeverdachte 1] samen met [medeverdachte 2] met de lift naar beneden en lopen zij richting de parkeerplaats. Ongeveer een minuut later volgt verdachte en loopt hij in dezelfde richting als medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [21]
De politie heeft geverbaliseerd dat op de camerabeelden onder meer te zien is dat medeverdachte [medeverdachte 1] een wit/grijze flat cap heeft, een vest met knopen, ruitenmotief met zwart, grijs en bordeauxrood en een zwarte broek. [22]
Verklaring [medeverdachte 2]
heeft verklaard dat hij samen met zijn vader, te weten: medeverdachte [medeverdachte 1] , in de nacht van 5 oktober 2023 naar het flatgebouw aan het [adres 1] in Amsterdam is gegaan. Zijn vader had daar afgesproken met ‘ [alias] ’, te weten: verdachte. Binnen in het pand is verdachte volgens [medeverdachte 2] naar boven gegaan en is hijzelf samen met zijn vader met de lift naar de vijfde verdieping gegaan, om vervolgens met de trap naar de zesde verdieping te lopen. Hij heeft daar op de galerij op zijn vader gewacht. Zij vader ging naar één van de flatjes. Toen zijn vader terugkwam, zijn zij samen het gebouw uitgelopen naar de auto die verderop geparkeerd stond. [alias] is wat later gekomen en is tegelijk met hen weggegaan. Hij, zijn vader, verdachte en [persoon] zijn samen in de auto gestapt. [23]
Aantreffen goederen [adres 2] in Purmerend
Op 17 oktober 2023 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden aan de [adres 2] te Purmerend, alwaar medeverdachte [medeverdachte 1] is aangehouden. [24] In de keuken is onder meer een vuurwapen aangetroffen. [25] Onder het vuurwapen was een laserpointer gemonteerd. [26] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft over dit vuurwapen verklaard dat deze aan hem toebehoort. [27] In de woonkamer van de woning is een pasje aangetroffen van Banco de Bogota, waarop op de achterkant ‘ [aangever] ’ staat geschreven, en een pasje van Bancolombia. [28]
4.3.2
Bewijsoverweging
4.3.2.1 Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 en 2
Verdachte ontkent de ten laste gelegde feiten en heeft verklaard dat hij op de ten laste gelegde datum een seksafspraak had met aangever en na deze seksafspraak de woning heeft verlaten. Gelet op deze ontkennende verklaring van verdachte, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de verklaring van aangever voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Op grond van de camerabeelden en de verklaring van [medeverdachte 2] stelt de rechtbank vast dat verdachte zich vanaf ongeveer 03:47 uur duidelijk samen met de medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft begeven in en rondom het pand aan het [adres 1] in Amsterdam en zij verschillende keren over en weer een telefoon aan elkaar gaven gedurende de tijdsperiode waarover aangever heeft verklaard online contact te hebben gehad met de man waarmee hij dacht een seksafspraak te hebben. Uit deze camerabeelden en de verklaring van [medeverdachte 2] blijkt verder dat verdachte en de medeverdachte vanaf 04:06 uur kort na elkaar de lift naar boven instappen en dat verdachte kort na medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het pand in dezelfde richting heeft verlaten en zij uiteindelijk samen in de auto weg zijn gegaan. Uit de verklaring van [medeverdachte 2] blijkt verder dat medeverdachte [medeverdachte 1] samen met hem na het uitstappen uit de lift op de vijfde verdieping, met de trap naar de zesde verdieping is gegaan. Op deze zesde verdieping is medeverdachte [medeverdachte 1] blijkens zijn verklaring een flat in gegaan.
De rechtbank stelt verder vast dat zowel aangever als zijn zus hebben verklaard dat aangever bij het openen van de deur direct werd aangevallen door een man en dat aangever om geld werd gevraagd. De zus van aangever heeft ook net zoals aangever verklaard dat een tweede man de woning binnenkwam en dat aangever door twee mannen werd vastgebonden. Van één van de twee mannen heeft zij ook een screenshot gemaakt, waarop verdachte zichzelf heeft herkend.
Ook constateert de rechtbank dat aangever heeft verklaard dat één van de overvallers een vuurwapen had waarop een laser was bevestigd. In de woning waar medeverdachte [medeverdachte 1] woonachtig was, is een dergelijk vuurwapen met laserpointer aangetroffen en medeverdachte [medeverdachte 1] heeft over dit vuurwapen verklaard dat dit aan hem toebehoort. Tot slot komt de kleding die de oudere negroïde man met het vuurwapen volgens aangever aan had, overeen met de kleding die medeverdachte [medeverdachte 1] aan heeft op de camerabeelden.
Op grond van het zojuist overwogene en gelet op het feit dat op de camerabeelden in de genoemde tijdsperiode geen andere personen zijn te zien, komt de rechtbank tot de conclusie dat bewezen kan worden dat verdachte samen met in ieder geval medeverdachte [medeverdachte 1] de woning van aangever heeft betreden.
Dat verdachte vervolgens in vereniging aangever heeft beroofd en afgeperst blijkt onder meer uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, maar ook het feit dat de verklaringen van aangever ook op verschillende andere punten worden ondersteund door de genoemde bewijsmiddelen.
Dat de ruimte is doorzocht en de prullenbank overhoop is gehaald zoals door aangever is verklaard, wordt bevestigd door de bevindingen van de verbalisanten bij doorzoeking van de woning. Ook de gebruikte tie-wraps die zijn aangetroffen, zijn ondersteunend aan de verklaring van aangever en tevens zijn zus, dat hij met kabels is vastgebonden. Dit geldt ook voor de verwondingen van aangever rondom de polsen en enkels. De verwondingen rondom de mond van aangever bieden ook ondersteuning aan zijn verklaring dat hij in het gezicht is geslagen.
Daarnaast zijn in de woning waar medeverdachte [medeverdachte 1] is aangehouden twee bankpassen aangetroffen van Bancolombia en Banco de Bogota. Op de laatstgenoemde pas staat op de achterkant ‘ [aangever] ’ geschreven, overeenkomend met de tweede voornaam van aangever. Aangever heeft verklaard onder meer passen van Bancolombia en Banco de Bogota aan de overvallers te hebben moeten afgeven en zijn zus heeft aan de politie verklaard dat aangever een rekening heeft bij Bancolombia.
Tussenconclusie
De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van aangever op grond van hetgeen hiervoor overwogen voldoende steun vinden in de andere bewijsmiddelen in het dossier en dat de verklaring van verdachte wordt weersproken door deze bewijsmiddelen. Zij schuift de verklaring van verdachte dan ook als ongeloofwaardig terzijde. Ook acht de rechtbank gelet op dit ondersteunend bewijs, anders dan door de verdediging is betoogd, de verklaringen van aangever betrouwbaar en zal de rechtbank deze verklaringen dan ook niet uitsluiten van het bewijs voor de ten laste gelegde feiten.
4.3.2.2 Afwijzing getuigenverzoek, geen schending artikel 6 EVRM
Op 23 april 2024 is door de rechter-commissaris beslist om aangever als getuige te horen. Ondanks de inspanningen van het kabinet van de rechter-commissaris, is het echter niet tot een verhoor van aangever gekomen. De rechtbank verwijst naar het proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van 18 november 2024. Niet is gebleken van gewijzigde omstandigheden die maken dat een nieuwe poging om aangever als getuige te horen nu wel succesvol zal verlopen. Het ter zitting opnieuw gedane verzoek van de verdediging om aangever als getuige te horen indien de rechtbank de verklaringen van aangever betrouwbaar acht, wordt dan ook door de rechtbank afgewezen.
De rechtbank constateert dat aangever, die zeer belastend over onder meer verdachte heeft verklaard, niet door de verdediging kon worden bevraagd. De omstandigheid dat de verdediging niet ten volle gebruik heeft kunnen maken van haar ondervragingsrecht staat er echter niet aan in de weg dat door deze getuige afgelegde verklaringen voor het bewijs kunnen worden gebezigd, mits is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6 EVRM. Uit rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) volgt dat het er daarbij om gaat dat de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces (“the overall fairness of the trial”). De rechter dient te beoordelen of een bewezenverklaring in beslissende mate op een door een getuige afgelegde verklaringen wordt gebaseerd in die zin dat die verklaringen daarvoor “the sole or decisive basis” zijn. Daarbij is er in bepaalde gevallen sprake van het wegnemen van de beslissendheid van verklaringen van een niet-ondervraagde getuige, met name als de verklaringen van die getuige voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarnaast komt betekenis toe aan de (compenserende) waarborgen voor de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing die in de nationale wettelijke regeling ter zake van – kort gezegd – het strafrechtelijk bewijsrecht besloten liggen, aldus het EHRM.
Uit de bewijsoverwegingen volgt dat de bewezenverklaringen niet geheel of in beslissende mate rusten op de verklaringen van aangever. Deze bewijsmiddelen bieden naar het oordeel van de rechtbank voldoende compensatie voor het niet kunnen ondervragen van aangever als getuige.
De rechtbank is van oordeel dat de procedure in zijn geheel eerlijk is verlopen en er geen sprake is van verklaringen van aangever die ‘sole or decisive’ zijn, waardoor artikel 6 EVRM niet wordt geschonden bij het gebruik van de verklaringen van aangever voor het bewijs van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank wijst het door de verdediging opnieuw gedane verzoek om aangever als getuige te horen af. De verklaring van aangever ten aanzien van de ten laste gelegde feiten 1 en 2 vindt voldoende steun in de bewijsmiddelen in het dossier en de rechtbank acht deze feiten dus bewezen. Het gebruik van de verklaringen van aangever leidt niet tot een schending van artikel 6 EVRM.
4.3.2.3 Conclusie ten aanzien van feit 1 en 2
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de woning van aangever is binnengegaan en zich aldaar schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal met (bedreiging met) geweld en afpersing in vereniging van aangever.
4.3.2.4 Vrijspraak ten aanzien van feit 3
De rechtbank kwalificeert de onder feit 1 en 2 bewezenverklaarde feitelijke handelingen niet als wederrechtelijke vrijheidsberoving. Voor een bewezenverklaring van dit feit is vereist dat het opzet van verdachte gericht is op de vrijheidsberoving. In de onderhavige zaak blijkt uit de bewijsmiddelen dat het opzet van verdachte gericht was op het op gewelddadige wijze overvallen en afpersen van aangever. Dat het opzet van verdachte eveneens gericht was op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever kan de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet vaststellen. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van feit 4 en 5
4.4
Vrijspraak feit 4 en 5
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging en wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever [slachtoffer] zoals ten laste gelegd onder feit 4 en 5. Het dossier geeft er blijk van dat er op 18 augustus 2023 een incident heeft plaatsgevonden aan de [adres 3] in Haarlem en dat verdachte hier mogelijk met anderen bij betrokken is geweest. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat dit incident heeft plaatsgevonden op de manier en door middel van de handelingen waarover aangever [slachtoffer] heeft verklaard en zoals die in de tenlastelegging zijn opgenomen. Het dossier bevat hiervoor onvoldoende bewijs dat ondersteunend is aan de verklaring van [slachtoffer] . Zo heeft [slachtoffer] tweemaal uitgebreid verklaard dat hij door middel van ducttape is vastgebonden en dat zijn mond is afgeplakt en dat het ducttape waarmee dit gebeurd is in de kamer is achtergebleven, nadat hij zichzelf had bevrijd. Toen de verbalisanten op dezelfde dag als het incident echter de kamer aan de [adres 3] betraden, troffen zij nergens ducttape aan. Enig ander bewijs dat voldoende steun biedt aan de verklaring van aangever en de ten laste gelegde handelingen, ontbreekt.
Gelet op dit oordeel van de rechtbank zal zij verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde onder feit 4 en 5 en behoeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever [slachtoffer] geen verdere bespreking.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
hij op 5 oktober 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 200 euro en een telefoon, toebehorende aan [aangever] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte, en zijn mededaders eenmaal of meermalen
- voornoemde [aangever] bij de keel hebben vastgepakt en vastgepakt gehouden in de vorm van een wurggreep en vervolgens het hoofd van voornoemde [aangever] tegen een prullenbak hebben geduwd en
- voornoemde [aangever] bij de haren hebben vastgepakt en
- een vuurwapen op voornoemde [aangever] hebben gericht en
- voornoemde [aangever] in het gezicht hebben geslagen en
- de handen en voeten van voornoemde [aangever] door middel van tie-wraps aan elkaar hebben vastgebonden;
ten aanzien van feit 2:
hij op 5 oktober 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van 4 bankpassen en bijbehorende pincodes, die aan voornoemde [aangever] , toebehoorden, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij en zijn mededaders eenmaal of meermalen
- voornoemde [aangever] bij de keel hebben vastgepakt en vastgepakt gehouden in de vorm van een wurggreep en vervolgens het hoofd van voornoemde [aangever] tegen een prullenbak hebben geduwd en
- voornoemde [aangever] bij de haren hebben vastgepakt en
- een vuurwapen op voornoemde [aangever] hebben gericht en
- voornoemde [aangever] dreigend hebben gevraagd zijn pincodes van zijn bankpassen aan verdachte en zijn mededaders af te staan en
- daarbij voornoemde [aangever] vervolgens in het gezicht hebben geslagen en
- de handen en voeten van voornoemde [aangever] door middel van tie-wraps aan elkaar hebben vastgebonden.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1
De strafeis van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, met aftrek van voorarrest. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat bij een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten bij het bepalen van de strafmaat er rekening mee wordt gehouden dat verdachte een ondergeschikte rol heeft gehad. De verdediging acht oplegging van de GVM niet noodzakelijk, omdat verdachte onder toezicht zal staan gedurende zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling, waarvan de duur verlengd kan worden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
Verdachte heeft zich op 5 oktober 2023 in vereniging schuldig gemaakt aan een gewapende woningoverval. Het slachtoffer in deze zaak betrof een transseksueel persoon die dacht in de nacht online een seksafspraak te hebben gemaakt. Het slachtoffer bevond zich gezien deze omstandigheden in een kwetsbare positie en verdachte heeft daar samen met de andere overvallers op grove wijze misbruik van gemaakt. Gedurende de woningoverval is geweld gebruikt tegen het slachtoffer door hem onder andere bij de keel vast te pakken en in een wurggreep te houden, een wapen op hem te richten, hem meermaals in het gezicht te slaan en zijn handen en voeten met tie-wraps aan elkaar vast te binden. Ook heeft verdachte gedurende deze gewelddadige overval samen met de andere overvallers op gewelddadige wijze de pinpassen en bijbehorende pincodes afgeperst van het slachtoffer.
Verdachte heeft door de door hem gepleegde strafbare feiten het slachtoffer in een beangstigende situatie gebracht op een plek waar hij zich veilig diende te voelen, namelijk in de woning waar hij op dat moment verbleef. Slachtoffers van dergelijke feiten ondervinden daarvan vaak nog lang de psychische gevolgen. Bovendien veroorzaken dergelijke feiten heftige gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank overweegt verder specifiek over het gedrag van verdachte dat hij blijkens de verklaring van het slachtoffer en zijn zus degene geweest die toen de deur door het slachtoffer werd geopend, hem bij de keel greep, in een wurggreep hield en het hoofd van het slachtoffer meermaals tegen de prullenbak duwde. De rechtbank had dan ook geen ondergeschikte rol, zoals door de verdediging is bepleit.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 14 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte zich in de afgelopen vijf jaren onder meer meermaals schuldig heeft gemaakt aan verschillende vermogens en geweldsdelicten. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee bij het bepalen van de op te leggen straf.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychologisch rapport van 22 maart 2024 dat is opgesteld omtrent de persoon van verdachte door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: NIFP). De psycholoog schrijft dat er zorgen zijn dat als het huidige gedrag van verdachte continueert, dit zich gaat ontwikkelen in een antisociale persoonlijkheidsstoornis en dat het erop lijkt dat het gedrag van verdachte zich steeds meer verhardt. Tot slot schrijft de psycholoog dat verwacht wordt dat toekomstige problemen rondom huisvesting en sociaal isolement voor stress kunnen zorgen, wat invloed zal hebben op het recidiverisico.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 19 januari 2024. De reclassering schat het recidiverisico bij verdachte hoog in. Zij adviseert om bij een veroordeling geen bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen, omdat zij op dit moment geen mogelijkheden zien tot gedragsverandering. Gezien de aard en ernst van de verdenking, verdachte zijn delict verleden en omdat verdachte heeft laten weten alleen op zijn voorwaarden mee te willen werken, adviseert de reclassering opleggen van een GVM. Verder schrijft de reclassering dat zij, mede gelet op het rapport van het NIFP, het creëren van een mogelijkheid om verdachte langdurig onder toezicht te stellen noodzakelijk acht om het recidiverisico in de toekomst terug te kunnen dringen, dan wel op een aanvaardbaar niveau te houden. Oplegging van een GVM biedt de mogelijkheid om te zijner tijd de risico’s te beoordelen en aan de hand van een risicotaxatie na te gaan of interventies in een drangkader noodzakelijk zijn.
8.3.3
Strafoplegging en oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jarenjaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren acht de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen en gelet op het feit dat zij tot een andere bewezenverklaring komt, te hoog.
De rechtbank is gelet op het rapport van de psycholoog, het advies van de reclassering en het strafblad van verdachte van oordeel dat het noodzakelijk is om aan verdachte de GVM op te leggen. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte onder toezicht te stellen, nadat hij de op te leggen gevangenisstraf heeft uitgezeten en in vrijheid is gesteld. Op die manier wordt het risico op herhaling van geweldsdelicten geminimaliseerd. De rechtbank constateert dat aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een GVM is voldaan. De rechtbank zal daarom gelet op het zojuist overwogene tevens een GVM als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van deze maatregel noodzakelijk voor de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.Beslag

Onder verdachte is een Huawei telefoon in beslag genomen. De rechtbank zal ten aanzien van dit inbeslaggenomen voorwerp gelasten dat deze dient te worden teruggegeven aan verdachte.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij

Ten aanzien van het ten laste gelegde feit 4 en 5 heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. [slachtoffer] vordert een bedrag van € 5.994,80 aan vergoeding van materiële schade. Ook vordert [slachtoffer] een bedrag van € 770,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank kan alleen een schadevergoeding toekennen als is bewezen dat verdachte de strafbare feiten heeft begaan die met de schade verband houden. Verdachte zal door de rechtbank worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten 4 en 5. Daarom wordt [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.

11.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 5 januari 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/309727-21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 24 februari 2022 van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden waarvan 1 (één) maand voorwaardelijk, met bevel dat het voorwaardelijk strafdeel niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
De rechtbank stelt dat op grond van het uittreksel justitiële documentatie van 14 januari 2025 vast dat het voorwaardelijke strafdeel van deze straf al ten uitvoer is gelegd. Gelet hierop wordt de officier van justitie, overeenkomstig het door haar en de verdediging ter zitting ingenomen standpunt, niet-ontvankelijk verklaard in deze vordering tot tenuitvoerlegging.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 38z, 55, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder
feit 3, 4 en 5ten laste gelegde
niet bewezenen
spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart
bewezendat verdachte het onder
feit 1 en 2ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 en 2:
Eendaadse samenloop van:
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekeringen in
voorlopige hechtenisis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf
in minderinggebracht zal worden.
Legt aan verdachte op
de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
1 STK Telefoon (Omschrijving: PL1300-ADRAA23110_787132, Huawei).
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mr. G. Oldekamp en mr. A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Zoetelief en L.J. van Zanten, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 januari 2025.
[...]
.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 18533718, p. ZD 1.
3.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023225521-2, p. ZD 29.
4.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 18533718, p. ZD 1.
5.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 18533718, p. ZD 2.
6.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 18533718, p. ZD 3.
7.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 18533718, p. ZD 2.
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2023225521, p. ZD 5 en een proces-verbaal van verhoor aangever, p. ZD 19.
9.Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2023225521, p. ZD 5.
10.Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2023225521, p. ZD 13 en p. ZD 15.
11.Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2023225521, p. ZD 5 en p. ZD 16 en een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2023225521, p. ZD 14.
12.Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2023225521, p. ZD 5.
13.Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2023225521, p. ZD 14.
14.Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2023225521, p. ZD 5.
15.Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2023225521, p. ZD 15.
16.Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2023225521, p. ZD 7 tot en met 10.
17.Een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, met nummer PL1300-2023225521-8, p. ZD 42.
18.Een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, met nummer PL1300-2023225521-8, p. ZD 43.
19.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 18561440, p. ZD 87 tot en met p. ZD 90.
20.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 18555367, p. ZD 93 tot en met p. ZD 97.
21.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 18546559, p. ZD 75 en p. ZD 78 tot en met p. ZD 83.
22.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 18546559, p. ZD 76.
23.De verklaring verdachte [medeverdachte 2] afgelegd bij de rechter-commissaris op 20 oktober 2023, p. 1 en 2.
24.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023225521, p. ZD 135.
25.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023225521, p. ZD 135 en ZD 136.
26.Een proces-verbaal wapenonderzoek met registratie 2023225521, p. ZD 123, p. ZD 124 en p. ZD 129.
27.Een proces-verbaal van verhoor verdachte met documentcode 18567450, p. PD 20.
28.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023225521, p. ZD 136.