ECLI:NL:RBAMS:2025:5761

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
13/102697-25 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 5 augustus 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het District Court in Ostrava, Tsjechië. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren op 23 januari 1999 in Tsjechië, die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 22 juli 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink. De officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, heeft de vordering tot overlevering ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon geen dagvaarding heeft ontvangen en dat er vragen waren over de betekening van de stukken. De raadsman heeft betoogd dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) moet worden geweigerd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de weigeringsgrond niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon op 18 juli 2020 in persoon is gedagvaard en op de hoogte was van de zittingsdatum.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van dubbele strafbaarheid. De opgeëiste persoon is beschuldigd van overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. Na beoordeling van de zaak heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn en dat de overlevering kan plaatsvinden. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/102697-25 (EAB II)
Datum uitspraak: 5 augustus 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 3 juni 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 februari 2024 door
the District Court in Ostrava, Tsjechië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Tsjechië) op 23 januari 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP adres] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 22 juli 2025, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, die waarneemt voor zijn kantoorgenoot mr. L.J. Woltring, beiden advocaat te Haarlem, en door een tolk in de Tsjechische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Tsjechische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van de
District Court in Ostravavan 13 augustus 2020
, file No 71 T 52/2020.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 280 dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De raadsman heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon heeft geen dagvaarding ontvangen, niet is aangegeven op welk adres of op welke wijze de betekening heeft plaatsgevonden en hij had geen toegevoegde advocaat.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 12 OLW geen beletsel vormt voor de overlevering.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat zich de omstandigheid van artikel 12, sub a, OLW heeft voorgedaan. In onderdeel d) van het EAB staat namelijk dat de opgeëiste persoon op 18 juli 2020 in persoon is gedagvaard en daarbij is geïnformeerd over de zittingsdatum en -plaats en dat er een beslissing in zijn afwezigheid kan worden genomen. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing. De enkele ontkenning van de opgeëiste persoon dat hij de dagvaarding heeft ontvangen, is onvoldoende om de juistheid van deze informatie in het EAB in twijfel te trekken.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.Overige verweren

De raadsman heeft aangevoerd dat de data en de nummers van de beslissingen in het EAB en in het A-formulier niet met elkaar overeenkomen terwijl dit eenduidig moet zijn. De raadsman heeft verzocht om hierover duidelijkheid te vragen.
De rechtbank verwerpt het betoog van de raadsman. Het EAB vormt de grondslag van de procedure. In de enkele omstandigheid dat de data en de nummers van de beslissingen in het A-formulier niet (geheel) overeenkomen met de data en nummers in het EAB ziet de rechtbank geen aanleiding om aanvullende informatie op te vragen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 8, 9 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Ostrava(Tsjechië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en D.L.S. Ceulen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 5 augustus 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.