7.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding van zijn vijfjarige kleindochter [benadeelde partij 1] , die aan zijn zorg was toevertrouwd. De aanranding heeft plaatsgevonden toen verdachte op zijn kleinkinderen paste. Door zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffertje geschonden. Verdachte is de opa van [benadeelde partij 1] , iemand die zij vertrouwde en waarmee zij leuke dingen deed. Dit vertrouwen is geschonden. Daarnaast heeft verdachte het vertrouwen dat de ouders van [benadeelde partij 1] in hem hadden op grove wijze geschaad.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 10 juni 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het Pro Justitia rapport van een verricht psychologisch onderzoek betreffende verdachte, verricht en opgemaakt op 4 maart 2025 door dr. J. Meijers en drs. S.A. Moonen, beiden GZ-psychoog.
Hierin valt het volgende te lezen.
“Betrokkene is lijdende aan een psychogeriatrische aandoening. Bij hem is sprake van een uitgebreide neurocognitieve stoornis, oftewel dementie. Het klinische beeld doet sterk denken aan frontotemporale dementie, met problemen in het gedrag, het geheugen en de executieve functies. Uit het beeldvormend onderzoek blijkt echter dat bij betrokkene waarschijnlijk andere neuropathologie ten grondslag ligt aan de vastgestelde (sociaal-) cognitieve stoornissen. Zo wordt overmatige atrofie (krimp van hersenweefsel door het afsterven van cellen) waargenomen in verschillende gebieden, zijn er ijzerneerslagen en lijkt er sprake van een chronische bloeding met laag volume met onbekende etiologie. De dementie gaat bij betrokkene gepaard met problemen in het opnemen en aanleren van nieuwe informatie, problemen met het controleren van (seksuele) impulsen, problemen op het gebied van probleemoplossende en adaptieve vermogens, en problemen op het gebied van het inschatten en beoordelen van sociale situaties.
Het is aannemelijk dat de psychogeriatrische aandoening reeds aanwezig was ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Informatie van derden wijst op een sluipend ontstaan van klachten (passend bij dementie) die in ieder geval terug te leiden zijn tot ongeveer twee jaar terug.”
De psychische stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt om betrokkene de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank volgt het advies en zal hiermee rekening houden bij de straftoemeting.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het aanvullend reclasseringsadvies van 16 juli 2025, waarbij de reclassering adviseert een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht in een forensisch zorgkader de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Verdachte heeft passende dementiezorg nodig. Dementie is een hersenaandoening waarbij het ziekteverloop progressief is. Er zal daarmee geen sprake kunnen zijn van een forensisch behandelkader dat zich richt op het verbeteren van het toestandsbeeld.
Tot slot heeft de rechtbank bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf ook rekening gehouden met de omstandigheid dat op 14 juli 2025 aan verdachte in de zaak met rekestnummer C13772095 FA RK 5112 een rechterlijke machtiging op grond van artikel 2.3, tweede lid, van de Wet forensische zorg (Wfz) is verleend. Deze rechterlijke machtiging is verleend voor de duur van zes maanden. Verdachte is in dat kader op 16 juli 2025 opgenomen in de [naam kliniek] , [adres kliniek] , met als doel observatie van het dagelijks functioneren van betrokkene, om vervolgens een vervolgplek te kunnen indiceren en te zoeken.
Gelet op voorgaande gaat de rechtbank er vanuit dat de ziekelijke stoornis zoals is vastgesteld door verschillende deskundigen, te weten dementie, op het moment van het gepleegde feit al sterk aanwezig was en dat deze een rol heeft gespeeld in het tenlastegelegde en bewezen geachte feit. Deze stoornis is echter niet zodanig dat het feit niet meer aan verdachte toerekenbaar is. De rechtbank zal het bewezen geachte in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf is. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en omdat het recidivegevaar is ondervangen nu verdachte is opgenomen in een kliniek, vindt de rechtbank het niet nodig en ook niet wenselijk om verdachte opnieuw naar de gevangenis te sturen. De rechtbank houdt er in de straftoemeting ook rekening mee dat zij minder bewezen acht dan de officier van justitie en vindt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden onder deze omstandigheden passend en geboden.