ECLI:NL:RBAMS:2025:572

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
13-324195-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel uit Denemarken met beroep op terugkeergarantie

Op 28 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank in Sønderborg, Denemarken. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1989, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en gedetineerd is in een penitentiaire inrichting. De officier van justitie had op 21 november 2024 verzocht om de behandeling van het EAB. Tijdens de zitting op 14 januari 2025 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.W. Szymkowiak. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

Het EAB vermeldt een uitspraak van 12 september 2024 van de rechtbank in Sønderborg, waarin de opgeëiste persoon in voorarrest in absentie is geplaatst. De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt om overlevering vanwege het vermoeden van illegale handel in verdovende middelen, een feit dat in Nederland als strafbaar feit is opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

De opgeëiste persoon heeft zich beroepen op de garantie van terugkeer naar Nederland na overlevering, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank heeft geoordeeld dat de garantie van de Deense autoriteiten voldoende is en dat de maatschappelijke re-integratie van de opgeëiste persoon beter in Nederland kan plaatsvinden. De rechtbank heeft daarom besloten om de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon zal worden overgeleverd aan de Deense autoriteiten voor het feit zoals omschreven in het EAB. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-324195-24
Datum uitspraak: 28 januari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 21 november 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 september 2024 door de Rechtbank in Sønderborg, Denemarken (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
UAH gedetineerd in [naam PI] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 januari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.W. Szymkowiak, advocaat in Maastricht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een uitspraak van 12 september 2024 van de rechtbank in Sønderborg, zaaksnr. K01-3786/2024,
waarbij [opgeëiste persoon] in voorarrest in absentie is geplaatst in overeenstemming met artikel 762, lid 1, nr. 1 en nr. 3 ex. artikel 764, lid 2 van het wetboek van strafvordering.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Deens recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Denemarken een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
Senior Legal Advisorbij
the Director of Public Prosecutionsheeft op 20 december 2024 de volgende garantie gegeven:
“Pursuant to Article 5(3) of Framework Decision of 13 June 2002 on the European arrest warrant and the surrender procedures between Member States, as amended by Council Framework Decision of 26 February 2009, and based on the Dutch authorities' request, the Danish Director of Public Prosecutions hereby guarantees that [opgeëiste persoon] , if surrendered to the Danish authorities, will be returned to the Netherlands to serve his sentence there, provided that following his surrender a prison sentence or other measure depriving him of his liberty will be imposed upon him and he requests such transfer.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank in Sønderborg, Denemarken, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en M.J.D. Hartman, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 28 januari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.