ECLI:NL:RBAMS:2025:5701

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
13-138997-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Duitsland met betrekking tot georganiseerde plofkraken

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 juli 2025 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Kassel in Duitsland. De vordering is ingediend door de officier van justitie op 23 mei 2025. De opgeëiste persoon, geboren in 1995 en met de Nederlandse nationaliteit, is niet verschenen op de zitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. W.B.O. van Soest. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De opgeëiste persoon wordt verdacht van betrokkenheid bij georganiseerde plofkraken in Duitsland, waarbij explosieven zijn gebruikt om geldautomaten op te blazen. De rechtbank oordeelt dat het EAB een genoegzame omschrijving bevat van de strafbare feiten en dat de betrokkenheid van de opgeëiste persoon voldoende duidelijk is. Het verweer van de raadsman dat het EAB niet genoegzaam is, wordt verworpen.

De rechtbank concludeert dat de overlevering kan plaatsvinden, aangezien de feiten die in het EAB zijn vermeld, zijn aangemerkt als lijstfeiten die in Nederland strafbaar zijn. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen beroep is gedaan op de terugkeergarantie, waardoor de overlevering niet afhankelijk is van deze garantie. De rechtbank staat de overlevering toe en verklaart dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-138997-25
Datum uitspraak: 31 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 23 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 maart 2025 door het
Amtsgericht Kassel,Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 17 juli 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. W.B.O. van Soest, advocaat in Rotterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel voor voorlopige hechtenis uitgevaardigd door het
Amtsgericht Kasselvan 4 maart 2025 met dossiernummer 1650 Js 24916/23 (dossiernr. GStA 7 ER 85/23).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Genoegzaamheid

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de overlevering te weigeren en heeft daartoe bepleit dat het EAB niet genoegzaam is. Uit onderdeel e) van het EAB blijkt onvoldoende op welke wijze de opgeëiste persoon concreet betrokken zou zijn geweest bij de strafbare feiten. De koppeling tussen de opgeëiste persoon en de verdenking ontbreekt.
Standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is het EAB genoegzaam. Uit de feitenomschrijving volgen de pleegplaats, pleegdatum en de rol van de opgeëiste persoon waardoor voldoende duidelijk is geworden voor welke strafbare feiten de overlevering wordt verzocht. Het specialiteitsbeginsel is daarmee ook gewaarborgd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen. In deze zaak is het volgende van belang.
Uit de feitenomschrijving onder e) van het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon ervan wordt verdacht dat hij deel uitmaakt van een zeer professionele georganiseerde Nederlandse plofkraakbende. Volgens de verdenking zou de opgeëiste persoon samen met anderen op 3 juni 2022 in Borken met behulp van explosieven een geldautomaat tot ontploffing hebben gebracht en hebben gepoogd om geld uit die geldautomaat weg te nemen. Daarnaast zou de opgeëiste persoon samen met anderen op 16 juni 2023 in Vellmar met behulp van explosieven een geldautomaat tot ontploffing hebben gebracht, waarbij een fors geldbedrag is weggenomen. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon ten aanzien van deze feiten als dader wordt aangemerkt.
Op grond van deze feitenomschrijving is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een genoegzame omschrijving van de strafbare feiten waarvan de opgeëiste persoon in Duitsland wordt verdacht en dat voldoende duidelijk is in welke mate de opgeëiste persoon bij deze feiten betrokken zou zijn geweest, te weten als dader. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op 10 juli 2025 is daarom door de
Staatsanwältin, Generalstaatsanwaltschaft Frankfurt am Mainten behoeve van de opgeëiste persoon een terugkeergarantie afgegeven. De opgeëiste persoon is niet op zitting verschenen. Daarnaast heeft de raadsman medegedeeld dat hij geen antwoord kan geven op de vraag of de opgeëiste persoon een beroep wenst te doen op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. Ook anderszins komt niet uit het dossier naar voren dat de opgeëiste persoon een beroep wenst te doen op voornoemde garantie. De rechtbank zal daarom artikel 6, eerste lid, OLW niet toepassen en de overlevering niet afhankelijk maken van de terugkeergarantie.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Kassel, Duitsland voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M. Westerman en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van M.L. Kole, griffier.
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 31 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.