ECLI:NL:RBAMS:2025:5605

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
15.292863.24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Mishandeling, vernieling, diefstal en heling door minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 juli 2025 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie tegen een minderjarige verdachte. De verdachte is beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, vernieling, poging tot diefstal van een fatbike, voltooide diefstal van een buddyseat en heling van vervoersmiddelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten en heeft hem een taakstraf opgelegd van 150 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen of niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld, waarbij de verdachte op verschillende data in 2024 en 2025 de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat er voldoende bewijs is voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van deskundigen en instanties, zoals de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming Regio Amsterdam. De rechtbank heeft besloten om geen jeugddetentie op te leggen, maar heeft wel bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummers: 15.292863.24 (zaak A), 13.254262.24 (zaak B), 13.121176.25 (zaak C) en 13.189389.25 (zaak D)
Datum uitspraak: 17 juli 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaken tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2008,
ingeschreven op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 3 juli 2025.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B, zaak C en zaak D aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.M. Pauwelussen en van wat verdachte en zijn raadsman mr. Z. Nahar naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door [medewerker Raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), [medewerker JBRA] namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA), de coach [coach] en de vader van verdachte naar voren is gebracht.
In zaak B is aanwezig de benadeelde partij [benadeelde partij 1] , bijgestaan door een tolk in de Engelse taal.

2.Tenlastelegging

Zaak A
Aan verdachte is, kort gezegd, ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
medeplegen van opzetheling van een of meerdere fatbikes en/of een (elektrische) bakfiets (merk Urban Arrow) op 10 februari 2024 te Lijnden.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Zaak B
Aan verdachte is, kort gezegd, ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
mishandeling van [benadeelde partij 1] door die [benadeelde partij 1] een of meerdere malen te slaan of schoppen op 25 mei 2024 te Amsterdam;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
medeplegen van vernieling van een fiets van [slachtoffer 1] op 25 mei 2024 te Amsterdam;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
poging tot diefstal van een fatbike op 25 mei 2024 te Amsterdam door middel van braak en/of verbreking, waarbij hij
  • aan het slot van die fatbike heeft gerommeld,
  • met een slijptol het slot van die fatbike heeft getracht te slijpen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage 2 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Zaak C
Aan verdachte is, kort gezegd, ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
medeplegen (opzet/schuld)heling van een bromfiets (merk Vespa kenteken [kenteken] ) op 14 april 2025 te Amsterdam;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
rijden zonder rijbewijs op 14 april 2025 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage 3 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Zaak D
Aan verdachte is, kort gezegd, ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
medeplegen van diefstal van een buddyseat (van een scooter) van [slachtoffer 2] op 20 juni 2025 te Amsterdam door middel van braak en/of verbreking.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage 4 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Zaak A
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de aan verdachte ten laste gelegde heling van de twee fatbikes en de elektrische bakfiets van het merk Urban Arrow.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat alleen de heling van de bakfiets (merk Urban Arrow) bewezen kan worden en niet de heling van de fatbikes.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van de verklaring van verdachte en overige bewijsmiddelen van oordeel dat de ten laste gelegde heling van de elektrische bakfiets (merk Urban Arrow) wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de heling van de fatbikes. Alleen de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat de in de opslagbox aangetroffen fatbikes “ook van hun” zijn, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van opzet- dan wel schuldheling van die fatbikes te komen.
Zaak B
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van dit ten laste gelegde feit. De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen, met de officier van justitie, van oordeel dat de ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van dit ten laste gelegde feit. De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen, met de officier van justitie, van oordeel dat de ten laste gelegde medeplegen van de vernieling wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van dit ten laste gelegde feit. De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen, met de officier van justitie, van oordeel dat de ten laste gelegde poging tot diefstal van de fatbike wettig en overtuigend is bewezen.
Zaak C
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het aan verdachte ten laste gelegde medeplegen van heling van de bromfiets.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de heling. Verdachte had eerst het kenteken gecontroleerd en opgezocht of de scooter als gestolen geregistreerd stond. Dit bleek niet het geval te zijn. Verdachte heeft daarmee aan zijn onderzoeksplicht voldaan. De raadsman is van mening dat de opzet of bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans op de heling hierdoor ontbreekt.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat de ten laste gelegde schuldheling wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank is van oordeel dat de verdachten door het ontbreken van het contactslot minst genomen redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De rechtbank gaat niet mee met de verklaring van verdachte dat hij, door het controleren van het kenteken ervan uit mocht gaan dat de scooter niet gestolen was, waardoor van heling geen sprake kan zijn. Een zoekactie op het internet biedt immers geen uitsluitsel dat sprake is van een gestolen voertuig.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van dit ten laste gelegde feit. De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen, met de officier van justitie, van oordeel dat de ten laste gelegde rijden zonder rijbewijs wettig en overtuigend is bewezen.
Zaak D
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van dit ten laste gelegde feit. De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen, met de officier van justitie, van oordeel dat de ten laste gelegde diefstal van de buddyseat in vereniging wettig en overtuigend is bewezen.

5.Bewezenverklaring

Zaak A
De rechtbank acht op grond van de in vervatte bewijsmiddelen bewezen dat
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
hij op 10 februari 2024 te Lijnden, tezamen en in vereniging met anderen, een (elektrische) bakfiets (merk Urban Arrow) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Zaak B
De rechtbank acht op grond van de in vervatte bewijsmiddelen bewezen dat
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
hij op 25 mei 2024 te Amsterdam [benadeelde partij 1] heeft mishandeld door die [benadeelde partij 1] te slaan en te schoppen;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
hij op 25 mei 2024 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
hij op 25 mei 2024 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een fatbike die aan een onbekend gebleven persoon toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van verbreking,
- aan het slot van die fatbike heeft gerommeld,
- met een slijptol het slot van die fatbike heeft getracht door te slijpen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak C
De rechtbank acht op grond van de in vervatte bewijsmiddelen bewezen dat
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
hij op 14 april 2025 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een bromfiets (merk Vespa, kenteken [kenteken] ), voorhanden heeft gehad terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het
voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
hij op 14 april 2025 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets) heeft gereden op de weg, te weten het [straatnaam] , zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van
motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Zaak D
De rechtbank acht op grond van de in vervatte bewijsmiddelen bewezen dat
hij op 20 juni 2025 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, een buddyseat (van een scooter), die aan [slachtoffer 2] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen buddyseat onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie eist een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad geadviseerd. Ook verzoekt de officier van justitie om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden. Tot slot eist de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 100 uren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt een taakstraf op te leggen voor de duur van 120 uren, met eventueel nog een voorwaardelijk gedeelte, met een proeftijd van 1 jaar. De raadsman verzoekt om geen avondklok en ook geen elektronische controle als bijzondere voorwaarden op te leggen. Tot slot verzoekt de raadsman de bijzondere voorwaarden in te laten gaan vanaf het moment dat de verdachte terug is van zijn vakantie op 18 augustus 2025.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf laat de rechtbank zich leiden door de persoon van de verdachte zoals die naar voren komt in nagenoemde rapportages en wat de deskundigen ter zitting hebben verklaard, alsmede de ernst van het bewezen geachte en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op verschillende momenten schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling, een vernieling, een poging tot diefstal van een fatbike, een voltooide diefstal van een buddyseat en tweemaal aan heling, telkens van een vervoersmiddel. Ten aanzien van de mishandeling heeft verdachte met zijn handelen op een grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde partij 1] . Toen [benadeelde partij 1] wilde tegengaan dat verdachte een fatbike zou stelen, heeft verdachte [benadeelde partij 1] geslagen en geschopt. Dergelijke feiten zorgen voor angst en onveiligheid, in de eerste plaats voor het slachtoffer, maar ook voor de samenleving als geheel. Voor de heling, de vernieling en de (poging tot) diefstal geldt dat dit zeer hinderlijke feiten zijn. Verdachte heeft zich op geen enkel moment bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. Verdachte heeft door het plegen van deze feiten voor veel overlast en schade gezorgd.
Persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 21 juni 2025 waaruit blijkt dat verdachte eerder een geldboete opgelegd heeft gekregen voor het rijden zonder rijbewijs.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de rapportages die over de verdachte zijn opgesteld, waaronder:
  • een Pro Justitia rapportage van 5 maart 2025, opgemaakt door [GZ psycholoog] , GZ psycholoog,
  • een rapport van de Raad van 1 juli 2025.
Uit het rapport van de
psycholoogblijkt dat er bij verdachte geen sprake is van een psychische stoornis en/of verstandelijke handicap. De psycholoog verwacht dat de omgang met problematische jongeren en de mogelijke sociale beïnvloeding van invloed kunnen zijn op het gedrag van verdachte. Ook de overlast en regelmatige incidenten in de woonomgeving kunnen een rol spelen. De psycholoog vindt het gunstig dat de ouders emotioneel betrokken zijn, voldoende toezicht houden en een pedagogisch adequate indruk maken. De psycholoog adviseert het ten laste gelegde volledig aan verdachte toe te rekenen. Daarnaast adviseert de psycholoog om continuering van de begeleiding door de jeugdreclassering, aangezien dit in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Deze begeleiding kan gericht worden op pro-sociale contacten en vrijetijdsbesteding.
De
Raadadviseert een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf en daarnaast een deels voorwaardelijke jeugddetentie. De Raad adviseert om als bijzondere voorwaarden onder meer elektronische monitoring en een avondklok op te leggen. Ook adviseert de Raad dat verdachte mee moet werken aan hulpverlening vanuit ETTA coaching en aan gespecialiseerde intensieve hulpverlening van Inforsa of een vergelijkbare instantie.
JBRAsluit zich aan bij het advies van de Raad. JBRA adviseert de bijzondere voorwaarden pas in te laten gaan vanaf het moment dat verdachte terug is van vakantie.
De
coachmerkt op dat verdachte tot inkeer is gekomen sinds de laatste keer dat hij vast kwam te zitten. Verdachte moet leren om ‘nee’ te zeggen en moet omgaan met andere jongens.
De
vaderkan zich vinden in de door de Raad geadviseerde voorwaarden en onderschrijft dat zijn zoon gebaat is bij hulpverlening. De vader kan zich niet vinden in de avondklok.
Werkstraf
De
rechtbankacht een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 150 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, passend en geboden. Anders dan door de officier van justitie is geëist, zal de rechtbank geen jeugddetentie opleggen omdat zij dit, gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten en omdat verdachte niet eerder veroordeeld is voor een misdrijf, niet passend vindt. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank acht continuering van de begeleiding en een behandeling bij Inforsa van belang, zodat verdachte kan leren om weerstand te bieden en andere beslissingen te nemen. Ook acht de rechtbank een avondklok, elektronische monitoring en een locatieverbod belangrijk. Verdachte is de afgelopen periode meerdere keren met politie en justitie in aanraking gekomen en uit de adviezen blijkt dat verdachte het beter doet als hij structuur ervaart binnen een strak kader.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich door de mishandeling schuldig gemaakt aan een misdrijf die gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Gelet hierop en het feit dat verdachte zich meermaals niet aan zijn schorsende voorwaarden heeft gehouden, en om het risico op herhaling laag te houden, dient zo spoedig mogelijk invulling te worden gegeven aan de geadviseerde voorwaarden. Verdachte is van 10 juli 2025 tot en met 17 augustus 2025 met zijn familie op vakantie in het buitenland. De rechtbank bepaalt dat de schorsingsvoorwaarden die zien op de avondklok, het elektronisch toezicht en het locatieverbod pas ingaan vanaf het moment dat de verdachte terug is van vakantie, uiterlijk op 18 augustus 2025. In beginsel kan het elektronisch toezicht op die datum worden aangesloten. Indien de verdachte eerder dan 18 augustus 2025 terug is van vakantie, wordt van hem verwacht dat hij direct contact opneemt met de Jeugdbescherming Regio Amsterdam zodat de enkelband eerder kan worden aangesloten. In dat geval gelden de schorsingsvoorwaarden vanaf dat moment, telkens voor respectievelijk drie of zes maanden.

10.De benadeelde partijen

Zaak B
[benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 300,- aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onderbouwing van het materiële gedeelte van de vordering onvoldoende is. Voor dat gedeelte van de vordering dient de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie vindt het immateriële gedeelte van de vordering een redelijk bedrag dat goed is onderbouwd en verzoekt dit bedrag toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt primair om afwijzing van de gevorderde materiële kosten. Er is bij de vordering geen rekening gehouden met de afschrijving en actuele waarde van de telefoon en daarnaast ontbreekt nadere specificatie van de schade of een reparatiefactuur. Subsidiair verzoekt de raadsman om matiging van de hoogte van de gevorderde materiële kosten. De raadsman vindt een bedrag van maximaal € 100,- tot € 150,- redelijk. De raadsman verzoekt tevens om het gevorderde bedrag aan immateriële schade te matigen omdat een onderbouwing met medische stukken ontbreekt en omdat in de rechtspraak doorgaans lagere bedragen worden toegekend.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat [benadeelde partij 1] door het in zaak B onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Verdachte heeft [benadeelde partij 1] mishandeld door hem te slaan en te schoppen. Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b BW heeft de benadeelde partij, omdat hij door het bewezenverklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen, recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade.
De hoogte van de vordering is betwist, althans verzocht is om matiging. Op grond van de door benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, acht de rechtbank een bedrag van € 800,- aan immateriële schade billijk en toewijsbaar. Ook de schade aan de telefoon vloeit rechtstreeks voort uit het bewezenverklaarde feit. Gelet op de aankoopdatum van de telefoon, rekening houdend met afschrijving, vindt de rechtbank dat een bedrag van € 150,- toewijsbaar is.
De rechtbank zal de vordering van [benadeelde partij 1] daarom tot een bedrag van € 950,- toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade, te weten 25 mei 2024.
In het belang van [benadeelde partij 1] wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal de rechtbank de maximale duur van de gijzeling bepalen op 0 dagen.
De rechtbank verklaart benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Zaak C
[benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert € 900,- aan materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet onderbouwd is. Bovendien is er geen causaal verband tussen de schade aan de scooter en het handelen van verdachte. De officier stelt zich op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen. De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken moet worden van het in zaak C ten laste gelegde feit, waardoor er geen causaal verband is tussen de schade en het handelen van verdachte. Mocht de rechtbank tot een veroordeling van het feit komen, dan stelt de raadsman zich op het standpunt dat de vordering onvoldoende onderbouwd is.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Het gevorderde bedrag is niet onderbouwd met stukken en ook uit de aangifte valt geen nadere onderbouwing ten aanzien van de geleden schade op te maken. [benadeelde partij 2] kan zijn vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300, 311, 350, 416, 417bis van het Wetboek van strafrecht en artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994.

12.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A, zaak B, zaak C en zaak D ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Zaak A
medeplegen van opzetheling
Zaak B
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
mishandeling
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Zaak C
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
schuldheling
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
overtreding van artikel 107, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Zaak D
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een werkstraf van
150 uren.
Beveelt dat, als de verdachte de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
75 dagen.
Beveelt dat een gedeelte, groot
50 uren, van deze werkstraf
nietten uitvoer zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt de proeftijd vast op 2 jaren onder de
algemenevoorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de
bijzonderevoorwaarden dat de veroordeelde:
- naar school en stage gaat volgens rooster;
- een positieve vrijetijdsbesteding heeft;
- meewerkt aan hulpverlening van ETTA coaching (zolang de Jeugdbescherming dit nodig acht);
- meewerkt aan gespecialiseerde intensieve hulpverlening van Inforsa of een vergelijkbare instantie;
- zich houdt aan een avondklok van 19:00 uur tot 07:00 uur (waarbij rekening wordt gehouden met eventuele vrijetijdsbesteding zoals een baantje of sport) voor de duur van 3 maanden, van uiterlijk 18 augustus 2025 tot uiterlijk 18 november 2025;
- meewerkt aan een elektronische monitoring (EC) voor de duur van 3 maanden, van uiterlijk 18 augustus 2025 tot uiterlijk 18 november 2025;
- zich aan een locatieverbod houdt voor [locatie] voor de duur van 6 maanden, van uiterlijk 18 augustus 2025 tot uiterlijk 18 februari 2026;
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming Regio Amsterdam opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
De minderjarige is daarbij van rechtswege verplicht zijn medewerking te verlenen aan het vaststellen van zijn identiteit en aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Beveelt dat de gestelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling van € 950,- (zegge negenhonderdvijftig euro) voor de materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 25 mei 2024, tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor het overige niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van
[benadeelde partij 1]ter hoogte van € 950,- (zegge negenhonderdvijftig euro).
Voormeld bedrag bestaat uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 25 mei 2024, tot aan de dag van algehele voldoening.
Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover veroordeelde heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W.B. Snijders Blok, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. K. Oldekamp-Bakker en K.M. van Hassel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Elsman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juli 2025.
[…]