ECLI:NL:RBAMS:2025:5563

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
11608088 \ CV EXPL 25-4767
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling wettelijk cursusgeld door onderwijsinstelling met toetsing van oneerlijke bedingen

In deze zaak vordert de Stichting Talland College betaling van wettelijk cursusgeld van € 651,73 van de gedaagde, die zich had ingeschreven voor de opleiding VAVO HAVO economie en maatschappij. De gedaagde heeft de factuur niet betaald en voert verweer door te stellen dat de detacherende school verantwoordelijk is voor de betaling. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde verantwoordelijk is voor de betaling, omdat hij niet heeft gereageerd op de factuur en herinneringen. De kantonrechter toetst ambtshalve of de overeenkomst voldoet aan de consumentenrechtelijke eisen en oordeelt dat een beding over incassokosten oneerlijk is. De vordering tot betaling van het cursusgeld wordt toegewezen, evenals de wettelijke rente, maar de gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van € 823,38.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11608088 \ CV EXPL 25-4767
Vonnis van 22 juli 2025
in de zaak van
STICHTING TALLAND COLLEGE,
gevestigd te Alkmaar,
eisende partij,
hierna te noemen: Talland College,
gemachtigde: L.C.J. Huting,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 maart 2025, met producties
- de conclusie van antwoord, met een productie
- de conclusie van repliek, met een productie.
1.2.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de conclusie van repliek te reageren (dupliek).
1.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft zich ingeschreven bij Talland College voor de opleiding VAVO HAVO economie en maatschappij (hierna: de opleiding) met ingang van 1 augustus 2024.
2.2.
Talland College heeft op 19 september 2024 een factuur gestuurd aan [gedaagde] voor het wettelijk cursusgeld Havo 2024-2025 voor een bedrag van € 651,73, met vervaldatum 19 oktober 2024. [gedaagde] heeft dit bedrag niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Talland College vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 651,73, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Talland College legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] het wettelijk cursusgeld van € 621,73 moet betalen vanwege het volgen van de opleiding. Omdat [gedaagde] dit bedrag niet heeft betaald, ook niet nadat hij daartoe is aangemaand, moet hij ook de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten betalen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij is van mening dat de kosten niet door hem betaald hoeven worden, omdat de school waaraan hij was uitbesteed verantwoordelijk is voor de betaling. Op de website van Talland College stond namelijk dat de detacherende school het school- en boekengeld krijgt en dit betaalt aan het VAVO. [gedaagde] ging er daarom van uit dat hij zelf geen actie hoefde te ondernemen voor de betaling. Pas na verder onderzoek bleek dat [gedaagde] een formulier moest invullen en opsturen aan DUO om de betaling te regelen. Dit was door onduidelijke communicatie niet eerder bij [gedaagde] bekend. Hij verzoekt daarom de vordering af te wijzen en hem de kans te geven het oorspronkelijke bedrag alsnog te laten betalen via DUO, zonder extra kosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ambtshalve toetsing
4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat de overeenkomst waarop Talland College zich beroept, is gesloten met een consument. Dat betekent dat de kantonrechter uit eigen beweging (ambtshalve) moet toetsen of is voldaan aan het Europese en Nederlandse consumentenrecht.
4.2.
Talland College is een onderwijsinstelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs (Web). In de Web is vastgelegd aan welke (informatie)verplichtingen de onderwijsinstelling moet voldoen, zodat de bepalingen van Boek 6, Titel 5 afdeling 2b (de informatieverplichtingen) niet op deze overeenkomst van toepassing zijn.
4.3.
Talland College heeft nadere regels vastgelegd in het Financieel Reglement VAVO (hierna: het reglement). De kantonrechter constateert dat in het reglement bedingen staan die bedoeld zijn om in meerdere overeenkomsten te worden opgenomen. Dit betekent dat de kantonrechter moet beoordelen of de bedingen, voor zover deze relevant zijn voor de vordering, oneerlijk zijn op grond van Richtlijn 93/13 EG (Richtlijn oneerlijke bedingen, hierna: de richtlijn). Oneerlijke bepalingen moet de rechter ambtshalve vernietigen.
4.4.
In deze zaak is artikel 10 van het reglement relevant. Deze luidt, voor zover hier van belang:
’10. Sancties in geval van niet betalen
Indien je niet tijdig betaald volgt er een betalingsherinnering en na twee weken zal je nogmaals worden aangemaand. Wanneer na het versturen van een aanmaning de factuur niet binnen de gestelde termijn is betaald, dan heeft het Salland college de volgende sanctie mogelijkheden:
 Het uit handen geven van de vordering aan een incassobureau. De hieruit voortvloeiende kosten komen geheel voor rekening van de betalingsplichtige, waarbij de vordering vermeerderd wordt met de wettelijke rente te rekenen vanaf de vervaldatum van de factuur. (…)’
4.5.
Het beding bestaat uit een bepaling met betrekking tot incassokosten en een bepaling met betrekking tot rente. Omdat deze bepalingen geen zodanig verband met elkaar hebben dat zij niet van elkaar kunnen worden gescheiden zonder de inhoud van het gehele beding te herzien, worden ze afzonderlijk getoetst.
4.6.
Bij de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding gaat het erom of dat beding, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort (artikel 3 lid 1 van de richtlijn).
4.7.
Het beding verwijst niet naar de wettelijke bepalingen omtrent incassokosten en specificeert niet nader hoe hoog de kosten zijn die in rekening zullen worden gebracht; ook wordt er geen maximum aan verbonden. Talland College stelt weliswaar dat haar gemachtigde zich als deurwaarder dient te houden aan de wettelijk vastgestelde tarieven, maar dat volgt niet uit het beding. Daarin staat immers dat de kosten voor het inschakelen van een incassobureau geheel voor rekening van de consument komen. Op grond van het beding zou de consument dan ook belast kunnen worden met hoge kosten, die normaal gesproken niet voor zijn rekening horen te komen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat met het beding het evenwicht ten nadele van de consument onevenredig wordt verstoord. Daarmee wordt het beding als oneerlijk beoordeeld en is de consument daaraan niet gebonden. Het gevolg hiervan is dat Talland College hier geen beroep op kan doen, maar ook geen aanspraak kan maken op aanvullend recht dat zonder het beding van toepassing zou zijn. In Europese rechtspraak is namelijk bepaald dat als een beding als oneerlijk wordt aangemerkt, een verkoper geen aanspraak kan maken op de wettelijke schadevergoeding waarin is voorzien in een nationale bepaling van aanvullend recht die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest. [1]
4.8.
Wat betreft de rente wordt er verwezen naar de wet. Dit deel van het beding wordt als niet oneerlijk beoordeeld.
Beoordeling vordering
4.9.
[gedaagde] wil dat de vordering afgewezen wordt, omdat hem door onduidelijke communicatie niet duidelijk was dat hij een formulier moest opsturen naar DUO om de betaling van het cursusgeld te laten verlopen via de detacherende school. Maar uit de door Talland College overgelegde registratie van de aanmelding blijkt dat [gedaagde] bij zijn aanmelding op de vraag of hij wordt overgedragen vanuit zijn vorige school ‘nee’ heeft geantwoord. Bovendien stelt Talland College dat de regeling waarbij de reguliere school betaalt voor een uitbestede student, niet gold voor het schooljaar 2024-2025. Omdat [gedaagde] het voorgaande niet heeft betwist, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van deze stellingen. Dit betekent dat [gedaagde] verantwoordelijk was voor de betaling van het cursusgeld van de opleiding.
4.10.
Daar komt bij dat de eerste factuur van 19 september 2024 is. Als [gedaagde] van mening was dat er iets mis was gegaan bij de facturatie, had het op zijn weg gelegen om daarover contact op te nemen met Talland College. Uit niets blijkt dat hij dit heeft gedaan. [gedaagde] heeft evenmin gereageerd op de twee herinneringen die op 5 november 2024 en 17 december 2024 aan hem gestuurd zijn.
4.11.
Dat [gedaagde] te weinig reiskostenvergoeding heeft ontvangen en dat het daardoor voor hem financieel lastiger is geworden, is erg vervelend voor hem maar staat los van zijn verplichting om het cursusgeld te betalen.
4.12.
[gedaagde] betwist niet dat hij ingeschreven stond voor de opleiding. Verder is onderbouwd gesteld dat de hoogte van het cursusgeld is gebaseerd op de Les- en cursusgeldwet. Daarom zal de kantonrechter de vordering tot betaling van het cursusgeld van € 651,73 toewijzen.
Wettelijke rente
4.13.
Omdat [gedaagde] het cursusgeld niet op tijd heeft betaald, moet hij ook de wettelijke rente over dit bedrag betalen. Deze vordering zal daarom worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.14.
Zoals hiervoor onder 4.7. is overwogen, is het beding met betrekking tot de incassokosten oneerlijk en kan Talland College niet terugvallen op de wettelijke regeling. Alleen door op deze wijze afschrikkend, evenredig en doeltreffend te sanctioneren, wordt de beoogde doelstelling van de gemeenschapswetgever bereikt en verdwijnen oneerlijke bedingen uit overeenkomsten met consumenten. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn dus niet toewijsbaar.
Proceskosten
4.15.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Talland College worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,88
- griffierecht
340,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
823,38

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Talland College te betalen:
5.1.1.
een bedrag van € 651,73, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover, met ingang van 4 maart 2025, tot de dag van volledige betaling,
5.1.2.
een bedrag van € 15,14 aan wettelijke rente, berekend tot 4 maart 2025,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 823,38, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2025 in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D.C. Vink.
57327

Voetnoten

1.Zie de arresten van het Europese Hof van Justitie van 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia) en 8 december 2022, ECLI:EU:C:2022:971 (Gupfinger).