ECLI:NL:RBAMS:2025:5506

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
C/13/766842 / HA ZA 25-887
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in geschil tussen energieleverancier en groothandel over leveringsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in een incident over de bevoegdheid van de rechtbank om kennis te nemen van een vordering van Qwint B.V. tegen Prisma Kozijnen B.V. Qwint, een energieleverancier, heeft facturen voor de levering van elektriciteit en gas aan Prisma, een groothandel in bouwmaterialen, ingediend. Prisma heeft deze facturen onbetaald gelaten en vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, omdat zij het geschil volgens de algemene voorwaarden aan de Geschillencommissie Energie wil voorleggen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn, maar dat deze niet de bevoegdheid van de rechtbank uitsluiten. Artikel 18 van de algemene voorwaarden biedt Qwint de mogelijkheid om het geschil aan de rechter voor te leggen, en er is geen sprake van een geldige overeenkomst tot arbitrage die de rechter uitsluit. De rechtbank heeft geconcludeerd dat zij bevoegd is om van het geschil kennis te nemen en heeft Prisma in de proceskosten veroordeeld.

De beslissing houdt in dat Prisma de kosten van het incident moet betalen en dat de zaak op 30 juli 2025 opnieuw op de rol komt voor beraad over de mondelinge behandeling in de hoofdzaak. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/766842 / HA ZA 25-887
Vonnis in incident van 23 juli 2025
in de zaak van
QWINT B.V.,
te Hengelo,
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: Qwint,
advocaat: mr. D. Plana,
tegen
PRISMA KOZIJNEN B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: Prisma,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 maart 2025, met producties,
- de conclusie van antwoord, tevens akte onbevoegdheid,
- de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident, met één productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten voor zover van belang in het incident

2.1.
Qwint is een energieleverancier. Prisma exploiteert een groothandel in bouwmaterialen.
2.2.
Tussen partijen is een leveringsovereenkomst tot stand gekomen op grond waarvan Qwint elektriciteit en gas heeft geleverd aan Prisma. Op de overeenkomst zijn de Algemene voorwaarden voor de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers 2018 (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing verklaard.
2.3.
In de algemene voorwaarden staat:
Artikel 18. Heeft u een klacht?
(…)
18.2
Bent u het er niet mee eens hoe wij uw klacht hebben opgelost? Leg dan binnen twaalf maanden nadat u uw klacht bij ons indiende, uw klacht voor aan de Geschillencommissie Energie (…). U mag ook naar de rechter.(…)
18.5
Als wij dat nodig vinden, mogen wij ook naar de Geschillencommissie Energie of naar de rechter gaan. Als wij ervoor kiezen om naar de Geschillencommissie Energie te gaan, informeren wij u schriftelijk of digitaal. Hierbij vragen wij u of u het ermee eens bent dat ons verschil van mening door de Geschillencommissie Energie wordt beoordeeld. Ook vragen wij u dan om de klacht voor te leggen bij de Geschillencommissie Energie. Als u het er niet mee eens bent of als u niet binnen vijf weken heeft gereageerd, dan kunnen wij alsnog naar de rechter.’
2.4.
Qwint heeft facturen gestuurd voor het leveren van elektriciteit en gas aan Prisma. Prisma heeft deze facturen voor € 93.888,03 onbetaald gelaten. In de hoofdzaak vordert Qwint betaling van deze facturen, de wettelijke handelsrente daarover en buitengerechtelijke incassokosten.

3.Het geschil in het incident en de beoordeling

3.1.
Prisma vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vordering van Qwint kennis te nemen, met veroordeling van Qwint in de proceskosten. Prisma stelt daartoe dat zij het geschil op grond van artikel 18 van de leveringsvoorwaarden aan de Geschillencommissie Energie (hierna: de geschillencommissie) wenst voor te leggen. Volgens Qwint is de rechtbank bevoegd van haar vordering kennis te nemen en volgt het tegendeel niet uit artikel 18 van de algemene voorwaarden.
3.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Niet in geschil is dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen. Het bepaalde in artikel 18 van deze voorwaarden maakt evenwel niet dat de rechtbank onbevoegd is van de vordering van Qwint kennis te nemen. Van een geldige overeenkomst tot arbitrage die de bevoegdheid van de rechter uitsluit, zoals bedoeld in artikel 1022 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), is geen sprake.
3.3.
Bovendien staat in artikel 18 lid 5 van de algemene voorwaarden dat Qwint een geschil kan voorleggen aan de geschillencommissie – als de wederpartij daarmee instemt –
ofaan de rechter, zie 2.3. Deze bepaling bevat dus een regeling op grond waarvan Qwint de keuze heeft om een geschil voor te leggen aan de geschillencommissie of aan de overheidsrechter. Artikel 18 bepaalt dus niet dat de geschillencommissie exclusief bevoegd is om kennis te nemen van een geschil tussen partijen.
3.4.
Omdat Qwint ervoor heeft gekozen om haar vordering voor te leggen aan deze rechtbank, heeft zij geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om het geschil aan de geschillencommissie voor te leggen. Prisma kan op grond van artikel 18 lid 5 van de algemene voorwaarden niet afdwingen dat het geschil (alsnog) door de geschillencommissie wordt behandeld.
3.5.
De situatie zoals opgenomen in artikel 18 lid 2 van de algemene voorwaarden – waarbij Prisma een klacht die Qwint niet naar haar tevredenheid heeft opgelost, mag voorleggen aan de geschillencommissie of aan de rechter – doet zich hier niet voor.
3.6.
De conclusie van het voorgaande is dat de rechtbank bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. Omdat Prisma in dit incident in het ongelijk wordt gesteld, zal zij in de proceskosten aan de zijde van Qwint worden veroordeeld. De proceskosten van Qwint worden begroot op € 614 (1 punt × tarief II) aan salaris advocaat en € 178 aan nakosten.
3.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af;
4.2.
veroordeelt Prisma in het kosten van het incident van € 614 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 178 plus de kosten van betekening als Prisma niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
4.4.
de zaak zal naar de rol van woensdag 30 juli 2025 worden verwezen voor beraad omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling in de hoofdzaak;
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe, rechter, bijgestaan door mr. A. Chu, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.