Op 27 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 november 2024 is overleden. De officier van justitie, mr. B.A. Nijs, had de rechtbank verzocht om de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte te verklaren, gezien het overlijden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat, volgens artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, het recht tot strafvordering vervalt bij de dood van de verdachte. Hierdoor heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging.
Daarnaast was er een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [slachtoffer]. Gezien de beslissing om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren, heeft de rechtbank ook de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. De rechtbank heeft deze beslissingen genomen in het kader van de rechtsgang en de geldende wetgeving, waarbij de rechten van de betrokken partijen zijn gewaarborgd. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 juni 2025.