ECLI:NL:RBAMS:2025:5477

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
1309799718
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging na overlijden verdachte

Op 27 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 november 2024 is overleden. De officier van justitie, mr. B.A. Nijs, had de rechtbank verzocht om de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte te verklaren, gezien het overlijden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat, volgens artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, het recht tot strafvordering vervalt bij de dood van de verdachte. Hierdoor heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging.

Daarnaast was er een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [slachtoffer]. Gezien de beslissing om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren, heeft de rechtbank ook de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. De rechtbank heeft deze beslissingen genomen in het kader van de rechtsgang en de geldende wetgeving, waarbij de rechten van de betrokken partijen zijn gewaarborgd. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 juni 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/097997-18
Datum uitspraak: 27 juni 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B.A. Nijs, en van wat de raadsman, mr. M.M.J. Nuijten, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
primair:
hij op of omstreeks 18 mei 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [straatnaam] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- ( meermalen) (met gebalde vuist) stompen/slaan tegen het hoofd en/of het lichaam van deze [slachtoffer] , en/of
- ( meermalen) trappen/schoppen tegen het hoofd en/of het lichaam van deze [slachtoffer] ;
subsidiair:
hij op of omstreeks 18 mei 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door deze [slachtoffer]
- ( meermalen) (met gebalde vuist) te stompen/slaan tegen zijn hoofd en/of lichaam, en/of
- ( meermalen)te trappen/schoppen tegen zijn hoofd en/of lichaam.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte, nu verdachte is overleden.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het dossier blijkt dat verdachte op 10 november 2024 is overleden. Ingevolge artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht is het recht tot strafvordering door de dood van verdachte vervallen. Gelet hierop zal de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging van verdachte.

4.Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] wordt, gelet op het overwogene onder 3, in zijn vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond hiervan tot de volgende beslissing.
Verklaart de
officier van justitie niet-ontvankelijkin de vervolging van verdachte.
Verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Gabel, voorzitter,
mrs. B. Vogel en K.A. Brunner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.L.M. Meulman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juni 2025.