ECLI:NL:RBAMS:2025:5389

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
771644
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming omgangsregeling en vervangende toestemming voor vakantie met minderjarigen

In deze zaak heeft de man, eiser, een kort geding aangespannen tegen de vrouw, gedaagde, met als doel de nakoming van de zorgregeling voor hun minderjarige kinderen en vervangende toestemming voor een vakantie naar Spanje. De procedure vond plaats op 16 juli 2025, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De man heeft de dagvaarding toegelicht en de vrouw heeft verweer gevoerd. De voorzieningenrechter heeft op 18 juli 2025 uitspraak gedaan. De man vorderde onder andere dat de vrouw onvoorwaardelijk de zorgregeling voor hun dochter [minderjarige 2] zou nakomen en dat hij vervangende toestemming zou krijgen voor een vakantie met de kinderen van 3 tot en met 24 augustus 2025. De vrouw heeft verweer gevoerd en stelde dat er sprake was van een onveilige situatie voor de kinderen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de vrouw de zorgregeling moet nakomen en dat de vakantie in het belang van de kinderen is. De vrouw is veroordeeld tot medewerking aan de reis en er zijn dwangsommen opgelegd voor het geval zij in gebreke blijft. Daarnaast is de vrouw veroordeeld in de proceskosten van de man, omdat zij de gemaakte afspraken niet is nagekomen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
Zaaknummer: C/13/771644 / KG ZA 25-522 MdV/KH
Vonnis in kort geding van 18 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 4 juli 2025,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. S.A.A. Bakker te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. B.J. den Hartog te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 juli 2025 heeft de man de dagvaarding toegelicht. De vrouw heeft verweer gevoerd. De man heeft producties in het geding gebracht, de vrouw pleitaantekeningen. Vonnis is bepaald op vandaag.
1.2.
Ter zitting waren aanwezig: partijen met hun advocaten, een tolk in de Engelse taal voor de vrouw en, op verzoek van de man, [naam 1] en [naam 2] van Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA).

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad, die in 2017 is geëindigd. Uit de relatie zijn twee kinderen geboren waarover zij gezamenlijk gezag hebben: [minderjarige 1] (hierna ook: [minderjarige 1] ), die nu 13 jaar oud is, en [minderjarige 2] (hierna ook: [minderjarige 2] ), die nu 9 jaar oud is.
2.2.
Na het einde van de relatie hebben partijen afgesproken dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw hebben en dat zij van zaterdagmiddag 17.00 uur tot dinsdagochtend naar school bij de man verblijven. Voor de zomervakantie is door de rechtbank bij beschikking van 4 maart 2020 bepaald dat de kinderen vanaf dat jaar telkens (i) twee achtereenvolgende jaren twee weken en het derde jaar drie weken bij de man verblijven en (ii) twee achtereenvolgende jaren vier weken en het derde jaar drie weken bij de vrouw verblijven.
2.3.
Sinds medio april 2023 wil [minderjarige 1] geen omgang meer met de vrouw en sindsdien woont hij volledig bij de man. Op 6 september 2023 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van JBRA. Die ondertoezichtstelling is bij beschikking van 28 augustus 2024 verlengd tot 6 september 2025. In die verlengingsbeschikking staan verschillende doelstellingen opgenomen, voor zover hier relevant:
“(…)
Op dit moment zijn de bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] waaraan in ieder geval gewerkt moet worden:
(…)

De ouders komen tot afspraken over de opvoeding van de kinderen en houden zich aan de omgangsafspraken. De ouders geven tijdig toestemming voor buitenlandse vakanties mits dat landen betreft die buiten een gevarenzone vallen;(…).”
2.4.
Aanleiding voor deze doelstelling in de verlengingsbeschikking was dat de vrouw voor verschillende vakanties niet direct toestemming verleende. Na deze beschikking onthield de vrouw haar toestemming voor een vakantie in oktober 2024.
2.5.
Sinds 17 mei 2025 komt de vrouw de afgesproken zorgregeling ten aanzien van [minderjarige 2] niet meer na en vindt er, ondanks verzoeken daartoe van de man, geen omgang meer plaats tussen [minderjarige 2] en de man.
2.6.
De vrouw heeft twee keer een schriftelijke aanwijzing gekregen van JBRA. De eerste had betrekking op het niet meewerken door de vrouw aan een dyslexiebehandeling voor [minderjarige 2] . De tweede aanwijzing had betrekking op het niet nakomen van de zorgregeling door de vrouw. Omdat de vrouw die aanwijzing niet nakomt, ligt deze ter bekrachtiging voor bij de familierechter.
2.7.
Er is daarnaast een bijzondere curator betrokken die onder meer onderzoek doet naar de vraag op welke wijze, die in het belang van [minderjarige 1] is, een zorgregeling met beide ouders vorm kan krijgen en op welke wijze voorkomen moet worden dat [minderjarige 2] de dupe wordt van het conflict tussen de ouders.
2.8.
De man wil graag met vakantie naar Spanje van 3 tot en met 24 augustus 2025, samen met onder meer [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De vrouw heeft daarvoor tot op heden geen toestemming verleend.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert – samengevat – om bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
I. de vrouw te veroordelen tot onvoorwaardelijke en volledige nakoming van de zorgregeling ten aanzien van [minderjarige 2] , waarbij [minderjarige 2] van zaterdag 17.00 uur tot dinsdag naar school bij de man verblijft, op straffe van een dwangsom,
II. de man vervangende toestemming te verlenen voor een reis naar en verblijf in Spanje met de minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] van 3 augustus t/m 24 augustus 2025,
III. te bepalen dat de vrouw volledig dient mee te werken aan de reis, door [minderjarige 2] uiterlijk 3 augustus 2025 om 12.00 uur in de middag aan de man over te dragen met haar Nederlandse, dan wel haar Amerikaanse paspoort, op straffe van een dwangsom,
IV. de man vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een Nederlands paspoort voor [minderjarige 2] ,
V. de vrouw te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De vrouw voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vrouw zal worden veroordeeld om de zorgregeling ten aanzien van [minderjarige 2] onvoorwaardelijk en volledig na te komen. Omdat eerst de vrouw en vervolgens direct de man met [minderjarige 2] met vakantie gaan tot en met 24 augustus 2025, zal worden bepaald dat die hervatting geldt vanaf zaterdag 30 augustus 2025. Deze beslissing wordt als volgt toegelicht.
4.2.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat sprake is van een ‘abusive situation’ en dat [minderjarige 2] zelf niet meer naar de man toe wil, omdat het niet veilig zou zijn. De beschuldigingen van de vrouw vinden echter geen enkele steun in de overgelegde stukken of ergens anders. De betrokkenen van JBRA hebben ter zitting onder meer toegelicht dat zij vinden dat de zorgregeling tussen [minderjarige 2] en de man moet worden nagekomen Bij deze stand van zaken, en ook gegeven het feit dat JBRA zelfs een aanwijzing aan de vrouw heeft opgelegd, ziet de voorzieningenrechter geen reden om de vordering van de man af te wijzen.
4.3.
Ook de gevraagde vervangende toestemming voor de vakantie naar Spanje wordt verleend. De vakantie is conform de door partijen, en de rechtbank, vastgelegde uitgangspunten. JBRA vindt dat ook deze regeling moet worden nagekomen, en de vakantie is in het belang van de kinderen. De vrouw zal dus worden veroordeeld om daaraan haar medewerking te verlenen. De vrouw gaat eerst met [minderjarige 2] naar Griekenland van 21 juli tot en met 3 augustus 2025, waarvoor de man toestemming heeft verleend. Op 3 augustus 2025 komen de vrouw en [minderjarige 2] rond 18.00 uur terug. De man heeft zich ter zitting bereid verklaard om, vanwege de overlappende vakantieplannen, een dag later naar Spanje te vertrekken. Verder heeft de man toegelicht dat hij bij de overdracht het Nederlandse paspoort van [minderjarige 2] wenst te ontvangen, en niet het Amerikaanse paspoort. Vorderingen II en III worden in lijn hiermee toegewezen. Omdat het Nederlandse paspoort nog moet worden aangevraagd (zie hierna), zal voor de zekerheid worden bepaald dat als alternatief het Amerikaanse paspoort wordt meegegeven.
4.4.
Ten aanzien van vordering IV hebben partijen ter zitting afgesproken dat de vrouw, ten behoeve van haar vakantie met [minderjarige 2] naar Griekenland, zo snel mogelijk een Nederlands paspoort voor [minderjarige 2] zal aanvragen. De man zal daar zijn toestemming voor verlenen. Gelet op deze afspraken is er geen belang bij een beslissing op deze vordering.
4.5.
Nu de vrouw kennelijk meent dat zij de afgesproken zorgregeling tussen partijen (2.2), de beschikking van de rechtbank (2.3) en een aanwijzing van JBRA (2.6) naast zich neer kan leggen, bestaat er terecht vrees bij de man dat zij dat ook zal doen met de veroordelingen in dit vonnis. Om die reden acht de voorzieningenrechter een flinke financiële prikkel op zijn plaats en worden de gevraagde dwangsommen (deels gematigd) toegewezen zoals in de beslissing bepaald.
4.6.
Tot slot is uitgangspunt in familiezaken dat de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Vanwege de hiervoor beschreven houding van de vrouw bestaat er aanleiding om daarvan af te wijken. Doordat de vrouw de gemaakte afspraken (en de beschikking van de rechtbank en de aanwijzing van JBRA) niet nakomt, was de man genoodzaakt deze procedure te starten en kosten te maken. De vrouw moet daarom, als de in het ongelijk gestelde partij, de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Daarbij wordt voor nu uitgegaan van het liquidatietarief en niet van de werkelijke proceskosten.
De proceskosten van de man worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
144,47
- griffierecht
331,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.760,47

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de vrouw vanaf 30 augustus 2025 tot onvoorwaardelijke en volledige nakoming van de zorgregeling ten aanzien van [minderjarige 2] , waarbij [minderjarige 2] van zaterdag 17.00 uur tot dinsdag naar school bij de man verblijft, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan, dat zij in gebreke blijft daaraan te voldoen, tot een maximum van € 10.000,00,
5.2.
verleent de man vervangende toestemming, die in de plaats komt van de vereiste toestemming van de vrouw, om van 4 augustus t/m 24 augustus 2025 naar Spanje te reizen en aldaar te verblijven samen met:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2011 te [geboorteplaats] , en
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats] ,
5.3.
veroordeelt de vrouw tot medewerking aan de reis naar Spanje door [minderjarige 2] uiterlijk 4 augustus 2025 om 12.00 uur in de middag aan de man over te dragen met haar Nederlandse (of bij gebreke daarvan haar Amerikaanse) paspoort, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 ineens indien zij in gebreke blijft om op 4 augustus 2025 (voor) 12.00 uur aan de veroordeling te voldoen, en
€ 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan, dat zij na 4 augustus 2025 12.00 uur in gebreke blijft [minderjarige 2] en haar paspoort over te dragen, tot een maximum van € 10.000,00,
5.4.
veroordeelt de vrouw in de proceskosten van € 1.760,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. de Vries, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. K. Hogeman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2025.
_______________________
Type: KH
Coll: EB