Op 8 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk vervoeren van MDMA en het stelen van de auto van zijn moeder. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op dezelfde datum gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. R.W. van Zanten, en de raadsman van de verdachte, mr. J.M. Keizer, aanwezig waren. De tenlastelegging bestond uit twee punten: het opzettelijk vervoeren of aanwezig hebben van 2030 gram MDMA en het stelen van de auto van de moeder van de verdachte.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor het eerste feit, namelijk het opzettelijk vervoeren van MDMA. De drugs waren aangetroffen in de auto van de verdachte, maar in een tas die van een bijrijder was. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van dit feit. Voor het tweede feit, de diefstal van de auto, heeft de rechtbank echter wel bewezen geacht dat de verdachte de auto van zijn moeder heeft gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte over het meenemen van de auto in goed overleg met zijn moeder niet geloofwaardig was, gezien de aangifte van de moeder.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een vervangende hechtenis van 30 dagen opgelegd voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook bepaald dat de inbeslaggenomen drugs onttrokken worden aan het verkeer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. J.M.F. Vastenburg als voorzitter.