ECLI:NL:RBAMS:2025:5331

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
13-004467-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mensensmokkel en het helpen van vrouwen bij illegaal verblijf in Nederland

Op 23 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een 33-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man was schuldig bevonden aan mensensmokkel, waarbij hij vier vrouwen hielp bij het verkrijgen van illegaal verblijf in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de man, ondanks zijn kennis van de onrechtmatigheid van het verblijf van deze vrouwen, hen hielp door hen onderdak te bieden en hen te faciliteren in hun werkzaamheden in de prostitutie. De rechtbank heeft overwogen dat zijn handelen bijdroeg aan de frustratie van het lokale en nationale beleid omtrent toegang en verblijf in Nederland. De man had een actieve rol in het organiseren van hun prostitutiewerkzaamheden en ontving een aanzienlijk deel van hun verdiensten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, gezien de afhankelijkheid van de vrouwen van de verdachte en de onwenselijke arbeidspositie die hij voor hen creëerde. De vordering van de officier van justitie om een gevangenisstraf van 28 maanden op te leggen werd afgewezen, en de rechtbank legde een straf op die recht deed aan de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-004467-23
Datum uitspraak: 23 juli 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[inschrijfadres] , [woonplaats] ,
feitelijk verblijvend op het adres:
[verblijfadres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 15 januari 2025 en 9 juli 2025. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak op 9 juli 2025 aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. W.J. Morra, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 november 2022 tot en met 7 maart 2024 in Amsterdam, Haarlemmermeer, Marokko, Spanje, Cuba en/of Costa Rica in vereniging schuldig heeft gemaakt aan het behulpzaam zijn bij het verschaffen van toegang en/of het uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verschaffen van verblijf (mensensmokkel), van:
  • [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ;
  • [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ;
  • [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ;
  • [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ;
  • [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ; en/of
  • [slachtoffer 6] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ;
terwijl hij wist, of ernstige reden had om te vermoeden, dat de toegang en/of doorreis van deze vrouwen in strijd met de wet was en hij hiervan een beroep of gewoonte heeft gemaakt.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging schrijf- en/of taalfouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Naar aanleiding van een melding van een ruzie op het adres [inschrijfadres] in [plaats] , heeft de politie onderzoek gedaan naar de op dit adres gelegen woning en daarbij verdachte, samen met een van de medeverdachten en een viertal vrouwen aangetroffen.
Onder deze vrouwen bevonden zich [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Naar aanleiding van onder meer de verklaringen van de vrouwen en de omstandigheden waaronder zij zijn aangetroffen, die volgens de politie het vermoeden gaven dat sprake zou zijn van illegale prostitutie, is de politie een onderzoek naar mensenhandel en mensensmokkel gestart. De beschuldiging van mensenhandel is in de loop van het onderzoek komen te vervallen, het onderzoek naar mensensmokkel is voortgezet. In de loop van het onderzoek heeft de politie naar aanleiding van een aanvullende controles en onderzoek ook [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] aangewezen als mogelijke subjecten van mensensmokkel door verdachte en (een deel) van zijn medeverdachten. Het onderzoek heeft uiteindelijk geresulteerd in de beschuldiging, zoals die hiervoor in rubriek 2 is beschreven.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het behulpzaam zijn van [slachtoffer 1] bij het zich toegang verschaffen tot Nederland en het uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verschaffen van verblijf van alle in rubriek 2 genoemde vrouwen. Van alle vrouwen staat vast dat zij (al dan niet met terugwerkende kracht) geen recht hadden om in Nederland te verblijven en dat verdachte hiervan geweten heeft, of ernstige reden had om dat te vermoeden.
Verdachte heeft bij het plegen van deze feiten nauw en bewust met de medeverdachten samengewerkt en heeft bovendien van mensensmokkel een gewoonte gemaakt.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het ten laste gelegde uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verschaffen van verblijf van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 6] geen verweer gevoerd, nu verdachte deze feiten op feitelijk niveau heeft bekend.
De raadsman heeft aangevoerd dat ten aanzien van alle vrouwen verdachte dient te worden vrijgesproken van het hen behulpzaam zijn zich toegang tot Nederland te verschaffen. Ten aanzien van [slachtoffer 1] geldt in het bijzonder dat voor zover zij bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat haar ticket door verdachte is gekocht, dat wordt bestreden door haar eigen eerdere verklaring en ook door hetgeen verdachte hierover heeft verklaard.
Verdachte dient voor zover het ten laste gelegde feit ziet op [slachtoffer 4] geheel te worden vrijgesproken. Wanneer door de rechter-commissaris aan verdachte wordt gevraagd wie er op het [inschrijfadres] verblijven, noemt hij namelijk drie namen maar niet de naam van [slachtoffer 4] .
Ook ten aanzien van [slachtoffer 5] dient verdachte te worden vrijgesproken omdat er uit het dossier niet veel over haar naar voren komt. Ze is niet als getuige gehoord. Tijdens het huisbezoek van de Gemeente Amsterdam op 10 juli 2023 aan het [inschrijfadres] heeft zij enkel verklaard dat geen sprake is van prostitutie en zij op “een soort” vakantie is. Hierdoor is niet gebleken dat haar verblijf in Nederland in strijd met de wet is. Voor zover de rechtbank ten aanzien van [slachtoffer 5] tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman een voorwaardelijk verzoek gedaan om haar als getuige te horen.
Ten aanzien van [slachtoffer 6] geldt dat de rechtbank heeft besloten dat zij als getuige dient te worden gehoord, maar dat dit verhoor geen doorgang heeft kunnen vinden omdat de rechter-commissaris haar niet heeft kunnen lokaliseren. Nu [slachtoffer 6] een belastende verklaring over verdachte heeft afgelegd, de verdediging ten aanzien van haar niet het ondervragingsrecht heeft kunnen uitoefenen en een bewezenverklaring zonder gebruik van haar verklaring niet mogelijk is, dient de verklaring van [slachtoffer 6] van het bewijs te worden uitgesloten. Verdachte dient dan ook voor zover het ten laste gelegde op [slachtoffer 6] ziet volledig te worden vrijgesproken.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
De opbouw van het oordeel
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mensensmokkel van een aantal van de in de tenlastelegging genoemde vrouwen. Om uit te leggen hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen, geeft zij hieronder allereerst een overzicht van de feiten en omstandigheden waar zij op basis van de bewijsmiddelen in het dossier vanuit gaat. Daarna volgt een bespreking van de verschillende bestanddelen van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) waarin mensensmokkel strafbaar is gesteld. De rechtbank zal per bestanddeel uitleggen op basis waarvan zij van oordeel is dat deze bestanddelen wel of niet bewezen kunnen worden.
3.4.2
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
3.4.2.1 Onderzoek van de woning aan het [inschrijfadres] in [plaats]
Op 3 januari 2023 kreeg de politie een melding inhoudende dat in een woning op het [inschrijfadres] in [plaats] sprake zou zijn van een ruzie. Eenmaal ter plaatse troffen verbalisanten in de gang van de woning [slachtoffer 1] aan. Met behulp van Google Translate verklaarde [slachtoffer 1] aan de verbalisanten dat zij sekswerker is en ruzie heeft gehad met een andere vrouw genaamd [medeverdachte 1] . Bij het verder betreden van de woning, trof de politie verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] aan, samen met drie andere vrouwen, te weten [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
Verdachte verklaarde dat hij de eigenaar van de woning is en dat de vrouwen in de woning slapen. [2] Uit later onderzoek is gebleken dat verdachte de woning huurde vanaf 1 oktober 2021 tegen een maandelijkse huurprijs van € 2300,-. [3]
Bij het verdere onderzoek van de woning troffen de verbalisanten drie slaapkamers aan.
In elke slaapkamer zijn condooms en glijmiddel gevonden. In de kamer van [slachtoffer 1] lag uitdagende lingerie. [4]
Nadat telefonisch de hulp van een tolk is ingeschakeld, verklaarde [slachtoffer 1] aan de politie dat zij naar Nederland is gekomen omdat zij in Spanje met een vrouw genaamd [naam vrouw] in contact is gekomen. [naam vrouw] zou haar verteld hebben dat zij in Nederland als sekswerker zou kunnen werken. [slachtoffer 1] wilde geld verdienen om haar moeder die aan kanker leed te kunnen helpen. De dikkere man in de woonkamer was haar baas en zou drie huizen bezitten waarin ook meisjes worden gebruikt voor seks. De politie heeft beschreven dat verdachte een dik postuur heeft, terwijl medeverdachte [medeverdachte 2] een slank postuur heeft. [5]
Hoewel [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] aanvankelijk iets anders verklaarden over hun aanwezigheid in de woning, hebben zij uiteindelijk aan de politie verteld dat zij in de woning waren om voor geld seks te hebben. [6]
3.4.2.2 Verklaringen van en onderzoek naar de op het [inschrijfadres] aangetroffen vrouwen
Na het onderzoek op het [inschrijfadres] hebben de verschillende aldaar aangetroffen vrouwen tegenover de politie nadere verklaringen afgelegd. Ook heeft de politie onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van het verblijf van de vrouwen.
[slachtoffer 1]
heeft op 4 januari 2023 opnieuw verklaard over haar werkzaamheden als sekswerker in Nederland. In haar verklaring merkte zij op dat zij voor [verdachte] werkt en dat zij meerdere malen in Nederland is geweest. De politie heeft een foto van verdachte aan [slachtoffer 1] getoond, waarna [slachtoffer 1] verdachte als [verdachte] heeft aangewezen. [7] De laatste keer is zij samen met ene [naam vrouw] naar Nederland gekomen. [naam vrouw] werkte voor [verdachte] en rekruteerde meisjes voor hem. [verdachte] heeft de reis naar Nederland betaald; hij was daar volledig verantwoordelijk voor. De tweede keer dat [slachtoffer 1] naar Nederland is gekomen, heeft [naam vrouw] ook twee andere meisjes met de Colombiaanse nationaliteit meegenomen. [verdachte] en [naam vrouw] zouden weten dat de meisjes illegaal in Nederland verblijven. [8]
Volgens [slachtoffer 1] verliep haar werk in de prostitutie als volgt: zodra er werd gebeld, ging [slachtoffer 1] met een taxi naar een klant. De taxichauffeurs waren niet in dienst van [verdachte] , maar werden via een groepsapp opgeroepen. [verdachte] bepaalde naar welke klanten [slachtoffer 1] ging en welke seksuele handelingen zij moest verrichten. De betalingen werden contant door de klanten verricht, of via een Tikkie naar [verdachte] als de klanten geen contant geld hadden.
Hoewel in het begin de afspraak was gemaakt dat het geld 50/50 tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] zou worden verdeeld, hield [verdachte] later steeds meer geld in. [9]
Verder verklaarde [slachtoffer 1] dat zij een seksadvertentie op Kinky.nl had, onder de werknaam [werknaam slachtoffer 1] . [verdachte] zou deze advertentie hebben geplaatst en daarvoor ook foto’s van [slachtoffer 1] hebben genomen. [10] De politie heeft naar aanleiding van dit onderdeel van de verklaring van [slachtoffer 1] onderzoek gedaan en heeft een advertentie gevonden op Kinky.nl, waarop ene [werknaam slachtoffer 1] zich als sekswerker aanbiedt. [11] Toen de politie tijdens haar verhoor op
5 januari 2023 deze advertentie aan [slachtoffer 1] liet zien, verklaarde zij: “ja, dat ben ik.” [12]
Uit onderzoek naar het verblijfsrecht van [slachtoffer 1] is gebleken dat zij de Marokkaanse nationaliteit heeft. Daarnaast beschikt zij over een Spaanse verblijfsvergunning, waardoor zij maximaal negentig dagen als toerist in Nederland mag verblijven. Het is [slachtoffer 1] niet toegestaan om in Nederland te werken. [13]
[slachtoffer 2]
Ook [slachtoffer 2] heeft op 3 januari 2023 tegenover de politie een nadere verklaring afgelegd. Zij vertelde dat zij na traumatische ervaringen in Marokko vanuit Marokko naar Spanje is gegaan op basis van een vakantievisum. In Spanje is [slachtoffer 2] met “ [slachtoffer 3] ” in contact gekomen, die voorstelde om samen naar Nederland te gaan om te werken. [slachtoffer 2] besloot om op dit aanbod in te gaan en [slachtoffer 3] betaalde de vliegtickets. Eenmaal in Nederland heeft [slachtoffer 3] iemand gebeld, waarna [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met een Uber naar de woning aan het [inschrijfadres] zijn gegaan. Sindsdien werkt [slachtoffer 2] als sekswerker voor [verdachte] , die zij aanwijst als een van de personen die op 3 januari 2025 op het [inschrijfadres] is aangehouden. [14]
Over haar werkzaamheden vertelde [slachtoffer 2] dat zij beschikking had over een telefoon, waarop zij door klanten werd gebeld. De klanten vertelden haar wat ze wilden, waarop zij deze informatie doorgaf aan [verdachte] . [verdachte] nam vervolgens contact op met de klant en zorgde ervoor dat [slachtoffer 2] naar de klant werd gebracht om seks te hebben tegen betaling. Dit was soms in een hotel en soms bij de klant zelf. Het geld werd uiteindelijk gedeeld met verdachte.
Verder verklaarde [slachtoffer 2] dat [verdachte] een fotograaf kende en dat zij naar deze fotograaf is gegaan om foto’s van haarzelf in lingerie te laten maken. [verdachte] zou weten dat [slachtoffer 2] illegaal in Nederland verbleef. [15]
Uit onderzoek naar het verblijfsrecht van [slachtoffer 2] is gebleken dat zij de Marokkaanse nationaliteit heeft. Daarnaast beschikt zij over een verlopen toeristenvisum voor Spanje.
[slachtoffer 2] mag daardoor niet in Nederland wonen en werken. [16]
[slachtoffer 3]
heeft op 3 januari 2023 bij de politie verklaard dat zij twaalf of dertien dagen in Nederland is en dat zij hier is gekomen omdat zij in de prostitutie wilde werken. Zij kreeg klanten toegewezen via een WhatsApp-groep. De klanten vonden haar via een advertentie op een website die door de beheerders van deze groep is gemaakt. Zij werd met een taxi opgehaald en kreeg de helft van de opbrengsten van haar seksafspraken uitbetaald. [17]
Uit onderzoek naar het verblijfsrecht van [slachtoffer 3] is gebleken dat zij de Marokkaanse nationaliteit heeft. Daarnaast beschikt zij over een Spaanse verblijfsvergunning, waardoor zij maximaal negentig dagen als toerist in Nederland mag verblijven. Het is [slachtoffer 3] niet toegestaan om in Nederland te werken. [18]
[slachtoffer 4]
heeft op 3 januari 2023 bij de politie verklaard dat zij in Valencia in Spanje woonde en dat zij via een kennis hoorde dat zij in Nederland in de prostitutie kon werken. Omdat zij geld nodig had, is ze vervolgens naar Nederland vertrokken. Van een vrouw ( [slachtoffer 4] weet niet meer wie) heeft zij het adres [inschrijfadres] gekregen. Op 3 januari 2023 was [slachtoffer 4] een aantal dagen in Nederland; zij had op dat moment nog niet als prostituee gewerkt. [19]
Uit onderzoek naar het verblijfsrecht van [slachtoffer 4] is gebleken dat zij de Marokkaanse nationaliteit heeft. Daarnaast beschikt zij over een Spaanse verblijfsvergunning, waardoor zij maximaal negentig dagen als toerist in Nederland mag verblijven. Het is [slachtoffer 4] niet toegestaan om in Nederland te werken. [20]
3.4.2.3 Notitieblok op de [adres]
[slachtoffer 1] heeft tegenover de politie verklaard dat verdachte over meerdere adressen beschikt waar prostitutie plaats zou vinden. Op 3 januari 2023 heeft [slachtoffer 1] de politie naar een van deze adressen geleid, te weten een woning op de [adres] . In die woning werden onder meer een paspoort van verdachte en een aan verdachte geadresseerd pakketje aangetroffen. [21] Bij de verdere doorzoeking is ook een notitieblok aangetroffen. In dit op een kasboek gelijkend notitieblok stonden verschillende aantekeningen, waaronder data vanaf 13 oktober 2022 tot 29 november 2022, verschillende vrouwennamen, tijdvermeldingen en daarmee corresponderende geldbedragen. Een van de vrouwennamen die in het notitieblok voorkwam was [werknaam slachtoffer 1] . [22]
3.4.2.4 Verklaring van verdachte bij de politie
Verdachte is op 3 en 4 januari 2025 door de politie verhoord. Tijdens dit verhoor verklaarde verdachte over zijn eigen rol bij de prostitutiewerkzaamheden van de op het [inschrijfadres] aangetroffen vrouwen. Volgens verdachte werkten deze vrouwen voor een “operator”. Deze operator belde de vrouwen en verdachte zodra een klant zich had gemeld, waarna verdachte vervoer regelde. Verdachte had “jongens die rijden” en de vrouwen naar de klant brachten en ook weer ophaalden. Verdachte heeft de vrouwen zelf ook rondgereden. Ook verklaarde verdachte dat hij verantwoordelijk was voor de logistiek.
Hij zorgde voor glijmiddel en condooms. Voor zijn werkzaamheden zou verdachte 20% van de opbrengsten van het sekswerk hebben gekregen. [23]
Los van zijn eigen werkzaamheden heeft verdachte verklaard dat hij een Spaanse ex-vriendin uit Malaga met de naam [naam vrouw] heeft. [24] Als telefoonnummer heeft verdachte [nummer] opgegeven. [25]
3.4.2.5 Financieel onderzoek naar verdachte
De politie heeft een vordering ingediend om toegang te krijgen tot de financiële gegevens van verdachte. Naar aanleiding van deze vordering is een Rapportage Vermogen en Inkomen (IRVI) betreffende verdachte aan de politie verstrekt, inhoudende een overzicht van het vermogen en de inkomsten van verdachte op basis van gegevens die beschikbaar zijn bij de Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (ICOV). [26]
Uit de IRVI is onder meer gebleken dat van een van de bankrekeningen van verdachte in de periode van 11 april 2022 tot en met 31 oktober 2022 een totaalbedrag van € 107.987,44 contant is opgenomen. Verder is onder meer vermeld dat in de peridode van 18 augustus 2022 tot en met 3 november 2022 (deels binnen de ten laste gelegde periode) een totaalbedrag van € 6.100,- aan een Spaanse tegenrekening op naam van [naam] is overgemaakt.
Beide bedragen vinden hun herkomst in een groot aantal betaalverzoeken en Tikkies van particuliere en zakelijke rekeningen, waarbij er ten aanzien van beide bedragen in ieder geval honderd verschillende tegenpartijen zijn waargenomen. [27]
3.4.2.6 Bevindingen van de Koninklijke Marechaussee
Op 10 januari 2024 is op Luchthaven Schiphol door de Brigade Vreemdelingenzaken van de Koninklijke Marechaussee onderzoek gedaan naar een vrouw met de Colombiaanse nationaliteit genaamd [naam Colombiaanse vrouw] . [naam Colombiaanse vrouw] arriveerde in Nederland vanuit een vlucht afkomstig uit Madrid, beschikte niet over een geldig paspoort en was alleen in het bezit van een Spaanse verblijfsvergunning. Omdat [naam Colombiaanse vrouw] volgens de Marechaussee mogelijk slachtoffer van mensenhandel was, werd nader onderzoek naar haar verricht. In het kader van dit onderzoek verklaarde [naam Colombiaanse vrouw] dat zij naar Nederland was gekomen om een vriendin te bezoeken, dat zij geen vliegticket voor de terugreis had en dat zij verder geen contacten of kennissen in Nederland had. Vervolgens heeft de Marechaussee de telefoon van [naam Colombiaanse vrouw] onderzocht. Na het intoetsen van ‘+31’ op de telefoon, verschenen twee telefoonnummers, waaronder het nummer + [nummer] dat was opgeslagen onder de naam “ [opgeslagen naam] ”. [28]
3.4.3
Behulpzaam zijn bij het verschaffen van toegang tot Nederland
Aan het bestanddeel “behulpzaam zijn bij” in artikel 197a Sr komt dezelfde betekenis toe als aan het begrip ‘medeplichtigheid’, zoals omschreven in artikel 48 Sr. Het gaat er in het geval van het eerste lid van artikel 197a Sr dan ook om of verdachte de toegang van de vrouwen in ergerlei opzicht heeft bevorderd of gemakkelijk heeft gemaakt.
De rechtbank is in dit licht van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland.
De rechtbank overweegt daartoe dat [slachtoffer 1] bij de politie heeft verklaard dat verdachte haar vliegticket naar Nederland heeft betaald.
De verklaring van [slachtoffer 1] wordt naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door het gegeven dat het telefoonnummer van verdachte op 10 januari 2024 op de telefoon van [naam Colombiaanse vrouw] is aangetroffen, terwijl [naam Colombiaanse vrouw] onder de door de Koninklijke Marechaussee beschreven omstandigheden zich toegang tot Nederland probeerde te verschaffen.
De bevindingen van de Marechaussee wijzen op de mogelijkheid dat verdachte eerder behulpzaam is geweest bij het aan anderen verschaffen van toegang tot Nederland, onder gelijksoortige omstandigheden als door [slachtoffer 1] beschreven. Daarmee wordt de verklaring van [slachtoffer 1] in voldoende mate door andere bewijsmiddelen ondersteund. Het verweer van de raadsman dat de verklaring van [slachtoffer 1] wordt weersproken door de verklaring van verdachte, wordt op dit onderdeel verworpen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte ook ten aanzien van de andere in de tenlastelegging genoemde vrouwen behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland. Het dossier biedt daarvoor onvoldoende bewijsmiddelen.
3.4.4
Uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verschaffen van verblijf
3.4.4.1 [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
Ten aanzien van het tweede lid van artikel 197a Sr, staat de rechtbank voor de vraag of verdachte het verblijf van de vrouwen in enigerlei opzicht heeft bevorderd of gemakkelijk heeft gemaakt. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland. Dit blijkt uit de verklaringen van deze vrouwen over hun prostitutiewerkzaamheden, de (deels bekennende) verklaring van verdachte over zijn eigen betrokkenheid bij deze werkzaamheden en het gegeven dat deze vrouwen verbleven in een huis dat door verdachte werd gehuurd, zoals hiervoor onder rubriek 3.4.2 is weergegeven.
Op basis van deze bewijsmiddelen staat volgens de rechtbank vast dat verdachte de vrouwen onderdak heeft verschaft en hun werkzaamheden in de prostitutie op verschillende manieren heeft gefaciliteerd. Zo heeft verdachte ten minste een seksadvertentie geplaatst, foto’s van vrouwen gemaakt of laten maken en het vervoer van de vrouwen van en naar de klanten georganiseerd en hen voorzien van condooms en glijmiddel. Ook is gebleken dat verdachte een faciliterende rol heeft gespeeld in het organiseren van de seksafspraken, instructies gaf over de werkzaamheden en de opbrengsten daarvan (eventueel met tussenkomst van de vrouwen) in ontvangst nam en verdeelde.
Dat verdachte uit winstbejag heeft gehandeld, blijkt uit de verklaringen van de vrouwen en verdachte zelf over de verdeling van de prostitutieopbrengsten van de vrouwen, waarbij ook verdachte een (groot) deel van de opbrengsten ontving en aanzienlijk meer dan de 20% waarvan is zijn verklaring sprake is.
Uit het dossier is niet gebleken dat verdachte betrokken is geweest bij het ophalen van een van de voornoemde vrouwen op het vliegveld Schiphol. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Hoewel het dossier ten aanzien van [slachtoffer 5] aanwijzingen bevat dat verdachte ook haar behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf, laat de rechtbank dit gelet op de nader te bespreken wederrechtelijkheid van haar verblijf in deze rubriek buiten beschouwing.
3.4.4.2 Vrijspraak ten aanzien van [slachtoffer 6]
is op 7 maart 2024 door de politie in een school aangetroffen, waar zij naar binnen was gevlucht. Zij heeft een belastende verklaring afgelegd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte ook haar behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland. De raadsman heeft echter betoogd dat de verdediging ten aanzien van [slachtoffer 6] het ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen, waardoor haar verklaring van het bewijs moet worden uitgesloten.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 6] door haar belastende verklaring als een zogenoemde
Keskin-getuige moet worden aangemerkt. Volgens de Hoge Raad geldt ten aanzien van dergelijke getuigen dat indien de verdediging – ondanks het nodige initiatief daartoe – geen behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid heeft gehad, de verklaring van de getuige alleen voor het bewijs kan worden gebruikt indien is voldaan aan de vereisten van het uit artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens voortvloeiende recht op een eerlijk proces. Dat houdt in dat een eventuele bewezenverklaring niet in beslissende mate op de bestreden getuigenverklaring mag worden gebaseerd. Als de bewezenverklaring wel in beslissende mate op de bestreden verklaring wordt gebaseerd, dient het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om de getuige te ondervragen in voldoende mate te worden gecompenseerd. [29]
Ten aanzien van [slachtoffer 6] heeft de rechtbank het verzoek om haar als getuige te laten horen op 10 januari 2025 toegewezen en de zaak van verdachte daartoe naar de rechter-commissaris verwezen. Op 1 juli 2025 heeft de rechter-commissaris een proces-verbaal opgemaakt waaruit blijkt dat het – ondanks het nodige initiatief door onder meer tussenkomst van het Ministerie van Justitie en Veiligheid – niet is gelukt om [slachtoffer 6] (in het buitenland) te traceren. De rechter-commissaris ziet geen mogelijkheid om [slachtoffer 6] op te roepen voor een verhoor en het valt niet te voorzien dat zij binnen een afzienbare termijn kan worden gehoord.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdediging ten aanzien van [slachtoffer 6] geen behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid heeft gehad. Daarnaast bevat het dossier geen andere bewijsmiddelen waaruit de betrokkenheid van verdachte bij het verblijf van [slachtoffer 6] kan worden afgeleid en zou een eventuele bewezenverklaring daarom in beslissende mate op haar bestreden verklaring worden gebaseerd. Ook zijn er aan de verdediging geen compenserende factoren geboden voor het niet kunnen horen van [slachtoffer 6] .
Dit alles maakt dat door het gebruik van de verklaring van [slachtoffer 6] als bewijs de eerlijkheid van het proces tegen verdachte niet langer gewaarborgd zou zijn, waardoor haar verklaring van het bewijs dient te worden uitgesloten. Zonder deze verklaring kan niet worden bewezen dat verdachte bij het verblijf van [slachtoffer 6] betrokken is geweest, zodat hij hiervan zal worden vrijgesproken.
3.4.5.
De wederrechtelijkheid van het verblijf en de wetenschap daarvan van verdachte
3.4.5.1 [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bestanddeel “wederrechtelijk” in artikel 197a Sr een ruimte betekenis heeft en inhoudt: “zonder enig subjectief recht of enige bevoegdheid.” [30] Met wederrechtelijk verblijf wordt bedoeld het verblijf dat niet berust op een aan enige rechtsregel te ontlenen titel. In welke gevallen een vreemdeling her recht heeft om in Nederland te verblijven, wordt bepaald in de Vreemdelingenwet. [31]
Ten aanzien van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij de prostitutiewerkzaamheden die zij in Nederland verrichtten.
Ten aanzien van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] blijkt uit het dossier dat zij allen naar Nederland zijn gereisd met het voornemen om in Nederland in de prostitutie te werken, terwijl door de politie is vastgesteld dat geen van hen het recht had om in Nederland te werken.
Voor zover de vrouwen als toerist in Nederland mochten verblijven, waardoor hun verblijf in Nederland in beginsel rechtmatig was, is die rechtmatigheid komen te vervallen op het moment dat het verblijf ten doel had om arbeid te verrichten. [32] Dit maakt ook dat het gegeven dat [slachtoffer 4] op 3 januari 2023 nog geen prostitutiewerkzaamheden had verricht niet aan een bewezenverklaring in de weg staat, nu het op basis van haar verklaring evident is dat die werkzaamheden wel het doel van haar verblijf waren.
De rechtbank acht aldus bewezen dat het verblijf van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in Nederland wederrechtelijk was.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte wist, althans ernstige reden had te vermoeden, dat het verblijf van voornoemde vrouwen wederrechtelijk was. De rechtbank overweegt in dit kader allereerst dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte van de onrechtmatige verblijfstatus van “de meisjes” op de hoogte was en dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte wist dat zij onrechtmatig in Nederland verbleef.
Verder overweegt de rechtbank dat iedereen in Nederland geacht wordt de wet te kennen. Voor zover dat niet het geval is, heeft iedereen de verantwoordelijkheid om zich daarin te verdiepen. Dit geldt in het bijzonder voor verdachte, nu uit zijn eigen verklaringen en het dossier blijkt dat hij nauw betrokken is geweest bij de prostitutiewerkzaamheden van meerdere vrouwen die afkomstig zijn uit landen van buiten de Europese Unie. Hierdoor rustte op verdachte een vergaande onderzoeksplicht aangaande de rechtmatigheid van het verblijf van de vrouwen. Dat verdachte heeft geïnformeerd naar de verblijfstatus van de vrouwen of inspanningen heeft verricht om daarvan op de hoogte te raken, is niet gebleken.
3.4.5.1 Vrijspraak ten aanzien van [slachtoffer 5]
Op 10 juli 2023 heeft de Gemeente Amsterdam een controle uitgevoerd naar het feitelijk gebruik van de woning op het adres [inschrijfadres] .
Tijdens deze controle werd verdachte, samen met [slachtoffer 5] in de woning aangetroffen. [slachtoffer 5] heeft – kort samengevat – tegenover de gemeenteambtenaren verklaard dat zij op een soort vakantie is en dat zij over een paar dagen weer terug zou vliegen. Verdachte zou een vriend van haar zijn en in de woning zou geen sprake zijn van prostitutie. De politie heeft vastgesteld dat [slachtoffer 5] de Cubaanse nationaliteit heeft en in dat geval maximaal negentig dagen als toerist in Nederland mag verblijven.
Gelet op deze verklaring van [slachtoffer 5] en het ontbreken van andere bewijsmiddelen die haar direct met prostitutie in verband brengen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat het verblijf van [slachtoffer 5] rechtmatig was. Het enkele feit dat zij in een woning is aangetroffen waarin ook goederen lagen die met prostitutie in verband kunnen worden gebracht, is onvoldoende om te kunnen bewijzen dat zij zelf als prostituee werkzaam was en haar verblijf daardoor onrechtmatig was. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het behulpzaam zijn van [slachtoffer 5] bij het zich wederrechtelijk verschaffen van verblijf in Nederland.
3.4.6
Beroep of gewoonte
Bewezen kan worden dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van de hem verweten mensensmokkel. Dit gezien de langere periode waarover dit feit zich heeft uitgestrekt. De rechtbank wijst in dat kader op het op de [adres] aangetroffen notitieblok met daarin – naar de rechtbank aanneemt – een administratie betreffende prostitutiewerkzaamheden van verschillende vrouwen, waaronder in ieder geval [slachtoffer 1] en meerdere data (vanaf 1 november 2022) die aantonen dat verdachte gedurende een langere periode bij de prostitutiewerkzaamheden van vrouwen betrokken is geweest.
3.4.7
Medeplegen
Hoewel de medeverdachten van de in hun zaken ten laste gelegde mensensmokkel worden vrijgesproken, bevat het dossier voldoende aanknopingspunten om bewezen te verklaren dat verdachte bij zijn handelen nauw en bewust met een of meer anderen heeft samengewerkt.
De rechtbank overweegt in dit verband allereerst dat [slachtoffer 1] over ene [naam vrouw] heeft verklaard, die samen met verdachte aan haar komst naar Nederland heeft gewerkt.
Verdachte heeft [naam vrouw] aangewezen als zijn ex-vriendin. Bovendien heeft verdachte zelf verklaard dat hij in het faciliteren van de prostitutiewerkzaamheden met een of meerdere onbekend gebleven ‘operator(s)’ heeft gewerkt.
De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte als medepleger van het ten laste gelegde feit kan worden aangemerkt.
3.4.8
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het behulpzaam zijn van het zich wederrechtelijk verschaffen van toegang tot Nederland van [slachtoffer 1] en het zich wederrechtelijk verschaffen van verblijf in Nederland van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het verblijf van voornoemde vrouwen wederrechtelijk was, en dat hij daarvan een gewoonte heeft gemaakt.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
in de periode van 1 november 2022 tot en met 3 januari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, anderen, te weten
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en
- [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en
- [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland of daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
en/of
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland of daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door
- één van voornoemde vrouwen naar Nederland te laten vliegen en vliegtickets te regelen voor één van voornoemde vrouwen zodat zij naar Nederland kon komen met de bedoeling om deze vrouw aldaar in de prostitutie te laten werken en
- voor meerdere van voornoemde vrouwen hotelkamers en/of woningen te regelen waar zij konden verblijven en/of van waaruit zij hun prostitutiewerkzaamheden konden verrichten en
- meerdere van voornoemde vrouwen te (laten) vervoeren van en naar haar prostitutiewerkzaamheden en
- het (laten) maken van foto’s voor advertenties op één website waarin één van voornoemde vrouwen werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en
- het onderhouden van contacten en/of het maken van afspraken met prostitutieklanten voor voornoemde vrouwen en/of het maken van afspraken met de klanten over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen en
- het bepalen hoe vaak en wanneer één of meerdere van voornoemde vrouw(en) moesten werken in de prostitutie en het geven van instructies aan één van voornoemde vrouwen met betrekking tot de te verrichten prostitutiewerkzaamheden en
- het (laten) ophalen en/of in ontvangst nemen van het verdiende geld uit prostitutiewerkzaamheden bij voornoemde vrouwen
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat die toegang en/of dat verblijf wederrechtelijk was en verdachte van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie de gevangenneming van verdachte gevorderd, met ingang van het moment van de uitspraak.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om – in het geval een bewezenverklaring – aan verdachte een gevangenisstraf overeenkomstig de duur van het voorarrest op te leggen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat voornoemde gevangenisstraf kan worden aangevuld met een geldboete van € 2.000 per vrouw ten aanzien waarvan het handelen van verdachte bewezen wordt verklaard.
De raadsman heeft de rechtbank in het licht van deze verzoeken gewezen op het gegeven dat verdachte volgens zijn eigen verklaring niet betrokken is geweest bij het zich verschaffen van toegang door de vrouwen en een beperkte logistieke rol heeft gehad bij hun werkzaamheden in de prostitutie. Ook heeft de raadsman de rechtbank voorgehouden dat in artikel 197a Sr in de kern een vorm van medeplichtigheid strafbaar wordt gesteld en dat bestuursrechtelijke handhaving van soortgelijke feiten in de regel tot minder ingrijpende sancties leidt. Tot slot heeft de raadsman de rechtbank verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder medische beperkingen in de vorm van een lymfoedeem en ernstig overgewicht.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan
Verdachte is, samen met een of meer anderen, één vrouw behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland en is vier vrouwen (uit winstbejag) behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij wist dat de toegang en het verblijf van deze vrouwen in strijd was met de wet.
Uit het dossier is een beeld naar voren gekomen van een verdachte die, waarschijnlijk al gedurende langere tijd, een gewoonte heeft gemaakt van het werven van vrouwen, die via verdachte in de illegale prostitutie te werk worden gesteld. Verdachte exploiteerde hierdoor feitelijk een escortservice in de illegale prostitutiebranche. Verdachte nam een groot deel van de faciliterende werkzaamheden voor zijn rekening. Zo maakte hij in één geval de reis naar Nederland mogelijk, regelde hij seksafspraken en vervoer voor de verschillende vrouwen en trad daarbij op als contactpersoon, maakte hij seksadvertenties aan en maakte daarvoor foto’s of liet deze maken, voorzag hij de vrouwen van condooms en glijmiddel en eigende hij zichzelf een aanzienlijk deel van de opbrengsten van de vrouwen toe.
Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de frustratie van lokaal en nationaal beleid aangaande de bestrijding van illegale toegang tot en verblijf in Nederland en de alsmaar groeiende overlast die uitgaat van de illegale prostitutiebranche.
Alhoewel de verdenking dat verdachte zich aan mensenhandel schuldig heeft gemaakt in de loop van het strafrechtelijk onderzoek is komen te vervallen, is de rechtbank wel van oordeel dat het dossier blijkt geeft van een onwenselijke arbeidspositie voor de vrouwen, waarbij de vrouwen in sterke mate afhankelijk waren van verdachte en verdachte slechts oog lijkt te hebben gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Dit alles maakt dat de rechtbank het bewezen verklaarde feit als bijzonder ernstig aanmerkt.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 17 december 2024 is gebleken dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Ook de medische en overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals hij die heeft toegelicht tijdens de zitting op 9 juli 2025, zijn naar het oordeel van de rechtbank niet dusdanig ernstig en acuut dat zij van invloed dienen te zijn op de op te leggen straf. Bovendien bestonden die omstandigheden ook deels al ten tijde van de bewezenverklaarde periode.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (de LOVS-oriëntatiepunten). Bij mensensmokkel is het oriëntatiepunt een gevangenisstraf van drie maanden voor iedere persoon die de verdachte heeft gesmokkeld. Daarbij geldt in beginsel een lineaire verhoging, maar kan het uitgangspunt in het geval van medeplegen en het maken van een beroep of gewoonte van mensensmokkel aanzienlijk worden verhoogd.
In het onderhavige geval is verdachte als medepleger – in ieder geval – vier vrouwen uit winstbejag behulpzaam geweest bij verblijf in Nederland en ten aanzien van een van deze vrouwen bij toegang tot Nederland. Dit terwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat het verblijf van de vrouwen wederrechtelijk was en hij daarvan een gewoonte heeft gemaakt. Bovendien heeft verdachte, zoals hiervoor als is overwogen, door zijn handelen een onwenselijke arbeidspositie voor de betrokken vrouwen gecreëerd en geeft het dossier de stellige indruk dat verdachte ook na zijn aanhouding op 3 januari 2023 met soortgelijk handelen is doorgegaan. Ten slotte houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat verdachte beperkt over de feiten heeft verklaard en in zijn verklaringen heeft geprobeerd om het belang van zijn eigen handelen voor de mensensmokkel van de vrouwen te minimaliseren. De rechtbank ziet in dit alles aanleiding om in strafverzwarende zin van het voorgaande oriëntatiepunt af te wijken.
Dat het in artikel 197a Sr in de kern om een vorm van medeplichtigheid gaat en dat bestuursrechtelijke handhaving van dergelijke feiten in de regel tot lagere sancties leidt, zoals de raadsman heeft betoogd, doet aan het voorgaande niets af. Op basis van het opportuniteitsbeginsel bepaalt het Openbaar Ministerie op welke wijze en ter zake waarvan een verdachte wordt vervolgd. Het is vervolgens aan de rechtbank om bij een veroordeling een straf op te leggen die recht doet aan onder andere de ernst van de feiten. Daarbij komt dat de wetgever er bewust voor heeft gekozen om ten aanzien van artikel 197a, eerste en tweede lid, een relatief hoog strafmaximum in de wet vast te leggen, namelijk telkens een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren en tien jaren wanneer de verdachte als medepleger wordt aangemerkt en/of van het feit een beroep of gewoonte heeft gemaakt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat alleen kan worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf van lange duur. Daarbij zal een deel van deze straf in voorwaardelijke zin aan verdachte worden opgelegd, om hem er gedurende een langere periode ervan te weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.
De rechtbank zal de vordering tot gevangenneming van de officier van justitie afwijzen. Weliswaar blijkt uit het dossier dat verdachte mogelijk na zijn aanhouding op 3 januari 2023 zijn strafbare handelen heeft voortgezet, maar de bevindingen hierover zijn niet dusdanig recent dat op dit moment herhalingsgevaar als grond voor voorlopige hechtenis kan worden aangenomen.

8.Beslag

Onder verdachte is blijkens de in het dossier gevoegde beslaglijst het volgende voorwerp in beslag genomen: 1 STK Computer (PL1300-2023001462-6472592, APPLE).
Nu ten aanzien dan dit voorwerp niet is komen vast te staan aan wie het toebehoort, zal de rechtbank hiervan de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
mensensmokkelen
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt en het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 3 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot gevangenneming van verdachte.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van: 1 STK Computer (PL1300-2023001462-6472592, APPLE).
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en A. Eichperger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Esschendal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juli 2025.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023001462-7, p. 1 – 2.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige met documentcode MAI-083, inclusief bijlage, p. 231 en 234 – 239.
4.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023001462-7, p. 2.
5.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023001462-7, p. 2 – 3.
6.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023001462-7, p. 4.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige met documentcode MAI-037, p. 50 en 52.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige met documentcode MAI-037, p. 45 en 47.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige met documentcode MAI-037, p. 45, 47 – 49.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige met documentcode MAI-037, p. 49.
11.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode MAI-047, inclusief bijlage, p. 100 e.v.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige met documentcode MAI-056, p. 218.
13.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode MAI-076, p. 248.
14.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode MAI-019, p. 63-64.
15.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode MAI-019, p. 64.
16.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode MAI-076, p. 248.
17.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023001462-37, p. 222.
18.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode MAI-076, p. 248.
19.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode MAI-067, p. 224.
20.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode MAI-076, p. 248.
21.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023001462-21, p. 41.
22.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode MAI-044, p. 67.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte met documentcode MAI-038, p. 173 – 174.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte met documentcode MAI-038, p. 172.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte met documentcode MAI-018, p. 170.
26.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens met documentcode MAI-088, p. 302.
27.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens met documentcode MAI-088, p. 305 – 306.
28.Proces-verbaal met mutatienummer PL27RV/24-009875, p. 429 – 432.
29.Zie o.a.: Hoge Raad 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576.
30.Kamerstukken II 1991/92, 22 142, nr. 3 (herdruk), p. 11-12.
31.Hoge Raad 15 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BA8499, NJ 2008/62 en Hoge Raad 19 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ3574, NJ 2010/279 m.nt. Schalken onder NJ 2010/281), in het bijzonder artikel 8 van die wet (rechtmatig verblijf).
32.Artikelen 8, 12, 14 en 16 van de Vreemdelingenwet. Zie ook: Rechtbank Zutphen 17 maart 2009,