Op 22 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd op 26 juli 2017 door de District Court in Zamość, betreft een vrijheidsstraf van 4 jaar en 5 maanden die aan de opgeëiste persoon is opgelegd voor deelname aan een criminele organisatie, illegale handel in verdovende middelen, racketeering en afpersing. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 8 juli 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof.
De raadsvrouw voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon in zijn verdedigingsrechten was geschaad. De officier van justitie daarentegen stelde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het hoger beroep en een advocaat had gemachtigd. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat leidde tot de beslissing, maar dat hij wel degelijk op de hoogte was van de procedure en dat zijn advocaat zijn verdediging had gevoerd. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren en dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, waarbij zij zich baseerde op de artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.