Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De procedure
2.Samenvatting
SON stelt dat het van belang is wat de daadwerkelijk benodigde testcapaciteit (“bemenste testcapaciteit”) is geweest. Het begrip “bemenste capaciteit” komt echter niet voor in de overeenkomst (of de bijlagen daarbij). Voor de berekening van de vergoeding is (i) het ter beschikking stellen van de testcapaciteit (testlocaties) en (ii) het daadwerkelijk uitvoeren van coronatesten van belang (vgl. artikel 3.1). Burgers hebben altijd de mogelijkheid gehad om voor de testafnameplekken op bepaalde locaties afspraken te maken (art. 3.3). Dat is het vereiste voor het bepalen van de beschikbare testcapaciteit. Bemensing van testafnameplekken is geen factor voor de berekening van de vergoeding op basis van de overeenkomst. (…)
4.Het geschil
- i) tot betaling van € 2.844.839, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 1.363.833,00 vanaf 4 november 2021, althans vanaf 10 november 2021, en vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 1.481.006 vanaf 12 november 2021, althans vanaf 17 november 2021, althans vanaf de dag van de dagvaarding, althans vanaf de dag van uitspraak, tot aan de dag van volledige betaling;
- ii) tot betaling van € 6.775 aan buitengerechtelijke (incasso)kosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 november 2021, althans 17 november 2021, althans vanaf de dag van de dagvaarding, althans vanaf de dag van uitspraak, tot aan de dag van volledige betaling;
- iii) in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
5.De beoordeling
de Testaanbieder is in staat (onder meer door voldoende en adequaat geschoold personeel in te schakelen) om per dag het aantal coronatesten af te nemen dat op enig moment vastgesteld wordt door de Stichting, op de wijze als bepaald in artikel 1.4 (de zogenaamde daadwerkelijke benodigde capaciteit)” (hierna: “Dienst B”).
daadwerkelijke benodigde capaciteitin de overeenkomst. Was Platalea op basis van de overeenkomst gehouden om per testlocatie een bepaalde minimale personele bezetting beschikbaar te hebben, zoals SON stelt. Of kon Platalea volstaan met een door haar zelf te bepalen hoeveelheid personeel, zolang het gevraagde aantal tests maar veilig en efficiënt kon worden uitgevoerd, zoals Platalea aanvoert.
daadwerkelijke benodigde capaciteitis, bepaalt – voor zover relevant – dat SON telkens twee weken van tevoren aan de testaanbieder het aantal coronatesten mededeelde dat per dag naar verwachting daadwerkelijk door de testaanbieder moest worden afgenomen. SON deed dit op basis van een zogenaamde forecast: een voorspelling van het aantal mensen dat zich zou willen laten testen, onder meer gebaseerd op het verwachte aantal publieke evenementen waarvoor een negatieve test was vereist (zie ook hiervoor onder 3.7).
daadwerkelijke benodigde capaciteitin het kader van Dienst B bestond uit een per testafnameplek minimaal aantal te leveren medewerkers in een voorgeschreven samenstelling.
daadwerkelijk benodigde capaciteitook mag worden verstaan personeel dat niet op de testlocatie aanwezig is, maar dat wel op afroep beschikbaar is. Platalea heeft aangevoerd dat zij altijd over voldoende personele capaciteit heeft beschikt. Zij had een lijst met 840 personeelsleden, die (op afroep) beschikbaar waren. Platalea had met het uitzendbureau afgesproken dat alleen de personeelsleden die werden ingezet betaald kregen. Die personeelsleden kregen een hoger uurloon omdat daarin ook was ook verdisconteerd dat men soms op afroep beschikbaar was zonder dat daar betaling tegenover stond. De afspraak tussen partijen was dat zou worden afgerekend op basis van de forecast en niet op basis van het aantal daadwerkelijk uitgevoerde testen of het aantal aanwezige of betaalde testafnemers. Dat personeel daadwerkelijk moest zijn betaald, heeft SON achteraf bedacht, aldus Platalea.
op basis van objectieve gegevens voldoende aanleiding is te veronderstellen dat sprake is van overcompensatie”. Hiervan is tijdens de looptijd van de overeenkomst geen sprake geweest.
6.De beslissing
8 januari 2025.