Op 9 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zijn moeder heeft mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest. De mishandeling vond plaats op 23 maart 2025 te Amsterdam, waar de verdachte zijn moeder, die terminaal ziek is, meermalen in het gezicht heeft geslagen, een kopstoot heeft gegeven en over haar arm en hand heeft gekrabd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaardde dat zijn moeder hierdoor pijn of letsel zou ondervinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een persoonlijkheidsstoornis en recidive. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, maar de mishandeling is bewezen verklaard. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen, waaronder vermoedelijk cocaïne en een luchtdrukwapen, behandeld, maar geen beslissing genomen over deze goederen, aangezien het openbaar ministerie al een beheerbeslissing had genomen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.