ECLI:NL:RBAMS:2025:503

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
13-049328-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor het voorhanden hebben van een explosief en diefstallen van motorscooters

Op 28 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een geïmproviseerde explosieve constructie en van twee diefstallen van motorscooters. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar plofkraken bij geldautomaten in Amsterdam en Amstelveen, waarbij de verdachte werd verdacht van betrokkenheid. Tijdens de zitting op 14 januari 2025 heeft de officier van justitie, mr. V.C.E. de Jong, gepleit voor bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. S. van den Berg, heeft gepleit voor vrijspraak van de meeste feiten, met uitzondering van de diefstal van een motorscooter, die de verdachte heeft bekend. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de pogingen tot plofkraak en het teweegbrengen van ontploffingen, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij op de plaats delict aanwezig was. Echter, de rechtbank achtte de diefstallen van de motorscooters en het voorhanden hebben van een explosief wel bewezen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn motivatie om zijn leven op orde te krijgen. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden voor de voorwaardelijke straf niet dadelijk uitvoerbaar verklaard, omdat de verdachte is vrijgesproken van de zwaardere feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/049328-24 (Promis)
Datum uitspraak: 28 januari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres ] ,
gedetineerd in de [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. V.C.E. de Jong, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. van den Berg, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
1. een poging tot diefstal in vereniging van een geldbedrag uit een geldautomaat aan de [adres ] te Amsterdam door middel van braak/verbreking door explosieven tot ontploffing te brengen op 24 december 2023;
2. het medeplegen van het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing bij een geldautomaat aan de [adres ] te Amsterdam op 24 december 2023, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was;
3. een poging tot diefstal in vereniging van een geldbedrag uit een geldautomaat aan de [adres ] te Amstelveen door middel van braak/verbreking door explosieven tot ontploffing te brengen op 30 december 2023;
4. het medeplegen van het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing bij een geldautomaat aan de [adres ] te Amstelveen op 30 december 2023, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was;
5. diefstal in vereniging van een motor(scooter) met koffer door met een valse sleutel de toegangspoort naar de stalling te openen en de sloten van de motor te openen/forceren op 23 november 2023 te Amsterdam;
6. diefstal in vereniging van een motor(scooter) door met een valse sleutel een hek te openen en het stuurslot van de motor te openen/forceren op 3 februari 2024 te Amsterdam;
7. het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen van categorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een geïmproviseerde explosieve constructie bestaande uit drie stuks Cobra-vuurwerk en een fles terpentine op 30 januari 2024 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring alle ten laste gelegde feiten.
Voor de feiten 1 tot en met 4 speelt de vraag of verdachte één van de daders van de zogeheten plofkraken is geweest. De officier van justitie beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt. Voor de poging tot plofkraak en de ontploffing op 24 december 2023 (feiten 1 en 2) bestaat het bewijs uit het op de veiligheidsbril aangetroffen DNA van verdachte, de enkelbandgegevens waaruit blijkt dat verdachte ten tijde van de plofkraak niet binnen het bereik van het basisstation was, het feit dat verdachte kort na de plofkraak driemaal een nieuwsartikel over de plofkraak heeft bekeken en dat hij herhaaldelijk de zoekopdracht ‘geld lenen’ heeft uitgevoerd. Voor de poging tot plofkraak en de ontploffing op 30 december 2023 (feiten 3 en 4) bestaat het bewijs uit het DNA van verdachte dat is aangetroffen op een stuk tape op de draad die is gebruikt bij de ontploffing en uit de enkelbandgegevens waaruit blijkt dat verdachte ook ten tijde van deze plofkraak niet binnen het bereik van het basisstation was. Tot slot is er niet lang na beide plofkraken een explosief aangetroffen in de woning van verdachte. Gelet op de overeenkomsten tussen de feiten, het korte tijdsverloop, het DNA van verdachte op relevante voorwerpen en het ontbreken van een duidelijke verklaring hiervoor van verdachte, kunnen de feiten 1 tot en met 4 worden bewezen.
Voor feit 5 bestaat het bewijs eruit dat verdachte op de Piaggio Beverly in kwestie is aangetroffen en dat op zijn telefoon een notitie is gevonden waarin het plan om die motorscooter weg te nemen wordt beschreven. Op de camerabeelden is te zien dat twee personen de motorscooter meenemen, zodat kan worden bewezen dat verdachte de diefstal in vereniging heeft gepleegd. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van braak of verbreking, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Verdachte heeft feit 6 bekend. Hij is kort na de diefstal door de politie aangehouden en hij reed op dat moment op de gestolen motor, waarvan het contactslot was verbroken. Uit de camerabeelden blijkt dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Op de beelden is daarnaast te zien dat de verdachten het hek van de stalling openen met een schroevendraaier. Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de diefstal in vereniging heeft gepleegd door middel van braak en verbreking.
Voor feit 7 bestaat het bewijs uit het DNA van verdachte dat op meerdere plekken op het explosief is aangetroffen en het feit dat het explosief is gevonden in een ruimte waar verdachte verbleef en waar hij zijn persoonlijke spullen bewaarde. Het verweer van de verdediging dat niet kan worden uitgegaan van de bewijskracht in het rapport omdat het DNA van het broertje van verdachte niet is meegenomen in het onderzoek, dient te worden verworpen. Gedurende het onderzoek is er, gelet op de proceshouding van verdachte, geen aanleiding geweest om DNA van zijn broertje af te nemen. Verdachte heeft niet verklaard dat zijn broertje zich ook ophield op de zolder en het dossier bevat daar ook geen aanwijzingen voor. Het dossier bevat tot slot ook geen aanwijzingen voor medeplegen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle feiten, met uitzondering van feit 6, nu verdachte dit feit heeft bekend.
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er DNA van verdachte is aangetroffen op twee verplaatsbare voorwerpen, waarvan niet duidelijk is hoe en wanneer dit DNA op die voorwerpen terecht is gekomen. Op grond daarvan kan niet worden vastgesteld dat verdachte op 24 en 30 december 2023 op de plaatsen delict is geweest en de explosieven heeft geplaatst. De overige omstandigheden die in het dossier worden genoemd maken dat niet anders. Het dossier bevat onvoldoende om vast te stellen dat verdachte als medepleger bij de plofkraken betrokken is geweest. Niet is uitgesloten dat hij bijvoorbeeld alleen bij de voorbereidingen betrokken is geweest.
Voor feit 5 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het feit dat verdachte is aangetroffen op de gestolen Piaggio Beverly, maar met een ander kenteken, niet zonder meer betekent dat verdachte deze motorscooter vijf weken eerder ook zelf heeft weggenomen. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker is geweest van de telefoon waarop de notitie over een Piaggio Beverly aan de [adres ] is aangetroffen, noch dat hij de notitie heeft geschreven. Als al wordt aangenomen dat verdachte de notitie heeft geschreven, kan nog niet worden vastgesteld dat hij ook zelf de motorscooter heeft weggenomen. De camerabeelden van de diefstal zijn te onduidelijk om de personen die de motorscooter hebben weggenomen op te herkennen.
De raadsvrouw heeft met betrekking tot feit 7 aangevoerd dat het DNA-spoor van verdachte op de terpentinefles niet als incriminerend kan worden aangemerkt, nu de terpentine voor reguliere doeleinden werd gebruikt. Van het andere DNA-spoor wordt niet specifiek duidelijk waarop dit is aangetroffen. De bemonstering ziet immers op de gehele buitenzijden van de cobra’s, de rugzijden van de tape en de lontjes. Hiervoor geldt wederom dat als het spoor op de tape is aangetroffen, dit vanwege het gebruik voor reguliere doeleinden niet als incriminerend kan worden aangemerkt. Verdachte ontkent stellig dat hij de constructie heeft gemaakt en is er zeker van dat zijn DNA niet op de cobra’s kan hebben gezeten. Verdachte was niet in de woning ten tijde van het binnentreden door de politie. De zolderkamer werd bovendien gebruikt door andere personen, ook zonder dat verdachte aanwezig was. Dit blijkt ook uit het feit dat er bij binnentreden een ander persoon slapend werd aangetroffen. Het is goed mogelijk dat iemand anders de constructie heeft gemaakt en/of in de zolderkamer heeft neergezet. Tot slot kan ten aanzien van het DNA-spoor op (de tape om) de cobra’s niet zonder meer worden uitgegaan van de in het rapport genoemde bewijskracht, nu het DNA van het broertje van verdachte niet is meegenomen in de berekeningen, terwijl het broertje ook op de zolder kwam.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van de pogingen tot plofkraak (feiten 1 en 3) en het teweeg brengen van ontploffingen (feiten 2 en 4)
Op 24 en 30 december 2023 vinden er explosies plaats bij twee geldautomaten in Amsterdam en Amstelveen. Omwonenden zien twee donker geklede jongens op een scooter wegvluchten. De plaatsen delict zijn forensisch onderzocht en er zijn sporendragers veiliggesteld.
Uit de bemonstering van de veiligheidsbril die is aangetroffen op de plaats delict van 24 december 2023 wordt een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen, waarvan één profiel overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte. Uit de bemonstering van de tape en de schutbladen die zijn aangetroffen op de plaats delict van 30 december 2023 wordt een DNA-mengprofiel van minimaal drie donoren verkregen, waaruit een enkelvoudig hoofdprofiel is afgeleid dat overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte.
In beide gevallen is er DNA aangetroffen op verplaatsbare voorwerpen en is er sprake van DNA van meerdere donoren. Op welk moment het DNA dat overeenkomt met dat van verdachte op die voorwerpen terecht is gekomen, kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld. Er zijn meerdere scenario’s denkbaar die niet door het dossier worden weerlegd, zoals bijvoorbeeld het scenario dat verdachte betrokken is geweest bij het maken van een explosief, maar niet bij de explosies aanwezig is geweest. Het ontbreekt in het dossier aan bewijs dat verdachte in die bewuste nachten op de plaats delict is geweest. Uit de enkelbandgegevens blijkt immers enkel dat verdachte ten tijde van de plofkraken niet binnen het bereik van het basisstation was, niet waar hij op die momenten dan wel was. Ook het lezen van het nieuwsartikel over één van de plofkraken en het aantreffen van een explosief op de zolder van verdachte leveren geen bewijs op voor zijn aanwezigheid op de plaats delict. De betrokkenheid van verdachte bij de explosies kan niet in die mate worden vastgesteld dat het wettig en overtuigend bewijs oplevert voor medeplegen. De feitelijke bevindingen zijn, zeker in onderlinge samenhang bezien, zeer verdacht en roepen vragen op. Echter, de lat dat zonder ontzenuwende verklaring van verdachte moet worden geconcludeerd dat hij als medepleger bij de feiten betrokken is geweest, wordt naar het oordeel van de rechtbank niet behaald.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de feiten 1 tot en met 4 niet kunnen worden bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
3.3.2.
Bewezenverklaring van de diefstallen van motorscooters in vereniging op of omstreeks 23 november 2023 (feit 5) en op 3 februari 2024 (feit 6) en het voorhanden hebben van een explosieve constructie (feit 7)
De rechtbank acht het onder 5, 6 en 7 ten laste gelegde bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Diefstal in vereniging van de Piaggio Beverly motorscooter op 23 november 2023 (feit 5)
Op 24 november 2023 wordt door [naam 1] aangifte gedaan van diefstal van zijn Piaggio Beverly motorscooter. [naam 1] had zijn motorscooter de avond ervoor, op 23 november, geparkeerd in een afgesloten stalling aan de [adres ] in Amsterdam. Hij had de motorscooter op slot gezet met een stuurslot, een remschijfslot en een kettingslot. In de ochtend van 24 november merkte hij dat zijn motorscooter niet meer in de stalling stond. Uit de beelden van de beveiligingscamera blijkt dat twee personen met gereedschap in hun handen de stalling binnenkomen. Enige tijd later verlaten zij de stalling met de motorscooter van [naam 1] aan de hand.
Op 4 januari 2024 wordt verdachte door de politie gecontroleerd. Hij rijdt op dat moment op een Piaggio motorscooter met kenteken [kenteken 1] , die door de politie in beslag wordt genomen omdat zij het framenummer niet kunnen vinden. Na onderzoek aan de motorscooter op het politiebureau blijkt het kenteken te zijn verwisseld. Op basis van het framenummer wordt vastgesteld dat het originele kenteken van de motorscooter [kenteken 2] betreft en dat het gaat om de gestolen Piaggio Beverly van [naam 1] .
Op 3 februari 2024 wordt verdachte aangehouden voor de diefstal van de Kymco motorscooter (feit 6) en wordt een telefoon inbeslaggenomen die door de politie aan verdachte wordt toegeschreven. Op de telefoon worden gesprekken aangetroffen met de moeder van verdachte, gesprekken waarin de gebruiker wordt aangesproken met de naam van verdachte en formulieren met de contactgegevens van verdachte. Op de telefoon wordt verder een notitie gevonden die dateert van 22 november 2023, waarin de diefstal van de Piaggio Beverly aan de [adres ] wordt beschreven. Verdachte heeft verklaard dat de telefoon niet van hem was, maar dat hij die had geleend. De notitie was ook niet door hem geschreven. Hij gebruikte de telefoon alleen voor Snapchat. De rechtbank acht deze verklaring gelet op de hiervoor besproken inhoud van de telefoon niet geloofwaardig en is van oordeel dat kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker van de telefoon is geweest. Nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte de (tekst van de) notitie van een andere persoon heeft ontvangen, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte als gebruiker van de telefoon de notitie zelf heeft geschreven.
Gelet op het feit dat verdachte is gecontroleerd toen hij op de motorscooter reed en er op zijn telefoon een notitie is aangetroffen die voor wat betreft de datum en inhoud onmiskenbaar ziet op de diefstal van deze motorscooter, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte als medepleger bij die diefstal betrokken is geweest. Verdachte heeft in de notitie beschreven waar de motorscooter kon worden gevonden, via welke route de motorscooter na de diefstal moest worden weggevoerd, op welke plaats de motorscooter moest worden neergezet en dat er een kenteken op moest worden gezet. Gelet op deze bevindingen heeft verdachte, voor zover hij al niet zelf één van deze personen is geweest, in ieder geval nauw en bewust samengewerkt met de perso(o)n(en) op de beveiligingsbeelden van de stalling.
Uit de camerabeelden blijkt niet dat verdachten de deur van de stalling hebben geopend met een valse sleutel, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Wel acht de rechtbank bewezen dat de verdachten de motorscooter onder hun bereik hebben gebracht door het stuurslot, het remschijfslot en het kettingslot te verbreken dan wel te openen met een valse sleutel. Nu het tijdstip van het wegnemen niet exact kan worden vastgesteld en de camerabeelden geen tijdsstempel bevatten, acht de rechtbank bewezen dat het feit op of omstreeks 23 november 2023 is gepleegd.
Diefstal in vereniging van de Kymco motorscooter (feit 6)
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het onder 6 ten laste gelegde kan worden bewezen. Verdachte is kort na de diefstal op de motorscooter aangetroffen en hij heeft het feit bekend. Uit de camerabeelden van 3 februari 2024 omstreeks 04:30 uur blijkt dat de daders het hek hebben geopend met een schroevendraaier en het stuurslot hebben geforceerd door tegen het stuur van de motorscooter te trappen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte de diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel en verbreking heeft gepleegd.
Voorhanden hebben van een explosieve constructie (feit 7)
Op 30 januari 2024 treedt de politie de woning van verdachte binnen in een poging om verdachte buiten heterdaad aan te houden voor verdenking van de diefstal van de Piaggio Beverly (feit 5). Verdachte wordt niet in de woning aangetroffen. Wel treffen de politieagenten in de zolderbox van de woning een fles terpentine aan met daaraan drie stuks Cobra 6-vuurwerk bevestigd. In de zolderbox worden daarnaast de Franse identiteitskaart van verdachte en aan verdachte geadresseerde post aangetroffen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij nagenoeg elke nacht alleen tijd doorbracht in de zolderbox.
De constructie van de terpentinefles en het vuurwerk is onderzocht door een deskundige op het gebied van de werking en herkenning van vuurwapens en munitie. De deskundige stelt vast dat het gaat om een geïmproviseerde explosieve constructie in de uitvoering van een vuurwerk-brandstof combinatie. Gezien de opbouw en het karakter van een dergelijke explosieve constructie en het ontbreken van alternatieve toepassingen, is deze aan te merken als een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of ontploffing zoals genoemd in artikel 2 lid 1, categorie II, onder 7 van de Wet Wapens en Munitie.
De constructie is daarnaast bemonsterd voor DNA-onderzoek. Uit de bemonstering van de dop van de terpentinefles is een enkelvoudig DNA-profiel verkregen dat overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte. Uit de bemonstering van de buitenzijden van de Cobra’s, de rugzijden van de tape en de lontjes is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen, waaruit een DNA-hoofdprofiel is afgeleid dat overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte. Het DNA-profiel uit de eerste bemonstering en het DNA-hoofdprofiel uit de tweede bemonstering zijn een miljard keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – verdachte donor is, dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de overige bevindingen uit het dossier, dat verdachte donor is van een (relatief groot) deel van het celmateriaal op voornoemde bemonsteringen. Het verweer van de raadsvrouw dat niet kan worden uitgegaan van de bewijswaarde in de DNA-rapporten omdat het DNA-profiel van het broertje van verdachte niet bij het onderzoek betrokken is, terwijl hij ook wel eens op de zolder kwam, acht de rechtbank onvoldoende feitelijk onderbouwd. Het had – mede gelet op het late tijdstip van dit verweer – op de weg van de verdediging gelegen om daar een nadere uitleg aan te geven.
Tot slot acht de rechtbank het door de verdediging geschetste alternatieve scenario over de mogelijkheid dat iemand met een terpentinefles en tape waarop het DNA van verdachte is aangetroffen een explosieve constructie maakt en deze achterlaat in de zolderbox van verdachte hoogst onwaarschijnlijk en schuift deze terzijde.
Gelet op het feit dat er op verschillende plekken op het explosief DNA van verdachte is gevonden, terwijl het explosief is aangetroffen in een ruimte waar verdachte weliswaar anderen toestaat om te komen, maar hij zelf overwegend verblijft en waar hij bovendien belangrijke persoonlijke spullen bewaart, acht de rechtbank bewezen dat verdachte het explosief voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het medeplegen, nu het dossier daarvoor geen aanknopingspunten bevat.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
5.
op of omstreeks 23 november 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een motorscooter (Piaggio Beverly [kenteken 2] ) voorzien van een koffer, inhoudende een helm, een headset, handschoenen en een afdekhoes, die aan [naam 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking en/of een valse sleutel, door een stuurslot, een remschijfslot en een kettingslot van voornoemde motor te openen en/of te forceren;
6.
op 3 februari 2024 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, een motorscooter (Kymco, [kenteken 3] ) die aan [naam 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel en verbreking, door met een voorwerp dat daarvoor niet bestemd was een hek te openen en een stuurslot van voornoemde motor te openen of te forceren;
7.
op 30 januari 2024 te Amsterdam, in een woning gelegen aan de [adres ] , een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een geïmproviseerde explosieve constructie (bestaande uit 3 stuks vuurwerk (cobra's) en een fles terpentine), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van de periode doorgebracht in voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte volgens het adolescentenstrafrecht moet worden bestraft. Verdachte komt daar qua leeftijd voor in aanmerking. Bovendien zijn er concrete aanknopingspunten voor toepassing van het adolescentenstrafrecht: verdachte woont nog thuis met zijn moeder en broertje en hij heeft zich ingeschreven voor een opleiding.
De raadsvrouw heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat alleen feit 6 kan worden bewezen en dat de door de officier van justitie geëiste straf dan ook niet passend is. Verdachte is gemotiveerd om zijn leven op de rit te krijgen en wil graag toekomstplannen maken.
Indien de rechtbank komt tot een veroordeling voor alleen (een deel van) de feiten 5 tot en met 7, acht de raadsvrouw – gelet op de aard en ernst van die feiten – het door de reclassering geadviseerde locatiegebod met elektronische monitoring niet passend en noodzakelijk. Ook het advies van de reclassering om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren is in dat geval niet aan de orde, nu dit alleen mogelijk is indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat een veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarvan is bij een veroordeling voor de feiten 5 tot en met 7 geen sprake.
Tot slot heeft de raadsvrouw verzocht in strafverminderende zin ermee rekening te houden dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing is.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezengeachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten en omstandigheden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een explosief. Het bezit van explosieven levert een onaanvaardbaar veiligheidsrisico op en is onderdeel van een groeiend maatschappelijk probleem. Het voorhanden hebben van een explosief gaat immers vaak gepaard met het gebruik daarvan. De rechtbank vindt het zorgwekkend dat verdachte het explosief heeft bewaard in de zolderbox van zijn wooncomplex. Als het explosief daar (onverwacht) was afgegaan, had dit ernstig letsel bij personen of schade aan de woningen kunnen veroorzaken.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan twee diefstallen van motorscooters uit afgesloten stallingen. Verdachte en medeverdachten zijn daarbij geraffineerd en goed voorbereid te werk gegaan, aan de hand van een vooropgezet plan en met het benodigde gereedschap op zak. Verdachte heeft met zijn handelen laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 18 december 2024. Hieruit blijkt dat verdachte de afgelopen vijf jaar meermaals is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Uit het strafblad blijkt ook dat verdachte bij onherroepelijk vonnis van de politierechter te Amsterdam van 28 mei 2024 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan één maand voorwaardelijk.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 24 december 2024. De reclassering adviseert om het volwassenenstrafrecht toe te passen, nu verdachte een leeftijdsadequate indruk maakt en in staat lijkt te zijn de gevolgen van zijn handelen te overzien. Als positief punt wordt genoemd dat verdachte gemotiveerd lijkt te zijn om zijn leven op orde te krijgen en dat hij een delictvrij bestaan lijkt na te streven. Omdat verdachte tijdens eerder toezicht echter meermaals afspraken niet is nagekomen en zich aan bijzondere voorwaarden heeft onttrokken, zal moeten blijken in hoeverre hij zich nu wel aan voorwaarden zal houden. Het recidiverisico en het risico op onttrekking aan voorwaarden worden ingeschat als hoog. Er is sprake van een delictpatroon met betrekking tot het plegen van vermogens- en agressiedelicten. De reclassering acht een strikt kader aangewezen en adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Als bijzondere voorwaarden worden geadviseerd een meldplicht, een locatiegebod met elektronische monitoring, het vinden van dagbesteding, het meewerken aan schuldhulpverlening en het volgen van ambulante begeleiding door een coach.
Strafoplegging
De rechtbank heeft gekeken naar de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het voorhanden hebben van een explosief in een woning is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. Voor de diefstal van een motorscooter met recidive schrijven de oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voor.
Nu verdachte na het plegen van de in dit vonnis bewezenverklaarde feiten onherroepelijk is veroordeeld in een andere zaak, dient de rechtbank zich op grond van artikel 63 Sr af te vragen hoe zij zou hebben gestraft als de nieuwe feiten gelijktijdig met de reeds afgedane feiten zouden zijn berecht. De rechtbank is van oordeel dat toepassing van artikel 63 Sr in de onderliggende zaak moet leiden tot een matiging van de straf.
In navolging van het advies van de reclassering zal de rechtbank verdachte volgens het volwassenenstrafrecht bestraffen. De door de verdediging aangedragen argumenten om het adolescentenstrafrecht toe te passen acht de rechtbank onvoldoende om van voornoemd advies af te wijken. Wel houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte.
De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie en ziet daarin aanleiding om bij de straftoemeting (aanzienlijk) af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke strafdeel zullen de door de reclassering geadviseerde voorwaarden worden verbonden, met uitzondering van het locatiegebod met elektronische monitoring. Nu verdachte wordt vrijgesproken van de feiten 1 tot en met 4, acht de rechtbank laatstgenoemde voorwaarde niet in verhouding tot de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden ook niet dadelijk uitvoerbaar verklaren.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
 1 1 STK Snoer (PL1300-2023290357-G6440536, wit);
 1 1 STK Brandblusser (PL1300-2023290357-G6440537, rood);
 1 1 STK Plakband (PL1300-2023290357-G6440538, zwart);
 1 1 STK Snoer (PL1300-2023290357-G6440539);
 1 1 STK Bril (PL1300-2023290357-G6440540, veiligheidsbril);
 1 1 STK Mes (PL1300-2023290357-G6440541, zwart, merk: Stanleymes);
 1 1 STK Papier (PL1300-2023290357-G6440543);
 1 1 STK Masker (PL1300-2023290357-G6440546, blauw, merk: mondkapje);
 1 2 STK Metaal (PL1300-2023290357-G6444528, aluminium scherven).
8.1.
Standpunten ter terechtzitting
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle voorwerpen die in het onderzoek naar de plofkraken in beslag zijn genomen vernietigd kunnen worden, nu deze zijn gebruikt bij het plegen van de feiten. De Piaggio motorscooter dient te worden teruggegeven aan de rechthebbende, net als de accu die bij de doorzoeking van de woning van verdachte is aangetroffen.
De verdediging heeft zich voor wat betreft het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.2.
Oordeel van de rechtbank
De voorwerpen op de beslaglijst zijn inbeslaggenomen in het onderzoek naar de feiten 1 tot en met 4. Niet kan worden vastgesteld aan wie deze voorwerpen toebehoren. Uit het dossier blijkt echter dat de feiten 1 tot en met 4 met behulp van dan wel met betrekking tot die voorwerpen zijn begaan. De voorwerpen worden daarom ingevolge artikel 33a, tweede lid, onder b Sr verbeurdverklaard.
De rechtbank zal tot slot geen beslissing nemen over de Piaggio motorscooter en de accu, nu deze voorwerpen niet op de beslaglijst staan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 5:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en/of valse sleutels
Feit 6:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Feit 7:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7º
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:

Meldplicht bij reclassering (na afspraak)
Veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.

Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.

Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.

Ambulante begeleiding
Veroordeelde laat zich begeleiden door Coach E25 of soortgelijke begeleider, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart
verbeurd:
 1 1 STK Snoer (PL1300-2023290357-G6440536, wit);
 1 1 STK Brandblusser (PL1300-2023290357-G6440537, rood);
 1 1 STK Plakband (PL1300-2023290357-G6440538, zwart);
 1 1 STK Snoer (PL1300-2023290357-G6440539);
 1 1 STK Bril (PL1300-2023290357-G6440540, veiligheidsbril);
 1 1 STK Mes (PL1300-2023290357-G6440541, zwart, merk: Stanleymes);
 1 1 STK Papier (PL1300-2023290357-G6440543);
 1 1 STK Masker (PL1300-2023290357-G6440546, blauw, merk: mondkapje);
 1 2 STK Metaal (PL1300-2023290357-G6444528, aluminium scherven).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Wiewel, voorzitter,
mrs. F. Dekkers en M.L. Kruit, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Borova, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 januari 2025.