Op 2 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Polen is uitgevaardigd. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 27 februari 2025. De opgeëiste persoon, geboren in 1986 in Polen, is bijgestaan door zijn raadsman en een tolk tijdens de zitting op 18 juni 2025. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot aan de uitspraak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandeling die heeft geleid tot het verzamelvonnis, maar dat hij wel op de hoogte was van de dagvaarding. De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van het verzamelvonnis, maar de rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. De rechtbank concludeerde dat de overlevering niet in strijd is met de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van dubbele strafbaarheid en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn genoemd, waaronder de artikelen 350 van het Wetboek van Strafrecht en de Overleveringswet (OLW). De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.