Uitspraak
1.[eiser 1] ,
2. [eiser 2],
1.REINRIJK B.V.,
2.
MH INVESTMEMENTS GROUP B.V.,
3.
RCRE MH INVESTMENTS GROUP B.V.,
1.De procedure
- de akte overlegging producties (1 t/m 4) door Reinrijk c.s.
2.De feiten
2.6. Bij dagvaarding in kort geding van 2 december 2024 heeft Reinrijk c.s. primair ontruiming van het gehuurde gevorderd en subsidiair dat [eiser 1] en [eiser 2] wordt bevolen om de zolderruimte op de vierde verdieping terug te brengen in de staat zoals is beoogd op grond van de huurovereenkomst (als opslag), op straffe van een dwangsom. Bij vonnis van 14 februari 2025 (11430663 KK EXPL 24-821) zijn de vorderingen van Reinrijk c.s. door de kantonrechter afgewezen. Daartoe is in het vonnis onder meer overwogen als volgt:
van de huurovereenkomst. Reinrijk c.s. heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat dat artikel aan [eiser 1] en [eiser 2] kan worden tegengeworpen, nu uit de stukken duidelijk volgt dat de rechtsvoorgangers van partijen over het gebruik van de ruimte op de vierde verdieping andersluidende afspraken hebben gemaakt. De vorderingen zijn dan ook niet toewijsbaar.
3.Het geschil
(i.). veroordeling van Reinrijk c.s. om de volgende gebreken binnen vier werkdagen na betekening van dit vonnis te hebben verholpen, in overeenstemming met de daartoe geldende bouw- en installatievoorschriften en maatstaven van goed vakmanschap:
a. geen warmwatervoorziening in het gehuurde;
b. geen verwarmingsmogelijkheden in het gehuurde;
c. geen werkende opstelplaats voor een wasmachine in het gehuurde, en
d. geen werkende gasaansluiting in het gehuurde;
(ii.). met bepaling dat de gebreken onder a, b en c hersteld dienen te worden zoveel mogelijk door herstel van de situatie bij aanvang van de huur, dus door plaatsing van een Cv-ketel met vergelijkbare of hogere capaciteit op de vierde verdieping op de plek van de verwijderde Cv-ketel en door het herstellen van de wasmachine-opstelplaats op de vierde verdieping op de plek van de oorspronkelijke wasmachine-opstelplaats, dan wel met zodanige bepaling als de kantonrechter in goede justitie acht;
(iii.). te bepalen dat Reinrijk c.s. een dwangsom verbeurt waarvoor zij hoofdelijke aansprakelijk zijn van € 1.000,- per dag of een dagdeel, waaraan zij niet of niet geheel aan de gevorderde veroordelingen onder i. en ii. hebben voldaan, met een maximum van
€ 100.000,-;
(iv.). veroordeling van Reinrijk c.s. in de kosten van de procedure.
4.De beoordeling
.De proceskosten van [eiser 1] en [eiser 2] worden begroot op:
5.De beslissing
a. geen warmwatervoorziening in het gehuurde;
b. geen verwarmingsmogelijkheden in het gehuurde;
c. geen werkende opstelplaats voor een wasmachine in het gehuurde, en
d. geen werkende gasaansluiting in het gehuurde;