ECLI:NL:RBAMS:2025:498

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
13/698474-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit

Op 17 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van onherstelbaar vormverzuim, ondanks de verdediging die stelde dat de politie onrechtmatig het pand was binnengetreden. De rechtbank concludeerde dat de politie op basis van een melding van henneplucht rechtmatig het pand betrad. De verdachte was huurder van het pand waar een hennepkwekerij was aangetroffen met 1.547 hennepplanten en 8.900 gram gedroogde henneptoppen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan de hennepteelt, maar niet als medepleger kon worden aangemerkt. De verdachte werd vrijgesproken van de primaire tenlasteleggingen, maar de rechtbank achtte de medeplichtigheid aan de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit bewezen. De rechtbank hield rekening met de financiële schade die de verdachte had geleden en de aanzienlijke schending van de redelijke termijn. Uiteindelijk werd besloten geen straf of maatregel op te leggen, maar toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 13/698474-17
Datum uitspraak: 17 januari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1968 in Haarlem,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[BRP-adres] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 3 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.S. Bond, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.M. Keizer, naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt er – na wijziging van de tenlastelegging – van beschuldigd dat hij
1:
op 23 mei 2017 in Amsterdam samen met een of meer anderen opzettelijk een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet, te weten ongeveer 1.547 hennepplanten heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt of vervoerd of opzettelijk aanwezig heeft gehad. Subsidiair is dit ten laste gelegd als medeplichtigheid hieraan in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 27 mei 2017.
2:
op 23 mei 2017 in Amsterdam samen met een of meer anderen stroom en elektriciteit van Liander N.V. en/of Nuon heeft gestolen door middel van braak of verbreking. Subsidiair is dit ten laste gelegd als medeplichtigheid hieraan in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 23 mei 2017.
3:
op 23 mei 2017 in Amsterdam samen met een of meer anderen opzettelijk een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet, te weten ongeveer 8.900 gram gedroogde henneptoppen aanwezig heeft gehad. Subsidiair is dit ten laste gelegd als medeplichtigheid hieraan in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 23 mei 2017.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Op 23 mei 2017 is naar aanleiding van een melding van een hennepgeur een hennepplantage aangetroffen in het pand aan de [adres 1] in Amsterdam. In dit pand zijn kweekruimtes aangetroffen en in totaal 1.547 hennepplanten. In een droogruimte is 8,9 kilo henneptoppen aangetroffen. Verdachte was de huurder van voornoemd pand. Ook was hij voor dit pand de contractant met betrekking tot de levering van water en elektriciteit.
3.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is bewezen dat verdachte samen met een of meer anderen opzettelijk hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt of vervoerd, zoals onder 1 primair ten laste is gelegd. Het onder 1 primair ten laste gelegde samen met een of meer anderen opzettelijk aanwezig hebben van hennep vindt zij wel bewezen. De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde kan worden bewezen.
Uit het dossier blijkt dat verdachte bij de kwekerij betrokken is geweest en nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn mededaders, zodat het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen. Ten aanzien van het door de verdediging bepleite onherstelbare vormverzuim heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de binnentreding rechtmatig was.
3.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, namelijk dat de politie onrechtmatig is binnengetreden. Verbalisanten hebben op 19 mei 2017 naar aanleiding van een melding een dag eerder over een penetrante wietlucht onderzoek verricht. Zij roken ook een hennepgeur, maar konden niet met zekerheid zeggen dat er een hennepkwekerij in het pand zat. Vervolgens is zonder nader onderzoek binnengetreden, terwijl de informatie die tot op dat moment bekend was, onvoldoende was om te kunnen komen tot een redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet. Dit moet primair leiden tot bewijsuitsluiting van hetgeen dat in de hennepkwekerij is aangetroffen en subsidiair tot strafvermindering.
De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde. Het handelen van verdachte is uitsluitend faciliterend van aard geweest. Verdachte heeft geen betrokkenheid gehad bij het telen van de hennep en het afnemen van de stroom. Daarnaast heeft verdachte geen wetenschap gehad van de henneptoppen en bevonden deze zich ook niet binnen zijn machtssfeer.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
3.4.1.
Vormverzuim?
De rechtbank zal in de eerste plaats de vraag of de politie onrechtmatig is binnengetreden en, zo ja, of sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) beantwoorden. De vraag is vervolgens of aan dit eventuele vormverzuim rechtsgevolgen moeten worden verbonden.
Naar aanleiding van een melding van de aanwezigheid van henneplucht rondom het pand aan de [adres 2] heeft de politie onderzoek ingesteld. De politie ziet op het dak van een pand aan de Isolatorweg een lichtkoepel, waarvan zij vermoeden dat deze bij het pand aan de [adres 1] hoort. Een van de agenten ruikt in de buurt van deze lichtkoepel een sterke henneplucht en ziet door de opening van deze lichtkoepel acht grote afzuigbuizen hangen. Het pand aan de [adres 1] is een bedrijfspand, dat volgens de politie volledig afgesloten was en waarvan alle gordijnen dichtzaten. Volgens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) stond niemand op dit adres ingeschreven. Vanwege voornoemde omstandigheden, kon naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs worden vermoed dat er een overtreding van de Opiumwet werd gepleegd in het pand aan de [adres 1] en had de politie op grond van artikel 9, eerste lid, onder b, Opiumwet toegang tot dat bedrijfspand. Het binnentreden in het bedrijfspand heeft daarom rechtmatig plaatsgevonden, zodat geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
3.4.2.
Vrijspraak 1, primair; bewezenverklaring 1, subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het telen van hennep en het opzettelijk aanwezig hebben van de in de hennepkwekerij aangetroffen 1.547 hennepplanten, maar dat hij daaraan wel medeplichtig is geweest. Daartoe overweegt zij als volgt.
Op grond van de verklaringen van verdachte op de zitting en bij de politie en de overige bevindingen in het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte het pand aan de [adres 1] , in opdracht van derden, op zijn naam huurde. Verdachte heeft het jegens de verhuurder doen voorkomen alsof hij het pand zou huren voor zijn bedrijf in zonnepanelen. Verdachte kreeg van deze derden geld waarmee hij de huur en de energie- en waterrekening betaalde. Deze personen zouden ook nog verdachte zijn schulden aflossen. Daarnaast ontving hij een vergoeding van € 2.000,- per maand contant voor het bewonen van het woongedeelte van het pand. Het bedrijfsgedeelte van het pand, waarin de hennepkwekerij is aangetroffen, heeft hij ter beschikking gesteld aan derden. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij vanaf een bepaald moment wist dat er een hennepkwekerij in het pand aanwezig was.
Voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om verdachte als medepleger aan te merken, nu hierdoor geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking bij de hennepteelt. Daarnaast biedt het dossier onvoldoende steun voor het bewijs dat sprake is geweest van een gezamenlijke machtsuitoefening van verdachte ten aanzien van de in de hennepkwekerij aanwezige hennepplanten. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Echter, de rechtbank is op grond van genoemde feiten en omstandigheden met de raadsman van oordeel dat verdachte zowel opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn en het verschaffen van gelegenheid en middelen, als op het medeplegen van de hennepteelt. Verdachte heeft de aanmerkelijke kans aanvaard dat in het pand hennep zou worden geteeld.
Daarmee is bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan het medeplegen van het telen van hennep.
Nu op grond van het dossier niet vaststaat of iedere kweek uit precies 1.547 planten heeft bestaan, acht de rechtbank dit aantal voor de gehele periode niet bewezen. Wel acht zij bewezen dat dit gedurende de gehele periode een grote hoeveelheid hennepplanten betrof.
3.4.3.
Vrijspraak 2, primair; bewezenverklaring 2, subsidiair
Netbeheerder Liander heeft ten aanzien van het pand aan de [adres 1] aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit. De rechtbank stelt vast dat de elektriciteit aan Liander als netbeheerder toebehoorde, nu de weggenomen elektriciteit niet door de meter werd geregistreerd.
i.
Vrijspraak medeplegen van diefstal elektriciteit
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal van elektriciteit. Uit de verklaring van verdachte op de zitting en de overige bevindingen in het dossier blijkt niet van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 2 primair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring medeplichtigheid aan medeplegen diefstal elektriciteit
Het is een feit van algemene bekendheid dat hennepkwekerijen doorgaans gepaard gaan met diefstal van elektriciteit. Op zitting heeft verdachte verklaard dat hij, anders dan de watermeter, geen toegang had tot de meter van de elektra, geen meterstanden doorgaf en hier geen nader onderzoek naar heeft gedaan. Uit het dossier volgt dat verdachte wel het energiecontract op zijn naam had staan, terwijl hij wist dat de derden dit niet op hun eigen naam wilden hebben. Ook ontving verdachte, volgens zijn eigen verklaring op de zitting, contant geld om de energielasten via zijn eigen bankrekening te betalen. Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat sprake was van diefstal van elektriciteit.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn en het verschaffen van gelegenheid en middelen als voorwaardelijk opzet op het medeplegen van diefstal van stroom en elektriciteit. Daarmee is bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan het medeplegen van diefstal van stroom en elektriciteit. De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging onder 1 subsidiair genoemde feitelijkheden, met uitzondering van het laatste gedachtestreepje, heeft begaan. Dat verdachte ook medeplichtig zou zijn geweest aan de diefstal door middel van braak/verbreking volgt niet uit het dossier.
3.4.4.
Vrijspraak 3, primair; bewezenverklaring 3, subsidiair
i.
Vrijspraak medeplegen opzettelijk aanwezig hebben van henneptoppen
Verder is niet bewezen dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het aanwezig hebben van de in de hennepkwekerij aangetroffen 8.900 gram gedroogde henneptoppen. Daartoe verwijst de rechtbank naar de overwegingen in rubriek 3.4.2 ten aanzien van het medeplegen. Gelet op die overwegingen zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken van het onder 2 primair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring medeplichtigheid aan medeplegen aanwezig hebben hennep
De rechtbank is tot slot van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen is bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging onder 3 subsidiair genoemde feitelijkheden, met uitzondering van het laatste gedachtestreepje, heeft begaan. Daartoe verwijst de rechtbank naar de overwegingen in rubriek 3.4.2 ten aanzien van medeplichtigheid. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte zowel opzet heeft gehad op behulpzaam zijn en het verschaffen van gelegenheid en middelen, als op het aanwezig hebben van 8.900 gram henneptoppen. Daarmee is bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan het aanwezig hebben van 8.900 gram henneptoppen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat
1, subsidiair:
personen in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 23 mei 2017 in Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk hebben geteeld een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet hennepplanten,
tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 23 mei 2017 in Amsterdam opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- te mailen aan de eigenaar van het pand aan de [adres 1] dat hij in het pand een bedrijf zou vestigen dat zich bezig zou houden met zonnepanelen;
- een huurovereenkomst af te sluiten voor het pand aan de [adres 1] ;
- de huurpenningen voor de huur van voornoemd pand te betalen;
- die personen voornoemd pand voor de teelt en het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
- een energiecontract af sluiten ten behoeve van de toevoer van elektriciteit aan voornoemd pand;
- de rekeningen van de energieleverancier voor toevoer van elektriciteit naar voornoemd pand te betalen.
2, subsidiair:
personen in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 23 mei 2017 in Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteittoebehorende aan Liander N.V.,
tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 3 november 2010 tot en met 23 mei 2017 in Amsterdam opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- te mailen aan de eigenaar van het pand aan de [adres 1] dat hij in het pand een bedrijf zou vestigen dat zich bezig zou houden met zonnepanelen;
- een huurovereenkomst af te sluiten voor het pand aan de [adres 1] ;
- de huurpenningen voor de huur van voornoemd pand te betalen;
- die personen voornoemd pand voor de teelt en het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
- een energiecontract af sluiten ten behoeve van de toevoer van elektriciteit aan voornoemd pand;
- de rekeningen van de energieleverancier voor toevoer van elektriciteit naar voornoemd pand te betalen.
3, subsidiair:
personen op 23 mei 2017 in Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig hebben gehad een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten ongeveer 8.900 gram gedroogde henneptoppen,
tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 23 mei 2017 in Amsterdam opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- te mailen aan de eigenaar van het pand aan de [adres 1] dat hij in het pand een bedrijf zou vestigen dat zich bezig zou houden met zonnepanelen;
- een huurovereenkomst af te sluiten voor het pand aan de [adres 1] ;
- de huurpenningen voor de huur van voornoemd pand te betalen;
- die personen voornoemd pand voor de teelt en het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
- een energiecontract af sluiten ten behoeve van de toevoer van elektriciteit aan voornoemd pand;
- de rekeningen van de energieleverancier voor toevoer van elektriciteit naar voornoemd pand te betalen.

5.Strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Geen straf of maatregel

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar onder 1 primair, 2 primair en 3 primair bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat rekening moet worden gehouden met de beperkte rol van verdachte en dat hij niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Bovendien is sprake van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn van bijna acht jaar, zodat alleen toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) passend en geboden is.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Hennepteelt levert een softdrug op die bij langdurig gebruik kan leiden tot schade voor de gezondheid. Daarnaast worden met de handel in hennep buiten de reguliere en legale economie om grote winsten gemaakt. Daarbij komt dat de hennepteelt (brand)gevaarlijke situaties veroorzaakt. Verder heeft de bijbehorende diefstal van elektriciteit schade en overlast bezorgd aan de leverancier. Aan de onderhavige hennepkwekerij is pas na vele jaren een einde gekomen nadat de kwekerij na een melding is ontdekt en is ontmanteld. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zijn faciliterende rol de hennepkwekerij mogelijk heeft gemaakt.
De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met het feit dat verdachte degene is die opdraait voor de financiële schade voortvloeiende uit de hennepkwekerij. Uit de ter zitting door verdachte overgelegde stukken blijkt dat hij aan Liander en Waternet forse bedragen is verschuldigd. Daarnaast zijn er sinds 2017 geen aanwijzingen dat verdachte zich nog heeft beziggehouden met strafbare feitenHij ondervindt nog steeds de gevolgen van de door hem gepleegde stafbare feiten. Tenslotte heeft de rechtbank geconstateerd dat sprake is van een aanzienlijke schending van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Verdachte heeft onnodig lang in onzekerheid gezeten over de uitkomst van de strafzaak. De zeer forse vertraging is maar beperkt aan verdachte te wijten.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank toepassing geven aan artikel 9a Sr, omdat zij van oordeel is dat het niet nodig is om aan verdachte nog een straf op te leggen.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
1, subsidiair:
-
medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
2, subsidiair:
-
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen
3, subsidiair:
-
medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.H.E. van der Pol, voorzitter,
mrs. B. Kuppens en R. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Brokkelkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 januari 2025.
[...]

1.[...]

2.[...]

[...]
, [...]