ECLI:NL:RBAMS:2025:4942

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
C/13/770382 / KG ZA 25-425
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van kort geding vorderingen tot rectificatie en verwijdering van artikel door DPG Media

In deze zaak vorderden Arts en Zorg Groep B.V. en drie andere vennootschappen (gezamenlijk aangeduid als Arts en Zorg c.s.) in kort geding dat DPG Media B.V., de uitgever van dagblad Trouw, een artikel zou rectificeren en verwijderen van hun website. Het artikel in kwestie bevatte beschuldigingen over de medische zorg die Arts en Zorg c.s. verleende aan arrestanten en asielzoekers, waarbij het bedrijf als 'omstreden' werd bestempeld. Arts en Zorg c.s. stelde dat deze uitlatingen onrechtmatig waren en hun reputatie schaadden. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juni 2025 werd het verweer van DPG Media gepresenteerd, waarin werd betoogd dat de uitlatingen gerechtvaardigd waren door de vrijheid van meningsuiting en dat er voldoende feitelijke basis was voor de beschuldigingen. De voorzieningenrechter oordeelde op 14 juli 2025 dat de gewraakte uitlatingen niet onrechtmatig waren en dat de belangenafweging in het voordeel van DPG Media uitviel. Arts en Zorg c.s. werd veroordeeld in de proceskosten van DPG Media, die op € 1.821,00 werden begroot. De rechter concludeerde dat de vorderingen van Arts en Zorg c.s. niet toewijsbaar waren, en dat de vrijheid van meningsuiting van Trouw zwaarder woog dan de belangen van Arts en Zorg c.s.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/770382 / KG ZA 25-425 NB/MV
Vonnis in kort geding van 14 juli 2025
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARTS EN ZORG GROEP B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARTS EN ZORG B.V.,3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REGIONALE MEDISCHE DIENSTEN B.V.,4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEZONDHEIDSZORG ASIELZOEKERS NEDERLAND B.V.,
alle gevestigd te Utrecht,
eiseressen bij dagvaarding van 16 juni 2025,
advocaten mr. M.G.J. Gommer en mr. A.D. van Lunteren te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DPG MEDIA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaten mr. A.P. Groen en mr. P.A. Lichtendahl te Amsterdam.
Eiseressen zullen hierna ook afzonderlijk Arts en Zorggroep (eiseres 1), Arts en Zorg Gezondheidscentra (eiseres 2), RMD (eiseres 3) en GZA (eiseres 4) worden genoemd en gezamenlijk Arts en Zorg c.s. Gedaagde zal hierna ook DPG Media of Trouw worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 30 juni 2025 heeft Arts en Zorg c.s. de dagvaarding toegelicht. DPG Media heeft mede aan de hand van een vooraf ingediende conclusie van antwoord verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
aan de zijde van Arts en Zorg c.s.: [naam 1] , general counsel, met mr. Gommer en mr. Van Lunteren;
aan de zijde van DPG Media: [naam 2] , [functie] bij Trouw, [naam 3] en [naam 4] , journalisten bij Trouw, en [naam 5] , jurist bij DPG Media, met mr. Groen en mr. Lichtendahl.
Na verder debat is vonnis bepaald op 14 juli 2025.

2.De feiten

2.1.
Arts en Zorg Groep (eiseres 1) staat aan het hoofd van een groep van vennootschappen waarvan ook de drie overige eiseressen deel uitmaken. Arts en Zorg Gezondheidscentra (eiseres 2) exploiteert op dit moment 28 huisartsenpraktijken verspreid over heel Nederland. RMD (eiseres 3) biedt medische zorg aan arrestanten in de Politieregio Haaglanden en heeft onlangs de voorlopige gunning ontvangen voor het leveren van medische arrestantenzorg in heel Nederland. GZA (eiseres 4) verzorgt de huisartsenzorg voor asielzoekers in opdracht van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA).
2.2.
DPG Media is onder meer uitgever van het dagblad Trouw. Trouw exploiteert de website www.trouw.nl.
2.3.
Op 29 april 2025 heeft Trouw, op de voorpagina van haar papieren krant en op haar website, het artikel gepubliceerd met de titel “
Medische zorg voor arrestanten wordt uitbesteed aan omstreden bedrijf”. Het artikel is geschreven door [naam 3] en [naam 4] , die werkzaam zijn als journalist bij Trouw.
2.4.
Eveneens op 29 april 2025 is [naam 3] te gast geweest in NOS Radio 1 Journaal, waarin hij is geïnterviewd over het onder 2.3 genoemde artikel.
2.5.
Het artikel in Trouw luidt als volgt:
Medische zorg voor arrestanten wordt uitbesteed aan omstreden bedrijfDe politie wil de medische zorg voor arrestanten landelijk uitbesteden aan een commerciële huisartsenaanbieder. Deze partij raakte eerder in
opspraak.
Wie springt bij als een verdachte in de politiecel medische zorg nodig heeft? De politie wil deze zorg voor arrestanten uitbesteden aan de commerciële huisartsenorganisatie Arts en Zorg. Maar bij de aanbesteding van de zorg heeft de politie haar huiswerk niet goed gedaan. Dat de winnende partij eerder in gebreke bleef bij de zorg voor asielzoekers, was bij de politie niet bekend.
Hoewel de keuze al in maart op Arts en Zorg viel, startte de politie onlangs op stel en sprong een aanvullend onderzoek naar de huisartsenketen. Dit doet de politie naar aanleiding van bezwaren van verschillende verliezende partijen. Deze zorgorganisaties wezen erop dat Arts en Zorg via dochteronderneming GZA al jaren
verantwoordelijk is voor de gezondheidszorg voor asielzoekers.
Die zorg voor asielzoekers verliep de afgelopen jaren allerminst vlekkeloos. Zo bleek GZA niet in staat om bij een toenemend aantal asielzoekers iedereen huisartsenzorg te leveren, terwijl snel kunnen anticiperen op wisselende aantallen asielzoekers in de opvang ‘een absolute randvoorwaarde’ was van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (Coa). Klaarblijkelijk was de politie hiervan niet op de
hoogte.
‘Abnormaal lage inschrijving’
Arts en Zorg won de aanbesteding voor asielzorg met een ‘abnormaal lage inschrijving’, zo erkende het Coa na eerder onderzoek van Trouw. Ook nu stellen betrokkenen dat Arts en Zorg in sommige politieregio’s een financieel ‘extreem lage’ inschrijving op de medische arrestantenzorg heeft gedaan.
Elk jaar sluit de politie circa 200.000 mensen enkele uren tot enkele dagen op in een cel. Zij hebben soms zorg nodig, omdat ze bijvoorbeeld gewond zijn geraakt bij hun arrestatie of verslaafd zijn en kampen met ontwenningsverschijnselen. De uitvoering van deze medische arrestantenzorg is onderverdeeld per politieregio, waarvan er tien zijn. In de meeste regio’s is de zorg nu belegd bij de GGD, in enkele regio’s bij een lokale zorgonderneming.
Die organisaties verliezen komend jaar hun contract met de politie aan Arts en Zorg. Dit commerciële zorgconcern heeft onder meer 21 huisartsenpraktijken verdeeld over het land, waarvan het gros in de regio Den Haag. In die regio voert Arts en Zorg de arrestantenzorg al uit.
Naar de rechter
Een aantal huidige aanbieders van de arrestantenzorg legt zich niet neer bij keuze van de politie en vecht de gunning aan Arts en Zorg aan bij de rechter. Zij trekken in twijfel óf Arts en Zorg in staat is om op korte termijn een landelijk dekkend netwerk in te richten voor de medische arrestantenzorg, mede vanwege het grote tekort aan
gespecialiseerd zorgpersoneel.
De concurrenten van Arts en Zorg verwijzen onder meer naar uitspraken van[naam verwijderd, vzr.]
, medisch directeur bij Arts en Zorg. Die liet zich tegenover vakblad Medisch Contact ontvallen dat hij nog niet wist hoe zijn concern de medische arrestantenzorg in het land gaat leveren.
Volgens één van de dagvaardingen, in het bezit van Trouw, scoorde de inschrijving van Arts en Zorg in zes politieregio’s ‘onvoldoende’ op een cruciaal onderdeel dat gaat over beschikbaarheid van de dienstverlening. Alleen om die reden zou de inschrijving van Arts en Zorg terzijde moeten worden geschoven, stelt de dagvaarding.
Aanvankelijk zou de zaak over de arrestantenzorg op 16 april voorkomen, maar op verzoek van de politie werd die uitgesteld tot 13 juni.
Geen reactie
De politie wil niet reageren op de vraag waarom het verleden van Arts en Zorg niet voor de gunning is onderzocht. De politie meldt slechts dat zij de stellingen van de bezwaar makende partijen ‘zorgvuldig’ wil onderzoeken. ‘Die hebben niet alleen betrekking op de uitvoering bij het Coa.’ Arts en Zorg heeft aangegeven dat ze in deze fase van het proces niet willen reageren op vragen van Trouw.
De gunning van de medische arrestantenzorg leidt in de beroepsgroep tot veel onrust. De beroepsvereniging Forensisch Medisch Genootschap sprak in een reactie haar ongerustheid uit over de vermarkting van de medische arrestantenzorg, die zou
kunnen leiden tot een verschraling van het vak. Ook de landelijke koepel GGD GHOR liet weten zich ‘grote zorgen’ te maken over het wegvallen van de medische arrestantenzorg.
GroenLinks-PvdA en de SP hebben in het licht van deze zorgen recent Kamervragen gesteld aan staatssecretaris Ingrid Coenradie van Justitie en Veiligheid.2.6. Bij e-mails van 3 en 25 april 2025 (dus voorafgaand aan publicatie van het artikel) hebben de journalisten vragen voorgelegd aan de medisch directeur van Arts en Zorg c.s. Hierop is geantwoord dat Arts en Zorg c.s. geen mededelingen doet, zolang een procedure loopt over de voorlopige gunning aan RMD voor het leveren van medische zorg aan arrestanten.
2.7.
Bij brief van 6 mei 2025 heeft de advocaat van Arts en Zorg c.s. DPG Media – kort gezegd – bericht dat het artikel onrechtmatig is. DPG Media is onder meer gesommeerd het artikel te verwijderen en te rectificeren.
2.8.
Bij brief van 9 mei 2025 heeft DPG Media namens Trouw kort gezegd bericht niet aan deze sommaties te voldoen.
2.9.
Bij brief van 15 mei 2025 heeft de advocaat van Arts en Zorg c.s. de sommaties herhaald. Bij brief van 20 mei 2025 heeft DPG Media opnieuw bericht geen gevolg te geven aan de sommaties

3.Het geschil

3.1.
Arts en Zorg c.s. vordert – kort gezegd – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. DPG Media te bevelen het artikel te verwijderen van www.trouw.nl;
II. DPG Media te bevelen de verwijzingen naar het artikel op de
social mediaaccounts van (de journalisten van) Trouw te verwijderen;
III. DPG Media te bevelen een rectificatie te plaatsen op de voorpagina van de papieren krant en gedurende twee weken op de website van Trouw met de strekking dat de beweringen “omstreden bedrijf”, “eerder in opspraak” en “in gebreke gebleven” onrechtmatig zijn;
IV. DPG Media te bevelen bij Google en Bing een verzoek te doen tot de-indexatie van de URL van de webpagina’s waarop het artikel is verschenen, onder toezending van het bewijs van het verzoek naar de advocaat van Arts en Zorg c.s.;
V. DPG Media te bevelen andere media die refereren aan het artikel of de beschuldigingen van Trouw overnemen een kennisgeving te sturen met daarbij een print van de op de website opgenomen rectificatie, onder toezending van een bewijs daarvan naar de advocaat van Arts en Zorg c.s.;
VI. een en ander op straffe van dwangsommen;
VII. met veroordeling van DPG Media in de kosten van dit geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Arts en Zorg c.s. stelt hiertoe – samengevat weergegeven – dat Trouw in het artikel en in het interview op Radio 1 onder meer het volgende beweert:
-de medische zorg voor arrestanten zou worden uitbesteed aan een “omstreden bedrijf” (in de titel van het artikel en in het Radio 1 interview);
-de commerciële huisartsenaanbieder zou eerder “in opspraak” zijn geraakt (in de lead van het artikel en in het Radio 1 interview);
-de commerciële huisartsenorganisatie Arts en Zorg zou eerder “in gebreke” zijn
gebleven (in de tekst van het artikel);
-GZA zou niet hebben voldaan een de “absolute randvoorwaarde” van het COA (in de tekst van het artikel);
-“Arts en Zorg” zou de gezondheidszorg voor asielzoekers leveren en de “rechtbanken” zouden “oordelen” dat die gezondheidszorg onvolledig was voor
asielzoekers (in het Radio 1 interview);
-de politie zou haar “huiswerk niet goed” hebben gedaan en zou met “Arts en Zorg” “eigenlijk niet weten met wie [ze] in zee gaat” (in de tekst van het artikel en in het Radio 1 interview).
Trouw versterkt deze beschuldigingen met de algemene kwalificatie dat de asielzoekerszorg “allerminst vlekkeloos” zou zijn verlopen en dat GZA niet in staat zou zijn “iedereen” huisartsenzorg te leveren.
3.3.
Volgens Arts en Zorg c.s. zijn deze beschuldigingen ongegrond: Trouw lijkt zich te hebben gebaseerd op onjuiste informatie. GZA heeft goede beoordelingen gekregen voor de zorg aan asielzoekers. GZA heeft steeds goede zorg geleverd binnen de afspraken en voorwaarden uit de overeenkomst met het COA. Sterker nog, zij heeft juist meer gedaan dan contractueel vereist. Ook tijdens de opvangcrisis, die in de zomer van 2022 een hoogtepunt bereikte, bleek GZA een betrouwbare partij. Op 31 mei 2022 heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) bewondering uitgesproken voor de zorg die GZA in deze moeilijke tijd wist te leveren. Dat de crisis-opvang voor asielzoekers onvoldoende is, is een omstandigheid die buiten de verantwoordelijkheid van GZA valt. Dat het COA en IGJ nog steeds tevreden zijn over de wijze waarop GZA onder moeilijke omstandigheden zorg verleent aan asielzoekers blijkt ook uit de recente gunning van de aanbesteding waarin het COA de zorg van GZA heeft beoordeeld met de kwalificaties “goed” en “uitstekend”. Vanaf 1 januari 2026 zal GZA daarom zorg blijven leveren in alle opvanglocaties van het COA. Van belang is voorts dat RMD recent de voorlopige gunning heeft ontvangen voor de medische arrestantenzorg in geheel Nederland. In de kortgedingprocedures die hiertegen zijn aangespannen door de concurrenten van RMD wordt verwezen naar het artikel. De politie heeft hierin echter geen aanleiding gezien de voorlopige gunning aan RMD te heroverwegen. Op de kortgedingzitting van 13 juni 2025 heeft ook de rechter geconstateerd dat de verhalen over slechte zorg aan asielzoekers ongefundeerd zijn.
3.4.
Verder heeft Arts en Zorg c.s. aangevoerd dat haar eer en goede naam (zie artikel 8 EVRM) worden geschonden en dat dat onrechtmatig is. Het beeld is ontstaan van een organisatie die voortdurend ondermaats presteert, maar desondanks opnieuw een belangrijke opdracht krijgt. De handelwijze van Trouw vindt geen rechtvaardiging in de vrijheid van meningsuiting. In dit geval is sprake van ernstige beschuldigingen en zijn de te verwachten gevolgen eveneens ernstig. Zo hebben meerdere samenwerkingspartners (waaronder het COA) expliciet hun bezorgdheid kenbaar gemaakt bij Arts en Zorg c.s. Medewerkers van GZA voelen zich onrecht aangedaan en het artikel zal zijn weerslag hebben op het werven van nieuw personeel. Al met al lijdt Arts en Zorg c.s. dus schade als gevolg van het artikel.
Van belang is verder dat Trouw de onjuiste beschuldigingen presenteert als
eigenstandpunten; zij beperkt zich niet tot het weergeven van uitlatingen van derden. Het artikel is door een onjuist gebruik van bronnen (concurrenten van Arts en Zorg c.s.) op onzorgvuldige wijze tot stand gekomen en hoor en wederhoor is onvoldoende toegepast, hetgeen eveneens onzorgvuldig is. Trouw wist dat Arts en Zorg c.s. de vragen niet kon beantwoorden vanwege de geheimhoudingsverplichting in de aanbestedingsprocedure met de politie. Tot slot voert Arts en Zorg c.s. aan dat de inkleding en de toonzetting van het artikel tendentieus en sensationeel zijn. Trouw verwart in het artikel meerdere entiteiten binnen de Arts en Zorg Groep en maakt een suggestieve en feitelijk onjuiste koppeling tussen de vermeende problemen bij GZA en de zorg die door RMD zal worden verleend aan arrestanten.
3.5.
DPG Media heeft verweer gevoerd.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Toewijzing van de vorderingen van Arts en Zorg c.s. houdt een beperking in van het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde recht van Trouw op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij wet is voorzien is sprake, indien de gewraakte uitlatingen onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten alle wederzijdse – in beginsel gelijkwaardige – belangen tegen elkaar worden afgewogen. Het belang van Trouw is er met name in gelegen dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over onderwerpen van publiek belang. Het belang van Arts en Zorg c.s. is er met name in gelegen dat zij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan verdachtmakingen. Bij deze belangenafweging dienen alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te worden genomen.
4.2.
In dit geval worden met name de volgende omstandigheden relevant geacht:
(1) de aard en de inkleding van de gewraakte uitlating;
(2) de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van het onderwerp dat Trouw aan de orde beoogt te stellen;
(3) de mate waarin de beschuldigingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal; en
(4) de ernst van de te verwachten gevolgen voor Arts en Zorg c.s.
(5) de wijze van totstandkoming van het artikel, met name de inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor.
De verschillende omstandigheden zullen hierna aan de orde komen.
4.3.
Aanleiding voor het artikel van 29 april 2025 in Trouw waren de voorlopige gunning van de zorg voor arrestanten door de politie aan RMD, de bezwaren die de overige aanbieders tegen deze gunning hadden en de aanstaande rechtszaak over die gunning. De politie heeft vervolgens een onderzoek ingesteld omdat zij niet eerder op de hoogte was van die bezwaren. Trouw heeft daarover bericht en daarbij onder meer de woorden gebruikt “
omstreden bedrijf”, dat “
eerder in opspraak is geraakt” en dat “
in gebreke bleef”.
4.4.
Als het gaat om de aard en inkleding van de gewraakte uitlatingen acht de voorzieningenrechter – anders dan Arts en Zorg c.s. heeft betoogd – de bewoordingen niet tendentieus of sensationeel. In het artikel is teruggegrepen op eerdere kritische publicaties in onder meer Trouw en De Groene Amsterdammer over door Arts en Zorg c.s. aan asielzoekers verleende gezondheidszorg. De toon van het artikel is zakelijk en tot op zekere hoogte genuanceerd. De gewraakte bewoordingen hebben weliswaar een negatieve strekking, maar zij bevatten geen (onnodig) grievende of beledigende beschuldigingen. Arts en Zorg c.s. moet als commerciële onderneming die zich begeeft op een maatschappelijke terrein scherpere kritiek kunnen dulden dan een natuurlijke persoon. De uitlating “
omstreden bedrijf” is bovendien opgenomen in de kop van het artikel, en een kop mag tot op zekere hoogte pakkend, prikkelend of zelfs ongenuanceerd zijn. Dat de organisatie
“eerder in gebreke bleef bij de zorg voor asielzoekers”is niet in juridische zin bedoeld en lijkt bovendien een weergave van de bezwaren van de verliezende inschrijvers, wier kort geding de aanleiding voor het artikel was.
4.5.
Trouw heeft verder terecht betoogd dat zij een onderwerp aan de kaak stelt met een groot algemeen (maatschappelijk) belang. Het gaat om de zorg aan maatschappelijk zwakkeren die door de overheid commercieel wordt uitbesteed voor een bedrag van (volgens Trouw) 80 miljoen euro. Dat de politie na de voorlopige gunning aan RMD een onderzoek is gestart naar de partij aan wie is gegund, onderstreept het maatschappelijke belang en de relevantie van het artikel.
4.6.
Voorshand vinden de gewraakte uitlatingen voldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal. Trouw heeft in haar conclusie van antwoord en ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat GZA al in 2023 negatief in de publiciteit is gekomen, onder meer in Trouw zelf. In een artikel in Trouw van 27 maart 2023 staat onder meer dat de medische zorg aan asielzoekers sinds 2022 tekort schiet (het ging dan onder meer over het niet altijd fysiek aanwezig zijn op een opvanglocatie), terwijl er wel goed aan wordt verdiend. In 2023 hebben artikelen met eenzelfde strekking gestaan in de Groene Amsterdammer en op nieuwsplatform Investico. Verder is in 2022 gedoe geweest (onder meer blijkend uit een rapport van IGJ) omdat kennelijk de zogenoemde bereikbaarheidsnorm niet altijd werd gehaald (een beller moet binnen 120 seconden een medewerker van GZA aan de lijn krijgen en bij spoed moet een medisch kundig persoon binnen 30 seconden beschikbaar zijn). Tot slot is er kritiek geweest op GZA omdat zij de elektronische patiëntendossiers niet deelde met andere zorgaanbieders, wat een efficiënte zorgverlening bemoeilijkte. Dit is onderwerp geweest van een artikel in NRC van 31 maart 2023 met de kop: “
Het verdienmodel van detacheerder Arts en Specialist: minimale zorg voor asielzoekers tegen maximale winst”. Het niet delen van patiëntendossiers volgt ook uit een publicatie van IGJ van 9 maart 2023 met de titel: “
Urgente risico’s voor gezondheidszorg asielzoekers in de crisisnoodopvang”. Een en ander is ook bevestigd door een andere zorgverlener (Just4Care Hospitality), die heeft verklaard dat GZA weigert patiëntendossiers te delen. Het hier opgesomde feitenmateriaal rechtvaardigt voorshands de bewoordingen “
omstreden bedrijf”, dat “
eerder in opspraak is geraakt” en dat “
in gebreke bleef”. Het is weliswaar zo dat Arts en Zorg c.s. het door Trouw in haar conclusie van antwoord gepresenteerde feitenmateriaal ter zitting heeft weersproken, maar dit legt toch onvoldoende gewicht in de schaal om tot een andere conclusie te komen.
4.7.
Over de ernst van de voor Arts en Zorg c.s. te verwachten gevolgen overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Als schade ontstaat aan de zijde van Arts en Zorg c.s. hoeft dit niet per se een gevolg te zijn van het artikel maar kan dit ook een gevolg zijn van het nadere onderzoek van de politie naar Arts en Zorg c.s. of van de onvrede van de andere bij de aanbesteding betrokken partijen. Concrete schade die direct is veroorzaakt door het artikel heeft Arts en Zorg c.s. niet aannemelijk gemaakt. Het is mogelijk dat het artikel tot (kritische) vragen kan leiden van samenwerkingspartners, tot onvrede bij werknemers van GZA en tot mogelijk minder sollicitanten, maar gezien hetgeen hiervoor is overwogen, legt dit onvoldoende gewicht in de schaal.
4.8.
Aan het beginsel van hoor en wederhoor – dat niet absoluut is – is in dit geval voldoende invulling gegeven. Aan de medisch directeur is twee maal per e-mail een aantal vragen voorgelegd (zie 2.6). Dat hij mogelijk een goede reden had om die vragen niet te beantwoorden (het lopende kort geding over de aanbesteding) kan niet aan Trouw worden tegengeworpen.
4.9.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter nog dat niet duidelijk is op welke grond DPG Media aansprakelijk is voor iets wat een journalist van Trouw zegt in een Radio-interview maar wat niet in het artikel staat. Het gaat dan om de uitlating dat rechtbanken zouden oordelen dat de gezondheidszorg voor asielzoekers onvolledig was. De dagvaarding biedt hierover geen duidelijkheid.
4.10.
De conclusie is dat de uitlatingen in het artikel niet onrechtmatig worden geacht en dat de onder 4.1 bedoelde belangenafweging in het voordeel uitvalt van de vrijheid van meningsuiting van Trouw. Dit betekent dat geen van de vorderingen toewijsbaar is.
4.11.
Arts en Zorg Groep c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van DPG Media worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat
1.107,00
Totaal € 1.821,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt Arts en Zorg Groep c.s. in de proceskosten, aan de zijde van DPG Media tot op heden begroot op € 1.821,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Arts en Zorg c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2025. [1]

Voetnoten

1.type: MV