Op 15 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de feitelijke overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen. De rechtbank had eerder op 19 december 2023 de overlevering toegestaan, met de voorwaarde dat de feitelijke overlevering binnen tien dagen na de uitspraak diende plaats te vinden. De raadsman van de opgeëiste persoon, mr. V.G. Kraal, verzocht op 10 januari 2025 om uitstel van de feitelijke overlevering, onder verwijzing naar ernstige humanitaire omstandigheden in de detentieomstandigheden in Polen. De officier van justitie was van mening dat de detentieomstandigheden geen grond vormden voor opschorting van de termijn voor feitelijke overlevering.
De rechtbank overwoog dat de algemene detentieomstandigheden in een land niet kunnen worden aangemerkt als ernstige humanitaire redenen, omdat deze niet specifiek zijn gelegen in de persoon van de opgeëiste persoon. De rechtbank wees het verzoek om uitstel af en legde vrijheidsbeperkende voorwaarden op aan de opgeëiste persoon. De rechtbank benadrukte dat de termijn voor feitelijke overlevering was verstreken en dat de vrijheidsbeneming moest worden beëindigd, maar dat er wel voorwaarden aan de invrijheidstelling verbonden werden. De opgeëiste persoon moest zich onder andere wekelijks melden bij de politie en mocht Nederland niet verlaten. De beslissing werd genomen door rechter mr. E. Biçer, in aanwezigheid van griffier V.C. Vermeulen.