Uitspraak
Kantonrechter
1.[gedaagde 1] ,
2.[gedaagde 2] ,
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Het laatstgenoemde gebrek (het laminaat) is door de rapporteur niet aangetroffen en ook in deze procedure heeft de kantonrechter er verder niets van gezien of gehoord.
Tot (in elk geval) december 2024 hadden de kamers geen eigen slot op hun kamers. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hadden dezelfde sleutels en daarmee dus toegang tot de kamer van de ander. Dat [gedaagde 2] zich er niet van bewust was dat haar kamer toegankelijk voor [gedaagde 1] was, maakt het niet minder erg.
Het gebrek in de ruit was bij aanvang van de huurovereenkomst niet aanwezig, maar het kozijn was in slechte staat en stopverf ontbrak waardoor de ruit los stond en hemelwater de woonruimte kan binnen dringen en/of er gevaar aanwezig is voor het uitvallen van de ruit. De kantonrechter acht dit alles een ernstig gebrek. De huurder is, anders dan bij artikel 7:257 BW jo. artikel 16 UHW, niet verplicht de gebreken vooraf aan de verhuurder te melden. De verhuurder die een nieuwe huurovereenkomst aangaat wordt immers geacht bekend te zijn met de toestand van de woning bij aanvang van de huur. In december 2024 waren de gebreken opgeheven, al moet de finale afwerking nog plaats vinden.
5.BESLISSING
[gedaagde 2]gehuurde onzelfstandige woonruimte betreft,
[gedaagde 1]van een bedrag van € 972,82 ten titel van teveel betaalde huur,
[gedaagde 1]van proceskosten van 463,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,