Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
[handelsnaam],
1.De procedure
[gemachtigde]) is als advocaat aan het kantoor verbonden.
[naam]), rechtsbijstand verleend en voor hem een vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst tot stand gebracht.
succesfee):
vaststellingsovereenkomst). Op grond van deze vaststellingsovereenkomst heeft [gedaagde] € 1.500.000,- aan de Belastingdienst betaald.
compromis). Op grond van dit compromis heeft [gedaagde] nog eens € 1.800.000,- aan de Belastingdienst betaald.
de creditfactuur). Op die factuur is een bedrag van € 100.000,- negatief geboekt. In de toelichting op de factuur staan werkzaamheden opgenomen met de omschrijving “Diversen mutatie succesfee”.
3.Het geschil
Richtlijn oneerlijke bedingen), en om die reden nietig, althans niet verbindend. Ook zijn diverse werkzaamheden in rekening gebracht die onjuist of ontoereikend in facturen zijn verantwoord, en bovendien tegen onjuiste tarieven in rekening zijn gebracht. [gedaagde] heeft zijn vordering tot terugbetaling zelf gemaximeerd tot € 100.000,-.
4.De beoordeling van de vorderingen in conventie
Voor de jaren 2008, 2009 en 2010 zullen de belastbare inkomens uit werk en woning (box 1) conform de ingediende aangiften worden vastgesteld’. Dezegeschillen hebben dus betrekking op jaren na 2008, en vallen dus niet in de categorie ‘aanslagen over de jaren 1994 tot en met 2008’. Bovendien betreft het betalingen die op basis van ingediende aangiften zijn verschuldigd. Zij vallen dus ook onder de uitzondering onder (i).
‘beperken’met bepaalde inhoudelijke afspraken. Bovendien geldt ook hier dat, mocht ter zake van dit geschil nog enige betaling plaatsvinden door [gedaagde] , dit dan voor een deel betalingen op aanslagen van ná 2008 betreft (namelijk voor een deel over goodwillbetalingen vanaf 2011) en dat, voor zover het betalingen op aanslagen van vóór 2008 betreft, die betaling onder de uitzondering hiervoor onder (iii) valt: deze kwestie is immers niet in het zaaksmemo beschreven. Dat ligt ook voor de hand omdat [eiser] , zoals zij onweersproken heeft aangevoerd, pas later is ingeschakeld om bijstand in dit geschil te verlenen.
‘de correctie met betrekking tot ‘fiscaal onbekend vermogen’afhankelijk wordt gemaakt van de uitkomst van de beroepsprocedure over de inkomstenbelasting 1997 en vermogensbelasting 1998. Naar dit artikel wordt ook verwezen in het compromis. Deze bepaling lijkt, zoals [eiser] ook onderkent, te zien op geschillen die verband houden met de drugsgelden. Voor zover [gedaagde] betoogt dat daarmee ook in de vaststellingsovereenkomst een regeling werd getroffen voor de drugsgelden en de betalingen op grond van de vaststellingsovereenkomst dus wél meetellen bij de beoordeling van de succesfee, kan dat niet worden gevolgd. Zoals [eiser] heeft toegelicht gaat het slechts om een mogelijke correctie van hetgeen op grond van de vaststellingsovereenkomst wordt betaald, afhankelijk van de uitkomst van de procedure over drugsgelden. Dat betekent niet dat op grond van de vaststellingsovereenkomst betalingen plaatsvinden die verband houden met de drugsgelden. Daarover werd immers juist doorgeprocedeerd.
.
.