ECLI:NL:RBAMS:2025:4661

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
C/13/767898 / FA RK 25-2857
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke wijziging van de zorgregeling en hulp bij het bespreken van geloofsovertuiging in het belang van de kinderen

Op 3 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een geschil over de gezamenlijke gezagsuitoefening tussen een moeder en een vader. De moeder verzocht om een tijdelijke wijziging van de zorgregeling, omdat de vader zijn kinderen op zaterdagen naar de kerk meeneemt, wat volgens haar in strijd is met hun sport- en dansactiviteiten. De vader verzocht op zijn beurt om de zorgregeling te wijzigen, zodat hij meer tijd met de kinderen kan doorbrengen, ook doordeweeks. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, aangezien de vader sinds december 2024 de kinderen op zaterdagen naar de kerk meeneemt, waardoor zij niet meer naar hun sportactiviteiten kunnen gaan. De rechtbank heeft besloten dat de kinderen op zaterdagen hun gebruikelijke activiteiten moeten kunnen blijven beoefenen en dat de zorgregeling tijdelijk moet worden gewijzigd. De rechtbank gelastte partijen om via het OKT Amsterdam hulp te zoeken bij het bespreken van de vraag hoe zij in het belang van de kinderen om moeten gaan met het onderwerp geloofsovertuiging. De zaak is aangehouden voor zes maanden om de voortgang van het hulpverleningstraject te monitoren.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/767898 / FA RK 25-2857 (MT/MS)
Beschikking van 3 juli 2025 betreffende geschil gezamenlijke gezagsuitoefening als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. E. Tuzkapan te Amsterdam,
tegen
[de vader] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vader,
#advocaat mr. R.J.J. Copper te Almere.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen 1-4 van de moeder, ingekomen op 11 april 2025;
- het verweerschrift met bijlagen 1-12 van de vader, ingekomen op 20 mei 2025;
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 juni 2025. Verschenen zijn: de moeder en haar advocaat, en de vader en zijn advocaat.
1.3.
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. [minderjarige 2] heeft de kinderrechter een brief gestuurd. [minderjarige 1] heeft, afzonderlijk en achter gesloten deuren, een gesprek met de kinderrechter gevoerd. De kinderrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling kort samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben tot 2022 een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit deze relatie zijn geboren:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2015 te [geboorteplaats 1] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2016 te [geboorteplaats 1] ;
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2017 te [geboorteplaats 2] .
2.3.
De kinderen zijn erkend door de vader.
2.4.
Door een aantekening in het gezagsregister oefenen ouders sinds 1 januari 2023 gezamenlijk het gezag over de kinderen uit.
2.5.
De kinderen verblijven sinds het uiteengaan van partijen bij de moeder.
2.6.
Bij beschikking van 10 januari 2024 van deze rechtbank is onder andere de volgende zorgregeling vastgesteld: met ingang van het moment dat de vader over zelfstandige woonruimte beschikt zijn de kinderen eenmaal per twee weken van vrijdag uit school/de opvang tot zondag 18:00 uur bij de vader, waarbij de vader de kinderen bij de moeder ophaalt en bij de moeder terugbrengt. Daarnaast zijn de vakanties en feestdagen verdeeld.

3.Het verzoek, het verweer en het zelfstandig verzoek

De moeder
3.1.
De moeder verzoekt:
Partijen te gelasten om, via het OKT Amsterdam, hulp te zoeken bij het gezamenlijk bespreken van de vraag welke wijze van omgaan met het onderwerp ‘geloofsovertuiging” het meest in het belang van de kinderen is;
Te bepalen dat, in afwachting van de resultaten van een dergelijk overleg, de kinderen niet naar de kerk zullen gaan in de weekends dat ze bij gedaagde verblijven en;
De vader daarom te veroordelen om zich te onthouden van het bezoeken van de kerk met de kinderen, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per keer dat hij in strijd met dit verbod handelt;
De vader te veroordelen de omgangsregeling volledig na te komen en in het bijzonder de kinderen, in de weekends dat deze bij hem zijn, in de gelegenheid te stellen hun sport- en dansactiviteiten uit te oefenen en daarbij te bepalen dat het hem verboden zal zijn, om de sport- en en/of dansactiviteiten van de kinderen af te zeggen vanwege kerkelijke activiteiten die hij met de kinderen wil ondernemen, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per keer dat hij in strijd met dit verbod handelt.
De vader
3.2.
De vader voert verweer tegen de verzoeken van de moeder en verzoekt tot afwijzing daarvan. Bij wijze van zelfstandig verzoek, verzoekt de vader primair om de zorgregeling – zoals opgenomen in de beschikking van 10 januari 2024 – te wijzigen in die zin dat de kinderen:
- in de oneven week: van woensdag uit school tot vrijdag naar school bij de vader verblijven;
- in even week: van woensdag uit school tot maandag naar school bij de vader verblijven.
Subsidiair verzoekt de vader de voornoemde zorgregeling te wijzigen in die zin dat de kinderen:
- in de oneven week: van woensdag uit school tot vrijdag naar school bij de vader verblijven;
- in de even week: van woensdag uit school tot vrijdag naar school en van zaterdag 16:00 uur tot en met maandag naar school bij de vader verblijven.
Daarnaast verzoekt de vader de zomervakantieregeling – zoals opgenomen in de beschikking van 10 januari 2024 – te wijzingen in die zin dat de kinderen:
- In de oneven jaren: de eerste drie weken bij de moeder verblijven en de laatste drie weken bij de vader;
- In even jaren: de eerste drie weken bij de vader verblijven en de laatste drie weken bij de moeder;
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.

4.De standpunten

De moeder
4.1.
Ter onderbouwing van haar verzoeken voert de moeder het volgende aan. De vader heeft zich, nadat de relatie met de moeder eindigde, kennelijk bekeerd tot een bepaald geloof en is van mening dat hij de kinderen daarin mee mag nemen, zonder dat hij daarover overleg pleegt met moeder. De vader gaat op zaterdag met de kinderen naar een kerk c.q. kerkelijke school, waar zij de hele dag verblijven. Zij gaan daardoor niet meer naar voetbal en dans. [minderjarige 1] mag ook geen broeken dragen en kreeg een soort hoofddoek. De vader ontkende dit eerst. De moeder vindt dit onaanvaardbaar en wil niet dat de kinderen op deze manier worden opgevoed. De moeder heeft er geen bezwaar tegen dat de vader de kinderen op de hoogte stelt van zijn nieuwe geloof en hen enige informatie geeft. Maar zij acht het onwenselijk dat de kinderen elk weekend dat ze bij de vader zijn, hele dagen in de kerk doorbrengen. De moeder heeft dit aan de vader duidelijk gemaakt. De moeder wenst graag, onder begeleiding van het OKT, in overleg met de vader te gaan over de wijze waarop ouders met het onderwerp religie om moeten gaan en wat de impact op de kinderen is van wat de vader nu aan het doen is. Partijen komen er samen niet uit. De vader vindt dat als de kinderen bij hem zijn hij qua opvoeding van de kinderen mag doen wat hij wil. De vader miskent hiermee dat geloofsovertuiging, religie en daarmee gepaard gaand bezoek aan een kennelijk kerkelijke school, een onderwerp is waar beide ouders mee moeten kunnen leven. De kinderen kunnen immers niet bij de vader gelovig zijn en bij de moeder niet-gelovig. De vader handelt bovendien uitsluitend uit eigen belang en niet in dat van de kinderen. Hij heeft het in de correspondentie alleen maar over het feit dat de kerkelijke zaken en het kunnen meenemen van de kinderen daarin voor hém van groot belang zijn en niet zozeer voor de kinderen. Het feit dat beide ouders hier volstrekt anders over denken maakt overleg over dit onderwerp noodzakelijk. De moeder wenst dat, totdat partijen daarover hebben gesproken en zij overeenstemming hebben bereikt, de kinderen niet meer naar de kerk gaan. De moeder is van mening dat het sporten en dansen van de kinderen voor hen dermate belangrijk is en dat dit door moet gaan, ook wanneer de kinderen in het kader van de zorgregeling bij de vader zijn. De moeder vindt het kwalijk dat de vader de zorgregeling niet nakomt op de afgesproken wijze. De reden daarvoor is niet relevant. Gelet op de fanatieke en onwrikbare houding van de vader, vreest de moeder dat de vader de zorgregeling niet zal nakomen en toch met de kinderen naar de kerk zal gaan. Daarom verzoekt de moeder een dwangsom van € 500,- per overtreding te bepalen.
Voor wat betreft het verzoek van de vader tot wijziging van de zorgregeling voert de moeder het volgende aan. Volgens de moeder is er geen sprake van een wijziging van omstandigheden waardoor de zorgregeling zou moeten worden aangepast. Dat de vader andere woonruimte heeft maakt de gevolgen van de uitspraak van de voorzieningenrechter niet anders, want daar is bij de uitspraak door de rechter al rekening mee gehouden. De moeder acht een wijziging van de zorgregeling, zoals door de vader voorgesteld, niet in het belang van de kinderen is. De afstand tussen de woning van de vader en de school dan wel activiteiten van de kinderen is te groot, zodat het ongewenst is als de kinderen doordeweeks bij de vader overnachten.
De vader
4.2.
De vader voert verweer tegen de verzoeken van de moeder en verzoekt afwijzing hiervan. Hij stelt dat hij de moeder te allen tijde op de hoogte heeft gehouden over zijn geloof en wel overleg pleegt met de moeder. De vader heeft meerdere malen aangegeven over het geloof te willen praten, maar de moeder houdt een gesprek hierover af. De vader is sinds de relatie van partijen aanhanger van het christendom en de moeder was daarvan op de hoogte. De vader is zich na het beëindigen van de relatie verder gaan verdiepen in het geloof en heeft zich aangesloten bij de Stichting [naam kerk] (hierna te noemen de kerk). De vader is sinds mei 2022 actief bezig met het geloof. Hij gaat sinds omstreeks december 2024 op zaterdag van 10:00 uur tot 22:00 uur naar de kerk. Er worden leuke activiteiten georganiseerd, zoals spelletjes en workshops. Op zaterdagochtend is er een kerkdienst die de vader met de kinderen volgt. Aan het einde van de dag wordt er avondeten verzorgd. De kinderen hebben het naar hun zin bij de kerk. De vader heeft hier met hen vaak gesprekken over. Hij wil de kinderen niet forceren iets tegen hun zin te doen. De vader hecht er waarde aan dat de kinderen ook iets meekrijgen van het geloof dat hij aanhangt. Het is belangrijk dat zij zich met beide ouders kunnen identificeren. De vader probeert de kinderen niet te bekeren. Hij wil hen iets bijbrengen wat voor hem belangrijk is in zijn leven. Op latere leeftijd kunnen de kinderen zelf kiezen welk geloof zij willen aanhangen. Anders dan de moeder meent de vader dat het wel mogelijk is dat de kinderen bij de vader gelovig worden opgevoed en bij de moeder niet. Het is niet vereist dat beide ouders de kinderen op exact dezelfde wijze opvoeden. De vader is bereid om vragen van de moeder op een normale manier te beantwoorden. De vader vindt het ook belangrijk dat de kinderen sporten en dansen. Hij is aan het uitzoeken of dat eventueel op een andere dag dan zaterdag kan. De kerkdiensten worden enkel op zaterdag gegeven, want dat is de rustdag. De kinderen sporten op andere dagen ook. De vader hecht er meer waarde aan dat zij op zaterdag naar de kerk gaan. De vader staat open voor de door moeder voorgestelde hulpverlening. De vader heeft in september 2024 zelf contact opgenomen met het OKT om te vragen of zij iets voor partijen konden betekenen en kreeg toen te horen dat het OKT partijen niet kon helpen. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling kenbaar gemaakt nog steeds open te staan voor alle hulpverlening, waaronder ook hulp vanuit het OKT als dat mogelijk is. De vader wil graag met de moeder in overleg over het gezamenlijke ouderschap. Hij vindt een dwangsom niet nodig omdat hij zich zal houden aan de door de rechtbank te geven beslissing. Er zijn geen indicaties om aan te nemen dat de vader dat niet zou doen.
4.3.
Ter onderbouwing van zijn zelfstandig verzoek, om de zorgregeling te wijzigen, voert de vader het volgende aan. Er is sprake van gewijzigde omstandigheden. De vader woont sinds oktober 2024 in [woonplaats 2] . De kinderen kunnen daar ook blijven slapen. Ten tijde van de voorgaande procedure beschikte de vader nog niet over een geschikte woning. Daarbij komt dat de kinderen nu 1,5 jaar ouder zijn en eraan gewend zijn dat zij in twee huizen opgroeien. De kinderen hebben belang bij meer omgang met hem. Hij ziet de kinderen momenteel twee dagen in de veertien dagen. Dat is te weinig. De vader wil graag op wekelijkse basis omgang met de kinderen, ook doordeweeks. Hij heeft met zijn werkgever afgesproken dat hij op woensdagmiddag thuis kan werken. Dan kan hij tijd met de jongste kinderen doorbrengen en ze naar voetbal dan wel paardrijden brengen. De vader acht het in het belang van de kinderen en partijen dat er zo min mogelijk overdrachtsmomenten tussen partijen plaatsvinden, zodat de kinderen de spanning tussen ouders niet mee krijgen. Ook verzoekt hij de vastgestelde vakantieregeling met betrekking tot de zomervakantie te wijzigen. Bij beschikking van 10 januari 2024 is bepaald dat de kinderen twee weken bij de vader zijn en vier weken bij de moeder, omdat de kinderen gelet op hun jonge leeftijd de moeder anders te lang niet zouden zien. De kinderen zijn inmiddels ouder en eraan gewend dat zij opgroeien in twee huizen. De vader acht het in het belang van de kinderen dat de zomervakantie, net als de andere vakantie, bij helfte wordt verdeeld.
De Raad
4.4.
De Raad geeft aan dat onderwerpen zoals voorspelbaarheid, continuïteit, en fysieke en emotionele veiligheid basiselementen zijn voor een goede ontwikkeling voor kinderen. Voorspelbaarheid gaat erover dat kinderen weten waar en wanneer wat van ze wordt verwacht. Het moet allemaal overzichtelijk zijn. Continuïteit betekent dat kinderen erop kunnen vertrouwen dat ouders hun leven zo inrichten dat dingen gecontinueerd worden. Als daar onvoorspelbaarheid optreedt, dan levert dat onzekerheid op over waar kinderen aan toe zijn, waar ze rekening mee moeten houden, wat zij belangrijk moeten vinden en wie zij moeten volgen. Emotionele veiligheid betekent dat kinderen dingen bespreekbaar durven te maken en zich durven te uiten. Terug naar voorspelbaarheid. De kinderen zitten al lange tijd op sport en dansen; [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voetballen en [minderjarige 1] zit op dansen en paardrijden. Zij hebben zich daaraan verbonden. De jongens moeten naar training en naar wedstrijden. Zij zijn onderdeel van een team. Daarbij hoort ook dat je gecommitteerd bent aan je team. Datzelfde geldt voor [minderjarige 1] met het dansen. Vanuit goed ouderschap is het belangrijk dat ouders overleggen en afstemmen wat zij willen uitdragen aan de kinderen. Doen ouders dat niet, dan worden de kinderen geconfronteerd met dat het er in de ene wereld compleet anders aan toe gaat dan in de andere wereld. Ouders moeten zich bewust worden van wat dat betekent voor de kinderen. De ouders zijn blijkbaar enorm verschillend als het gaat over visies en waarden. Zij zijn het deels oneens over wat zij belangrijk vinden om aan de kinderen mee te geven in de voorbereiding op volwassenheid. Het is tussen ouders op scherp komen te staan door het verschil van inzicht over het onderwerp religie versus invulling van vrije tijd. De Raad benadrukt geen mening of oordeel te hebben over de kerk. Vanuit het belang van de kinderen bezien is er langere tijd sprake geweest van een ritme waarbij een bepaalde invulling aan vrije tijd werd gegeven. Ouders kunnen het OKT benaderen. Het is daarbij van belang dat ouders een hulpvraag formuleren die vanuit de kinderen, en niet vanuit hunzelf, is geformuleerd. Een andere instantie waar ouders aan kunnen denken is de Blauwe Beer, maar dat heeft financiële consequenties, omdat het niet onder het ingekochte hulpaanbod van de gemeente Amsterdam valt. De Raad kan zich bovendien voorstellen dat het fijn voor [minderjarige 1] is om een vertrouwenspersoon te hebben. Voor wat betreft de verzochte wijziging van de zorgregeling wenst de Raad alleen op te merken dat het belangrijk is dat kinderen een zelfstandig beeld van beide ouders kunnen vormen. Dat kunnen zij doen door tijd met beide ouders door te brengen.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank kan in geval van een geschil over de uitoefening van het gezamenlijk gezag op verzoek van de ouders of één van hen een beslissing nemen die haar in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt (artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)). Op verzoek van de ouders of één van hen kan de rechtbank ook de getroffen zorgregeling wijzigen, onder andere op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd (artikel 1:377e, lid 1, en artikel 1:253a, lid 4, BW).
5.2.
De rechtbank stelt allereerst vast dat sprake is van gewijzigde omstandigheden. Bij beschikking van 10 januari 2024 is een zorgregeling vastgesteld, waarbij is bepaald dat de kinderen – vanaf het moment dat de vader eigen woonruimte heeft – eenmaal per twee weken van vrijdag uit school tot zondag naar school bij de vader zijn. Daarbij is ook aandacht geweest voor de activiteiten van de kinderen op de zaterdagen. Sinds december 2024 gaat de vader met de kinderen op de zaterdagen dat ze bij hem zijn de hele dag naar de kerk en brengt hij hen niet meer naar hun activiteiten. De rechtbank neemt alleen al op grond van het voorgaande gewijzigde omstandigheden aan en zal hierna overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
5.3.
Partijen hebben over en weer verzoeken ingediend. Enerzijds wil de vader graag meer tijd met de kinderen doorbrengen, ook doordeweeks. Anderzijds heeft de moeder verzoeken ingediend in verband met het verschil in visie over de invulling van de zaterdagen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] willen op zaterdag graag naar hun dans- en sportactiviteiten gaan en niet de hele dag naar de kerk. [minderjarige 1] heeft verder duidelijk gemaakt dat zij het fijn vindt om haar vader te zien maar dat zij het moeilijk zou vinden om doordeweeks bij hem te verblijven in verband met de reistijd en vroeg opstaan. Ook vindt zij het belangrijk om met haar neefjes en nichtjes bij haar oma te spelen. Oma past na school dagelijks op alle kinderen. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat dat eventueel zou kunnen doorgaan bij een uitbreiding van de zorgregeling.
5.4.
De rechtbank zal zich allereerst uitlaten over de invulling van de zaterdagen voordat ingegaan wordt op een eventuele uitbreiding naar de doordeweekse dagen. Vooropgesteld wordt dat, voor zover hierbij geloofskeuzes van de ouders een rol spelen, dit heel persoonlijke onderwerpen zijn waarbij de rechtbank niet kan bepalen welke geloofsrichting de voorkeur heeft. Bij de beslissing zal het belang van de kinderen leidend zijn en dan vooral de sociale gevolgen voor hen.
Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de ontwikkeling van de kinderen is om naar hun sportactiviteiten te blijven gaan in de frequentie en op de dagen waarop dat voorheen gebeurde. Zij maken al jarenlang met veel plezier onderdeel uit van een team, dat op hen moet kunnen rekenen. Daar past niet bij dat de kinderen er de ene week wel zijn en de andere week niet. De dansschool [naam school] , waar [minderjarige 1] al sinds haar vierde heen gaat en waarmee ze elk jaar optreedt, heeft al kenbaar gemaakt dat het essentieel is dat [minderjarige 1] op zowel de maandagen als de zaterdagen blijft komen en dat zij teveel verzuimt. Daarnaast zijn de voetbalwedstrijden van het team op de zaterdagen. Ook gelet op eigen doelen en ambities van de kinderen is het wenselijk dat zij wekelijks kunnen blijven deelnemen aan de sportactiviteiten. Dit is ook het uitgangspunt geweest bij de vaststelling van de weekendregeling met vader. Voorts wordt meegewogen dat de kerk waar de vader zich bij heeft aangesloten een vrij intensieve vorm van viering heeft. Dat belemmert de mogelijkheden om daarnaast nog naar sport en dansen te gaan. De vader en de kinderen wonen niet alleen een kerkdienst bij maar zij brengen de hele dag door in de kerk. Verder worden de kinderen voor een deel gescheiden van de ouders. [minderjarige 1] heeft duidelijk gemaakt dat zij een dag binnen zitten heel lang vindt en dat de meisjes en de jongens meestal apart zitten en ze haar broertjes mist en haar vader nauwelijks ziet.
Toen partijen nog bij elkaar waren en in de eerste periode na het uiteengaan van partijen was de kerk geen onderdeel van de opvoeding van de kinderen. Het is dan ook van belang dat partijen nu zij op dit punt uiteenlopende opvattingen hebben, met elkaar in overleg gaan om een passende oplossing te vinden met behulp van het OKT, waarop hieronder verder wordt ingegaan.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank het in het belang van de kinderen dat zij op de zaterdag hun gebruikelijke dans- en sportactiviteiten beoefenen en zij niet in plaats daarvan de hele dag met de vader naar de kerk gaan.
Dat betekent echter niet dat alle verzoeken van de moeder toewijsbaar zijn. Anders dan de moeder vindt de rechtbank het te ver gaan om de vader te verplichten de huidige zorgregeling na te leven door de kinderen op zaterdag naar de sport- en dansactiviteiten te brengen. Dat zou immers betekenen dat hij ook zelf niet meer naar de kerk kan gaan, terwijl dit in het kader van het praktiseren van zijn geloofsovertuiging voor hem van groot belang is. De rechtbank heeft van de vader verder begrepen dat de kerk zo belangrijk voor hem is dat hij daar op zaterdagen heen wil blijven gaan, ook als dat tot gevolg zou hebben dat hij dan de kinderen die dag niet mee kan nemen en kan zien. In ieder geval tot 16 uur. Het voorgaande brengt met zich mee dat de zorgregeling gewijzigd moet worden op zo’n manier dat de vader de kinderen op zaterdag niet de hele dag bij zich heeft.
5.5.
Over de door de vader verzochte uitbreiding naar doordeweekse dagen merkt de rechtbank het volgende op. In het licht van de (identiteits)ontwikkeling van de kinderen is het voor hen van belang om een eigen beeld van beide ouders te krijgen. Daarvoor is het noodzakelijk dat de kinderen voldoende tijd met beide ouders doorbrengen. Dat behoeft niet noodzakelijkerwijs 50/50 te zijn. Het is begrijpelijk dat de vader niet alleen een weekendouder wil zijn, maar de kinderen ook op doordeweekse dagen wil verzorgen. De huidige regeling van eenmaal per twee weken is summier. Een uitbreiding lijkt in beginsel dan ook in het belang van de kinderen. Doordat de vader in [woonplaats 2] woont en de moeder in [woonplaats 1] en de kinderen daar naar school gaan, zal een doordeweeks verblijf bij de vader leiden tot extra reistijd naar en/of van school en activiteiten. Dat dient beperkt te worden, zodat de door de vader voorgestelde regeling niet in het belang van de kinderen lijkt. De rechtbank zou de komende periode graag willen bezien hoe een tijdelijke uitbreiding naar doordeweekse dagen verloopt, die beperkter is dan door de vader verzocht, om zo te kijken of dit in het belang van de kinderen wenselijk en haalbaar is en of daarmee mede een passende compensatie voor het wegvallen van een groot deel van de zaterdagen kan worden gevonden. De rechtbank acht het in de tussentijd van belang dat ouders samen in gesprek gaan om te kijken naar de ruimte en mogelijkheden om de zorgregeling uit te breiden met doordeweekse dagen, wellicht ook meer dan in de hierna door de rechtbank te bepalen tijdelijke regeling. Deze vraag kan meegenomen worden bij het OKT.
5.6.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de zorgregeling tijdelijk wijzigen, zodat deze er voorlopig als volgt uit komt te zien:
De kinderen zijn bij de vader:
- in de oneven weken: van woensdag uit school tot donderdag naar school, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt, en waarbij de vader ervoor zorgdraagt dat zij naar school en hun sportactiviteiten gaan;
- in de even weken: van zaterdag 16:00 uur tot maandag naar school, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt.
5.7.
Tijdens de mondelinge behandeling is afgesproken dat ouders zich tot het OKT zullen wenden voor hulpverlening over de vraag hoe zij ten aanzien van de kinderen om moeten gaan met het verschil van visie over het onderwerp geloofsovertuiging. De rechtbank hanteert als uitgangspunt dat ouders ieder hun eigen waarden en geloofsrichting moeten kunnen meegeven aan hun kinderen en dat deze ook verschillend kunnen zijn. Gewaakt dient echter te worden voor te grote gevolgen in het dagelijks leven van de kinderen en een te ver afwijken van een voorheen gehanteerde en vertrouwde levensstijl. De rechtbank volgt de Raad in het hierboven weergegeven advies.
De rechtbank acht het voorts van belang dat ouders zich ook via het OKT laten begeleiden bij het overleg over de mogelijkheden van uitbreiding van de zorgregeling.
5.8.
In afwachting van het hulpverleningstraject bij het OKT zal de rechtbank de zaak aanhouden voor de duur van zes maanden.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijzigt de zorgregeling tijdelijk, zodat deze er voorlopig als volgt uit komt te zien:
De kinderen zijn bij de vader:
- in de
oneven weken: van woensdag uit school tot donderdag naar school, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt, en waarbij de vader ervoor zorgdraagt dat zij naar school en hun dans- en sportactiviteiten gaan;
- in de
even weken: van zaterdag 16:00 uur tot maandag naar school, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt;
6.2.
gelast partijen om via het OKT Amsterdam hulp te zoeken bij het bespreken van de vraag op welke wijze zij in het belang van de kinderen om moeten gaan met het onderwerp geloofsovertuiging én over de vraag of er ruimte en mogelijkheden zijn voor het uitbreiden van de zorgregeling naar doordeweekse dagen, waarbij het belang van de kinderen leidend is;
6.3.
verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt de behandeling van de verzoeken
pro formaaan voor de duur van zes maanden, te weten
tot 26 december 2025, op welke datum partijen de rechtbank uiterlijk informeren over de stand van zaken met betrekking tot het verloop van het hulpverleningstraject bij het OKT, het verloop van de tijdelijke zorgregeling en waarbij partijen zich ook uitlaten over het gewenste verdere verloop van de procedure.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. M.E.B. Terwee, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.M. Saruhan, griffier, op 3 juli 2025. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).