ECLI:NL:RBAMS:2025:4656

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
02-327092-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met een minderjarige prostituee

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige prostituee. De verdachte, geboren in 1977, werd ervan beschuldigd in de periode van 3 mei 2023 tot en met 5 juni 2023 meermalen seksuele handelingen te hebben verricht met een zeventienjarig meisje, dat zich beschikbaar stelde voor seksuele handelingen tegen betaling. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waarbij de verklaring van het slachtoffer als cruciaal werd beschouwd, ondersteund door andere bewijsstukken zoals bankafschriften van betalingen via Tikkie. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar was en dat er voldoende steunbewijs was voor de beschuldigingen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd een contactverbod met het slachtoffer opgelegd. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, gezien het leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer en de gevolgen van de daden voor het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij, die € 2.500,- aan immateriële schade vorderde, werd volledig toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 02-327092-24
Datum uitspraak: 2 juli 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.M. van den Berg, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.C.J. Visser, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2022 tot en met 5 juni 2023, althans 3 mei 2023 tot en met 5 juni 2023 te Schiedam en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, door het (telkens)
  • betasten en/of strelen van de borsten en/of billen en/of vagina, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of
  • zoenen van/met die [slachtoffer] en/of het likken van de lippen van die [slachtoffer] en/of
  • het likken van/aan de vagina van die [slachtoffer] en/of
  • het brengen van een vibrator in de vagina van die [slachtoffer] en/of
  • (laten) brengen en/of (laten) plaatsen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer]
  • en/of het zich (vervolgens) door die [slachtoffer] laten pijpen en/of
  • (laten) brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of het (vervolgens) op en neer bewegen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] .

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 14 augustus 2023 is het strafrechtelijk onderzoek ‘Kleinpolderplein’ opgestart. In het kader van dit onderzoek zijn meerdere verdachten van mensenhandel geïdentificeerd, die een minderjarig slachtoffer in de prostitutie zouden hebben uitgebuit. Tijdens het verhoor van dit slachtoffer, heeft zij zeven andere meisjes aangewezen die ook als sekswerker voor een van haar vermeende uitbuiters werkzaam zouden zijn geweest. Eén van deze meisjes zou ‘ [naam] ’ heten, uit [plaats] komen en als minderjarige tegen betaling seksuele diensten hebben verleend. De politie heeft dit meisje later geïdentificeerd als [slachtoffer] , de aangeefster in deze zaak. Naar aanleiding van de verklaringen van [slachtoffer] heeft de politie onderzoek gedaan naar haar prostitutieklanten en is verdachte aangewezen als één van deze mogelijke klanten.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend worden bewezen. Uit verklaringen van aangeefster [slachtoffer] over de seksuele handelingen, haar verklaringen over het uiterlijk van verdachte en de betalingen die verdachte aan aangeefster heeft gedaan, blijkt namelijk dat tussen verdachte en de destijds zeventienjarige aangeefster tegen betaling seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, zoals in de tenlastelegging is omschreven.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Primair heeft hij daartoe aangevoerd dat ten aanzien van het ten laste gelegde tegen betaling verrichten van seksuele handelingen niet aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan. Weliswaar bevat het dossier afschriften van betalingen van verdachte aan aangeefster, maar uit de verklaring van aangeefster blijkt dat aangeefster niet weet of die betalingen verband hielden met het verrichten van seksuele handelingen.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van overtuigend bewijs, omdat aangeefster onvoldoende gedetailleerd heeft verklaard over de betalingen die verdachte aan haar zou hebben gedaan.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Juridisch kader
In artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht (oud) is strafbaar gesteld de prostituant die seksueel contact heeft met een prostituee die zestien of zeventien jaar oud is. De verdachte hoeft niet bekend te zijn met de leeftijd van het slachtoffer. De leeftijd is geobjectiveerd; opzet of schuld is niet vereist. De bescherming van de minderjarige staat centraal, wat betekent dat de verdachte een vergaande onderzoeksplicht heeft om achter de (werkelijke) leeftijd van de betrokken (gesteld) meerderjarige te komen.
Daarnaast geldt dat, zoals vaker in zedenzaken het geval is, het bewijs voor het ten laste gelegde feit voornamelijk bestaat uit de verklaring van aangeefster, zijnde de persoon die stelt het slachtoffer van de seksuele handelingen van verdachte te zijn geworden.
Dat betekent dat de rechtbank voorzichtig moet kijken naar de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster en de vraag of die verklaring voor het bewijs kan worden gebruikt.
Vervolgens moet worden beoordeeld of het dossier voldoende steunbewijs voor deze verklaring bevat. Op grond van de wet kan een feit namelijk niet worden bewezen op basis van de verklaring van één getuige; daarvoor is meer bewijs vereist. Dit geldt voor de hele tenlastelegging. Het is niet nodig dat het dossier voor elk onderdeel van de tenlastelegging twee bewijsmiddelen bevat. Bij zedenzaken geldt daarbij in het bijzonder dat het niet nodig is dat het ten laste gelegde misdrijf zelf wordt bevestigd in ander bewijs. Het is voldoende als de verklaring van aangeefster op onderdelen wordt ondersteund door ander bewijs, afkomstig uit een andere bron.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
De rechtbank is van oordeel dat aangeefster [slachtoffer] een betrouwbare verklaring heeft afgelegd. De rechtbank overweegt daartoe dat aangeefster gedetailleerd en consequent heeft verklaard over verdachte, de prostitutieafspraken die zij met hem zou hebben gehad en de seksuele handelingen die daarbij zijn verricht. Hieronder zal de rechtbank enkele van de onderdelen van de verklaring van aangeefster die tot dit oordeel hebben geleid nader bespreken en stilstaan bij de door haar genoemde details die aan de betrouwbaarheid van haar verklaring bijdragen.
Allereerst heeft aangeefster op 5 april 2024 tegenover de politie uitgebreid verklaard over de persoon en het uiterlijk van verdachte. Toen de politie aangeefster een foto van verdachte toonde, herkende zij verdachte als één van haar voormalige klanten en wist aangeefster zich direct te herinneren dat verdachte hartpatiënt is. Verder kon aangeefster zich herinneren dat zij de indruk had dat verdachte veel is afgevallen, omdat hij heel veel overtollig huid had. Aangeefster vertelde hierover dat zij tijdens seksuele handelingen met verdachte bijna geen lucht kreeg, omdat de huid van verdachte over haar hoofd lag. Verder heeft aangeefster beschreven dat verdachte veel littekens heeft (waarvan vier op zijn buik), een witte huid had, opvallende moedervlekjes en veel wratjes op zijn gezicht.
Aangeefster heeft ook gedetailleerd verklaard over de seksuele handelingen die tussen haar en verdachte zouden hebben plaatsgevonden. Zo heeft aangeefster verklaard dat zij met verdachte heeft gezoend, maar dat alleen verdachte daarbij zijn tong gebruikte waardoor hij feitelijk de lippen van aangeefster likte. Verder heeft aangeefster verklaard dat er geen seksuele handelingen tegen haar wil hebben plaatsgevonden, behalve op het moment dat verdachte is doorgegaan met deze handelingen toen aangeefster ongesteld was. Verdachte zou daarop hebben voorgesteld om naar de douche te gaan. Ook heeft aangeefster beschreven dat verdachte wel eens speeltjes meenam naar een afspraak en een vibrator in haar vagina heeft gestopt.
Verder heeft aangeefster verklaard over de betalingen die verdachte aan haar zou hebben verricht. Zo wist aangeefster zich te herinneren dat verdachte haar wel eens heeft gevraagd of hij achteraf mocht betalen. Op een vraag van de politie over twee betalingen van verdachte van € 70,- en € 100,- via Tikkie, heeft aangeefster geantwoord dat zij zich niet kon herinneren dat zij iets deed voor € 70,-, maar dat dit mogelijk betalingen waren die door verdachte zijn overgemaakt als hij tijdens een afspraak onvoldoende contant geld bij zich had.
Het steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster op onderdelen in voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijs, afkomstig uit andere bronnen.
De rechtbank overweegt in dit kader allereerst dat, hoewel verdachte zich ten aanzien van het ten laste gelegde feit telkens op zijn zwijgrecht heeft beroepen, hij tijdens de zitting wel heeft verklaard dat hij medisch is afgekeurd en dat zijn hart maar voor 26 procent functioneert. Bovendien heeft de rechtbank tijdens de zitting kunnen waarnemen dat verdachte rondom zijn buikstreek overtollig huid lijkt te hebben. De verklaringen van aangeefster over de persoon van verdachte en zijn uiterlijk worden daarmee door de verklaring van verdachte en de waarneming van de rechtbank ondersteund.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster, inhoudende dat er tussen haar en verdachte tegen betaling seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, wordt ondersteund door de in het dossier gevoegde betalingen via Tikkie van 2 mei 2023 en 5 juni 2023, vanaf de bankrekening van verdachte naar de bankrekening van aangeefster.
De verklaring van aangeefster dat zij zich niet kan herinneren diensten te hebben verleend voor een bedrag van € 70,-, en dat deze betalingen “misschien” aanvullende bedragen waren, staat naar het oordeel van de rechtbank niet aan het gebruik van deze betalingen als steunbewijs in de weg. Daarbij weegt de rechtbank mee dat geenszins is gebleken dat verdachte en aangeefster om andere redenen dan prostitutieafspraken contact met elkaar hebben gehad en dat verdachte geen enkele verklaring heeft gegeven over de reden dat hij geld heeft overgemaakt naar de bankrekening van aangeefster.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is, door ander bewijs uit andere bronnen wordt ondersteund en daarom als bewijs kan worden gebruikt. Gelet op de verklaring van aangeefster dat zij ongeveer tien keer met verdachte heeft afgesproken en de eerste betaling van verdachte aan aangeefster van 2 mei 2023 dateert, acht de rechtbank dan ook bewezen dat verdachte meerdere malen, toen aangeefster nog zeventien jaar oud was, tegen betaling prostitutieafspraken met aangeefster heeft gehad. Daarbij zijn de seksuele handelingen verricht zoals door aangeefster is verklaard en zoals deze in de tenlastelegging zijn omschreven. Het verweer van de raadsman wordt daarmee dan ook verworpen.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
in de periode van 3 mei 2023 tot en met 5 juni 2023 te Schiedam, meermalen ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, door het telkens
  • betasten en strelen van de borsten en billen en vagina, althans het lichaam van die [slachtoffer] en
  • zoenen van/met die [slachtoffer] en het likken van de lippen van die [slachtoffer] en
  • het likken van/aan de vagina van die [slachtoffer] en
  • het brengen van een vibrator in de vagina van die [slachtoffer] en
  • brengen en/of plaatsen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer]
  • en/of het zich vervolgens door die [slachtoffer] laten pijpen en
  • brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] en het vervolgens op en neer bewegen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] .

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast dient als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk deel van de gevorderde straf een contactverbod met aangeefster [slachtoffer] te worden opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om, in het geval van een bewezenverklaring, een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd en daarbij rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermaals tegen betaling verrichten van seksuele handelingen met een zeventienjarig meisje. Hij heeft met zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie. Dat is een ernstig zedendelict.
Tussen verdachte, die gedurende de bewezenverklaarde periode 45 en 46 jaar oud was, en aangeefster was sprake van een aanzienlijk leeftijdsverschil. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat verdachte enig diepgaand onderzoek heeft verricht naar de leeftijd van aangeefster. Hij heeft het risico genomen dat aangeefster als minderjarige in de prostitutie was beland en dat hij daarbij strafbaar zou kunnen handelen. Daarbij komt dat, zoals aangeefster heeft verklaard, ongeveer tien afspraken hebben plaatsgevonden en dat telkens sprake is geweest van onbeschermde seks. Hierdoor heeft verdachte de risico’s voor aangeefster alleen maar vergroot. Ook is verdachte, tegen de wil van aangeefster, doorgegaan met het plegen van seksuele handelingen terwijl aangeefster ongesteld was. Verdachte heeft zijn eigen seksuele lusten vooropgesteld en heeft niet stilgestaan bij de mogelijke gevolgen voor het – gelet op haar jonge leeftijd – kwetsbare slachtoffer.
Dat de psychische gevolgen van dergelijke feiten voor een slachtoffer groot kunnen zijn, blijkt ook uit de vordering tot schadevergoeding die aangeefster heeft ingediend. Daarin staat namens aangeefster onder meer beschreven dat de periode waarin zij in de prostitutie heeft gewerkt, zijn sporen heeft nagelaten. Aangeefster heeft lange tijd lachgas gebruikt om het prostitutiewerk vol te kunnen houden en wordt inmiddels begeleid door een hulporganisatie.
Gelet op het voorgaande neemt de rechtbank verdachte zijn handelen kwalijk. Des te meer nu verdachte gedurende het onderzoek en op zitting op geen enkele manier verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad van verdachte van 14 mei 2025 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor zedenfeiten. Uit de verdere – beperkte – verklaringen van verdachte over zijn persoonlijke situatie, zijn geen omstandigheden gebleken die op het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf van invloed moeten zijn.
De strafmaat
De rechtbank heeft rekening gehouden met de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het eenmalig plegen van ontucht tegen betaling met een minderjarige van zestien of zeventien jaar oud, waarbij sprake is van seksueel binnendringen, is een (korte) onvoorwaardelijke gevangenisstraf met een taakstraf van 150 uren het uitgangspunt. Wanneer sprake is van ontucht met een minderjarige tegen betaling waarbij aannemelijk is dat er voor de verdachte aanwijzingen zijn dat sprake is van uitbuiting of minderjarigheid, geldt als uitgangspunt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Uit het dossier is niet gebleken dat verdachte bewust op zoek is geweest naar minderjarige prostituees. Wel maakte verdachte een afspraak met een (zeer) jonge vrouw en is, zoals hiervoor als is overwogen, niet gebleken dat verdachte vergaand onderzoek heeft gedaan naar de leeftijd van deze vrouw. Dat maakte dat verdachte extra alert moest zijn dat aangeefster geen minderjarige vrouw was. Gelet hierop neemt de rechtbank de hiervoor bedoelde tweede categorie van de oriëntatiepunten van het LOVS als uitgangspunt.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er, gelet op de ernst van het feit, redenen zijn om in strafverzwarende zin van het voornoemde uitgangspunt af te wijken. Daarbij weegt de rechtbank als strafverzwarende omstandigheden mee dat verdachte meerdere prostitutieafspraken met aangeefster heeft gehad (ongeveer tien), er telkens sprake is geweest van onbeschermde seks en dat verdachte tegen de wil van aangeefster door is gegaan met seksuele handelingen toen aangeefster ongesteld was. Voor de mate waarin het uitgangspunt gelet op deze strafverzwarende omstandigheden dient te worden verhoogd, heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij eerdere uitspraken waarin sprake was van soortgelijke omstandigheden.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank een contactverbod met aangeefster als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijke deel van deze straf verbinden, zoals door de officier van justitie is gevorderd.

9.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
De vordering en de standpunten van de partijen
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 2.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot de gehele toewijzing van de gevorderde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, wanneer verdachte van het ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken. Verder is de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de bewezenverklaarde pleegperiode is aangevangen.
Ook zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij wordt aan verdachte de verplichting opgelegd om de som van € 2.500,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 mei 2023, te betalen aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij. Voor het geval verdachte niet volledig betaalt en ook geen (volledig) verhaal mogelijk is, kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 35 dagen.
De rechtbank bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 248b (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien maar nog niet die van achttien jaren heeft bereikt, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat veroordeelde gedurende de proeftijd
op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats 2] .
Voorwaarde daarbij is dat de veroordeelde gedurende de proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toetot een bedrag van € 2.500 (vijfentwintighonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (3 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat€ 2.500 (vijfentwintighonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (3 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 35 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en I. Struijkenkamp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Esschendal, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 juli 2025.