3.3.1.Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Feit 1, primair
op tijdstippen in de periode van1 juli 2016 tot en met 31 januari 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met [naam 1] (telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten digitale aangiften voor de omzetbelasting ten name van [bedrijf 1] over:
1. het 2e kwartaal van het jaar 2016
2. het 3e kwartaal van het jaar 2016;
3. het 4e kwartaal van het jaar 2016;
4. het le kwartaal van het jaar 2017;
5. het 2e kwartaal van het jaar 2017;
6. het 3e kwartaal van het jaar 2017;
7. het 4e kwartaal van het jaar 2017;
8. het le kwartaal van het jaar 2019;
9. het 2e kwartaal van het jaar 2019;
10. het 3e kwartaal van het jaar 2019;
11. het 4e kwartaal van het jaar 2019;
12. het le kwartaal van het jaar 2020;
13. het 2e kwartaal van het jaar 2020;
14. het 3e kwartaal van het jaar 2020;
15. het 4e kwartaal van het jaar 2020;
16. het le kwartaal van het jaar 2021;
17. het 2e kwartaal van het jaar 2021 en
18. het 4e kwartaal van het jaar 2021,
onjuist heeft gedaan en/of heeft laten doen,
door in die ingediende aangiften een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting en/of voor aftrek in aanmerking komende omzetbelasting op te geven en/of te doen/laten opgeven,
terwijl dat feit (telkens) ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven;
Feit 1, subsidiair
[bedrijf 2] op tijdstippen in de periode van 1 april 2020 tot en met 31 januari 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met [naam 1] , (telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meerdere) digitale aangiften voor de omzetbelasting ten name van [bedrijf 2] over:
1. het le kwartaal van het jaar 2020;
2. het 2e kwartaal van het jaar 2020;
3. het 3e kwartaal van het jaar 2020;
4. het 4e kwartaal van het jaar 2020;
5. het le kwartaal van het jaar 2021 en
6. het 2e kwartaal van het jaar 2021,
onjuist heeft gedaan en/of heeft laten doen,
door in die ingediende aangiften een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting en/of voor aftrek in aanmerking komende omzetbelasting op te geven en/of te doen/laten opgeven,
terwijl dat feit (telkens) ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven,
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte (telkens)
opdracht heeft gegeven en aan welke bovenomschreven verboden gedraging
verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
Feit 2
in de periode 1 april 2018 tot en met 31 oktober 2021 in Nederland (telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten digitale aangiften voor de omzetbelasting ten name van [bedrijf 1] over:
1. het le kwartaal van het jaar 2018:
2. het 2e kwartaal van het jaar 2018;
3. het 3e kwartaal van het jaar 2018;
4. het 4e kwartaal van het jaar 2018 en/of
5. het 3e kwartaal van het jaar 2021,
(telkens) niet heeft gedaan en/of heeft laten doen, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven;
Feit 3, primair
in de periode 9 februari 2018 tot en met 21 januari 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
a. aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2017, 2018 en 2019;
b. jaarrekeningen over de jaren 2018, 2019 en 2020
c. een screenshot en
d. rekeningafschrift,
opzettelijk heeft afgeleverd aan Rabobank, [naam 2] , [bedrijf 3] , [naam 3] , BLG
Wonen/Volksbank en/of [naam 4] en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist dat die geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als ware het echt en onvervalst.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.