ECLI:NL:RBAMS:2025:4577

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
2 juli 2025
Zaaknummer
13/088780-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel na zakkenrollerij

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan zakkenrollerij. De verdachte, geboren in 1991 en momenteel gedetineerd, werd beschuldigd van de diefstal van een telefoon en airpods op 23 maart 2025 in Amsterdam. Tijdens de zitting was de verdachte aanwezig en werd de vordering van de officier van justitie besproken, evenals de verdediging door de raadsvrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de telefoon, maar niet van de airpods, waarvoor hij werd vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aan alle voorwaarden voldeed voor het opleggen van een ISD-maatregel, maar besloot om deze in voorwaardelijke zin op te leggen voor de duur van twee jaar, met een proeftijd van twee jaar. Dit besluit werd genomen na afweging van de ernst van het feit, de omstandigheden van de verdachte en het risico op recidive. De rechtbank benadrukte dat zakkenrollerij een ernstig feit is dat gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaakt. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikel 38m, dat betrekking heeft op de ISD-maatregel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/088780-25
Datum uitspraak: 18 juni 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
nu gedetineerd in [P.I.] ,
hierna: verdachte.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 18 juni 2025. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Wiegant, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Petrescu, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Ter zitting is [deskundige] , werkzaam bij Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, als deskundige gehoord.

2.Beschuldiging

Aan verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een telefoon en airpods van [naam] op 23 maart 2025 in Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ivan dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde feit kan worden bewezen, met uitzondering van de airpods. Voor dat onderdeel van de tenlastelegging verzoekt de officier van justitie verdachte vrij te spreken.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat verdachte zich op 23 maart 2025 op de [straat] bevond waar hij aan de praat raakte met aangever. Uit het proces verbaal van de beschrijving van de uitgekeken camerabeelden blijkt dat verdachte bij aangever de zogeheten ‘voetbaltruc’ uithaalt. Deze voetbaltruc houdt in dat verdachte lichamelijk contact maakt met aangever door op zijn been te tikken en zijn been te haken, waarbij verdachte dichtbij aangever komt en met zijn hand de telefoon uit de zak van aangever haalt. Verdachte stopt de telefoon vervolgens in zijn eigen zak.
Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte de telefoon van aangever heeft gestolen.
In de aangifte wordt alleen gesproken over de diefstal van een telefoon, niet van airpods. Verdachte zal voor dit gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 23 maart 2025 te Amsterdam een telefoon die aan [naam] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

7.Voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaren.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om in elk geval geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. De raadsvrouw heeft erop gewezen dat verdachte zo snel mogelijk terug wil keren naar Roemenië en dat hij daar ook al voorbereidingen voor heeft getroffen. Het opleggen van de ISD-maatregel zou neerkomen op twee jaar kale detentie, omdat verdachte de Nederlandse taal onvoldoende machtig is om het begeleidingscontact vorm te geven.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zakkenrollerij. Zakkenrollerij is een zeer ergerlijk feit, dat voor de betrokken persoon hinder en schade oplevert. Naast schade en ongemak voor gedupeerden veroorzaakt zakkenrollerij gevoelens van onveiligheid in de samenleving, zeker in een grote stad als Amsterdam waar veel toeristen komen. De verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van aangever.
Rapportage
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Leger des Heils Reclassering van 19 mei 2025, opgemaakt door dhr. [deskundige] . Hierin wordt – zakelijk weergegeven –geadviseerd een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, omdat verdachte aan de zachte criteria voldoet. Er is namelijk sprake van een hoog risico op recidive, verdachte heeft de wens om Nederland te verlaten en er lijkt geen motivatie tot gedragsverandering lijkt te zijn. Daarbij wordt de kans op het onttrekken aan voorwaarden hoog en de responsiviteit laag ingeschat.
Ter terechtzitting heeft de deskundige de conclusies van de reclassering bevestigd en toegelicht dat de reclassering geen mogelijkheden ziet om toezicht te houden op bijzondere voorwaarden, in het bijzonder vanwege de wens van verdachte om Nederland te verlaten en omdat verdachte in Nederland geen aanspraak zou kunnen maken op sociale voorzieningen.
Oplegging voorwaardelijke ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van 24 maart 2025 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het feit waarvoor hij nu terecht staat ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het strafblad is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Ten slotte volgt uit het strafblad dat verdachte straffen opgelegd heeft gekregen nadat hij het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is dus van toepassing, maar dat staat aan het opleggen van een ISD-maatregel niet in de weg.
De rechtbank is van oordeel dat het op dit moment niet passend en geboden is om een ISD-maatregel in onvoorwaardelijke zin op te leggen. Verdachte heeft, ook tijdens de zitting weer, kenbaar gemaakt dat hij graag uit Nederland wil vertrekken naar Roemenië. Hij heeft tijdens de zitting toegelicht dat hij zijn vertrek heeft voorbereid en ook dat hij goede redenen heeft om uit Nederland te vertrekken en weg te blijven. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval ter beperking van het recidivegevaar kan worden volstaan met oplegging van de ISD-maatregel in voorwaardelijke zin. Hierdoor heeft verdachte een zware waarschuwing dat als hij in Nederland opnieuw een strafbaar feit pleegt, de rechtbank kan beslissen de ISD-maatregel alsnog ten uitvoer te leggen. Gelet op de specifieke situatie van verdachte, kan hiermee naar het oordeel van de rechtbank worden volstaan. Alles afwegende zal de rechtbank de ISD-maatregel in voorwaardelijke zin opleggen voor de duur van twee jaar, met een proeftijd van twee jaar.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de volgende artikelen: 14a, 14b, 14c, 38m, 38p, 63, 310 Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Beveelt dat deze maatregel
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden, welk bevel apart is opgesteld.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Bode, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en J.H.C. van der Roest, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Ketelaers, griffier,
en mondeling uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juni 2025.
[--]

1.[--]