ECLI:NL:RBAMS:2025:4559

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
770377
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie en medisch onderzoek van minderjarige in Turkije met geschil over omgangsregeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 19 juni 2025, is een kort geding aanhangig gemaakt door een vrouw die vervangende toestemming vraagt om met haar minderjarige dochter naar Turkije op vakantie te gaan. De vrouw, die in een gewelddadige relatie met de man heeft geleefd, heeft op 3 maart 2025 aangifte gedaan tegen de man. De man heeft de echtelijke woning verlaten en heeft sindsdien geen contact meer gehad met de dochter. De vrouw heeft hulp gezocht bij verschillende instanties en heeft een verzoek ingediend voor een omgangsregeling en informatieplicht. De man heeft in reconventie een regeling gevraagd voor omgang met de dochter en informatie over haar ontwikkeling. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw vervangende toestemming krijgt voor de vakantie, maar geen toestemming voor medisch onderzoek in Turkije, omdat de man daar niet bij kan zijn. De rechter heeft ook een informatieplicht opgelegd aan de vrouw en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
Zaaknummer: C/13/770377 / KG ZA 25-424 NB/MAH
Vonnis in kort geding van 19 juni 2025
in de zaak van
[de vrouw]
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie bij dagvaarding van 6 juni 2025,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. F. Özdemir-Sahin te Amsterdam,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M. Amrani te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting op 17 juni 2025 waren partijen met hun advocaten aanwezig. De vrouw heeft de dagvaarding toegelicht en de man de eis in reconventie (tegenvordering). Partijen hebben over en weer verweer gevoerd, de man mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
1.2.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is de beslissing op 19 juni 2025 gegeven in de vorm van een kopstaartvonnis. Het hierna volgende is de uitwerking daarvan en wordt afgegeven op 1 juli 2025.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn 3 november 2023 gaan samenwonen, getrouwd op 16 juli 2024 en op [geboortedatum] 2024 is, in [geboorteplaats] , hun dochter [minderjarige] geboren. Partijen hebben gezamenlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Op 3 december 2024 is er een geweldsincident tussen partijen geweest in aanwezigheid van [minderjarige] en familie van beide kanten. Hierbij is politie ter plekke gekomen en de huisarts en Veilig Thuis zijn betrokken geweest. Op 3 maart 2025 is de vrouw met een blauw oog op consult bij de huisarts geweest. Ook hiervan heeft Veilig Thuis een melding ontvangen.
2.3.
De man heeft de echtelijke woning verlaten op 12 maart 2025 en [minderjarige] sindsdien niet meer gezien.
2.4.
De vrouw heeft op 27 maart 2025 aangifte gedaan tegen de man. Sinds 28 maart 2025 krijgt zij ambulante hulp van de Blijf Groep.
2.5.
De man heeft op 22 april 2025 bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend om bij wijze van voorlopige voorzieningen – onder meer – een omgangsregeling en informatieplicht vast te stellen, gelijk aan de reconventionele vorderingen II en III in dit kort geding (zie 3.2).
Bij verweerschrift van 4 juni 2025 heeft de vrouw onder meer verzocht:
- de door de man verzochte zorgregeling af te wijzen en te bepalen dat de man omgang heeft met [minderjarige] onder professionele begeleiding, waarbij de dag en tijden afhankelijk zijn van de begeleiding;
- te bepalen dat [minderjarige] met onmiddellijke ingang wordt toevertrouwd aan de vrouw.
De zitting bij de familierechter zal op 3 juli 2025 plaatsvinden.
De man heeft aangekondigd op korte termijn de bodemprocedure aanhangig te zullen maken.
2.6.
De advocaat van de vrouw heeft op 13, 22 en 29 mei 2025 per e-mail aan de advocaat van de man gevraagd om toestemming van de man voor een vakantie van de vrouw met [minderjarige] naar Turkije van enkele weken en voor medisch onderzoek van [minderjarige] in Turkije. Met de laatste mail is ook het toestemmingsformulier voor de reis meegezonden. Ondanks een toezegging van mr. Amrani om op de zaak terug te komen is van de zijde van de man geen inhoudelijke reactie ontvangen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
de vrouw vordert, samengevat, vervangende toestemming om:
I. met [minderjarige] , het kind van partijen, op vakantie te gaan naar Turkije van 26 juni 2025 tot en met 31 juli 2025, en
ll. om [minderjarige] te laten onderzoeken in Turkije in die periode.
in reconventie
3.2.
de man vordert, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
I. indien het verzoek van de vrouw om met [minderjarige] op vakantie te gaan wordt toegewezen: te bepalen dat hij [minderjarige] vóór de vakantie drie keer mag zien en dat de
vrouw hem wekelijks foto’s en filmpjes van [minderjarige] stuurt tijdens de vakanties,
II. een regeling vast te stellen inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, waarbij [minderjarige] drie dagdelen per week, van 11.00 uur tot en met 14.00 uur, bij de man zal zijn, waarbij de man het kind bij de vrouw ophaalt en weer naar haar terugbrengt;
III. een informatieplicht aan de vrouw op te leggen, waarbij zij de man tweewekelijks schriftelijk op de hoogte stelt van de ontwikkelingen van [minderjarige] , onder overlegging van een recente foto,
althans een beslissing in goede justitie te nemen.
Daarnaast vordert de man de vrouw te veroordelen in de proceskosten.
in conventie en in reconventie
3.3.
Partijen voeren over en weer verweer. Op hun stellingen wordt, voor zover van belang, hieronder ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Het gaat hier om geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag over een minderjarig kind. Op grond van artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek neemt de rechter in dergelijke gevallen een beslissing die in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.2.
De vrouw stelt dat zij een moeilijke zwangerschap had en dat de man haar tijdens de zwangerschap en ook daarna sloeg. Hoewel de man dat ontkent, is voldoende aannemelijk geworden dat hij gewelddadig is geweest naar de vrouw in het bijzijn van de baby (en van familie van beide kanten). In ieder geval een keer heeft de vrouw daar letsel aan over gehouden, te weten op 3 maart 2025 een gezwollen blauw oog. Zowel de huisarts als de politie hebben het nodig gevonden van de incidenten in december 2024 en maart 2025 een melding te doen bij Veilig Thuis. Veilig Thuis heeft het dossier overgedragen aan de Blijf Groep, die sinds 28 maart 2025 ambulante hulp verleent aan de vrouw. De vrouw is met [minderjarige] op het spreekuur geweest van de jeugdarts van de GGD Amsterdam, die vervolgens [minderjarige] op 22 mei 2025 heeft aangemeld bij het OKT. In de aanmelding staat onder meer: “(…) Mijn inziens zou de overprikkeling/eenkennigheid mogelijk een traumatisch gevolg kunnen zijn door de incidenten thuis in het verleden, waar [minderjarige] getuige van is geweest. Graag jullie begeleiding en evt doorverwijzing naar de juiste instelling. (…)”
Een en ander blijkt uit de overgelegde stukken. Er is dus wel iets aan de hand. De man lijkt dat zelf ook in te zien: hij heeft op enig moment in Whatsappberichten aan de vrouw geschreven: “Ik mag dit never meer doen.. Echt never meer.. Ik moet echt met mn emoties .. Leren omgaan”.
4.3.
Op grond van de stukken is ook voldoende aannemelijk dat de vrouw via zowel de imam, het buurtteam, het OKT, Actief & Advies Hulpverlening en haar advocaat heeft geprobeerd om begeleide omgang tussen de man en [minderjarige] te bevorderen. De man heeft niet gereageerd. Ter zitting heeft hij verklaard geen begeleide omgang te willen, althans niet begeleid door familie van de vrouw.
vakantie en voorlopige zorgregeling
4.4.
De vrouw stelt door alle gebeurtenissen een hele moeilijke tijd te hebben gehad en nog te hebben; zij wenst met [minderjarige] op adem te komen en met haar ouders op vakantie te gaan naar Turkije voor een aantal weken. Zij hebben dit hard nodig, aldus de vrouw. Dat is een begrijpelijke wens, uitgaande van de onder 4.2 geschetste gebeurtenissen. De man heeft verklaard dat hij op zichzelf niet tegen de vakantie is, maar dat het op dit moment niet in het belang is van [minderjarige] omdat hij al zo lang geen contact met haar heeft. Dat laatste is inderdaad jammer, maar het zou goed zijn als de man (ook voor de toekomst) zijn eigen rol hierin onder ogen zag. Hoe dan ook lijkt een adempauze goed voor moeder en daarmee ook voor [minderjarige] . Na de vakantie kan dan wellicht (eventueel begeleide) omgang met vader worden opgebouwd, maar daarover zal de familierechter na de zitting van 3 juli 2025 beslissen. De vrouw heeft verklaard dat zij vanuit Turkije online aan die zitting kan deelnemen. Al met al ziet de voorzieningenrechter, gelet op het belang van het kind, geen aanleiding om nu in kort geding op de beslissing van de familierechter vooruit te lopen.
4.5.
Dat betekent dat de in conventie gevorderde vervangende toestemming voor de vakantie zal worden verleend en de in reconventie gevorderde voorlopige omgangsregeling (tegenvordering II) zal worden afgewezen.
medisch onderzoek baby in Turkije
4.6.
Voor het medisch onderzoek in Turkije zal de voorzieningenrechter geen vervangende toestemming verlenen. De vrouw stelt te hebben geconstateerd dat [minderjarige] afwijkende hoofdbewegingen maakt en ongeveer 20 seconden niet reageert. De vrouw heeft contact opgenomen met de huisarts, die haar heeft doorverwezen naar de kinderneuroloog in het OLVG. Er is een verdenking van HSP (hoogsensitiviteit), maar nog geen formele diagnose. Op 10 juni 2025 heeft [minderjarige] een EEG (hersenscan) gehad in het OLVG, maar die is mislukt en daarom is een nieuwe gepland. De vrouw heeft de man steeds van alles op de hoogte gehouden.
4.7.
De man heeft geen bezwaar tegen medisch onderzoek in Nederland – hij wil daar graag bij betrokken worden en toestemming voor geven – , maar wel tegen onderzoek in Turkije, omdat hij dan niet bij gesprekken met de artsen en niet bij de scan van zijn kind kan zijn, welke scan bovendien onder narcose moet gebeuren. Het is begrijpelijk dat hij dat nogal ingrijpend en niet zonder risico vindt. Bovendien is [minderjarige] in Nederland al onder behandeling van de kinderneuroloog en zal zij daar (wederom, na de mislukte poging) eenzelfde scan ondergaan als moeder in Turkije wil laten doen. Het gaat de vrouw slechts om een second opinion in Turkije. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat zij daarbij een zo groot spoedeisend belang heeft, dat daarvoor tegen de wil van de vader toestemming moet worden verleend.
Omgangsmoment vóór de vakantie
4.8.
Op de zitting hebben partijen afgesproken dat de man vóór de vakantie [minderjarige] tenminste eenmaal mag zien bij de imam van de moskee die beide partijen bezoeken, mits de man de imam bereid vindt bij dat omgangsmoment aanwezig te zijn. De vrouw heeft toegezegd dan op de gang te zullen wachten. Voor de zekerheid zal de voorzieningenrechter de afspraak vastleggen, op de wijze als vermeld in de beslissing.
Informatieplicht
4.9.
Hoewel niet is betwist dat de vrouw de man tot nu toe regelmatig informeert over [minderjarige] en ook foto’s stuurt, zal voor de zekerheid de in reconventie gevorderde informatieplicht worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing. Voor het overige worden de vorderingen afgewezen.
Proceskosten
4.10.
Gelet op de relatie tussen partijen en het feit dat zij ieder deels ongelijk hebben gekregen, zullen de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie, tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
verleent de vrouw vervangende toestemming (in de plaats komend van de toestemming van de man) om met vakantie te gaan naar Turkije van 26 juni 2025 tot en met 31 juli 2025 met [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2024 te [geboorteplaats] ,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
bepaalt dat de man [minderjarige] vóór die vakantie (uiterlijk op 24 juni 2025) mag zien indien de man, zoals besproken ter zitting, de imam bereid vindt bij dat omgangsmoment aanwezig te zijn,
5.6.
legt aan de vrouw een informatieplicht op, waarbij zij de man tweewekelijks schriftelijk op de hoogte stelt van de ontwikkelingen van [minderjarige] , onder overlegging van een recente foto,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2025.
Type: MAH
Coll: EvK