ECLI:NL:RBAMS:2025:4542
Rechtbank Amsterdam
- Beslissing RC
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek verdediging tot terzijde stellen kennisgeving voornemen tot dagvaarding ex art. 238 lid 2 Sv
Op 19 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam, vertegenwoordigd door rechter-commissaris H.J. Fehmers, een verzoek van de verdediging afgewezen om een kennisgeving van voornemen tot dagvaarding terzijde te stellen. De verdediging stelde dat deze kennisgeving, gedaan op 12 december 2024, onrechtmatig was en prematuur. De rechter-commissaris oordeelde echter dat tegen een voornemen als bedoeld in artikel 238 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering geen rechtsmiddel openstaat. Hoewel de rechter-commissaris een regiefunctie heeft in het voorbereidende onderzoek, kan hij niet bepalen dat de officier van justitie zijn wettelijke bevoegdheid onrechtmatig inzet. De rechter-commissaris zag in de omstandigheden van deze zaak geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
De kennisgeving beperkt de mogelijkheden van de verdediging om verzoeken tot onderzoekshandelingen in te dienen in de beslotenheid van het kabinet van de rechter-commissaris. Na de kennisgeving blijft de rechter-commissaris bevoegd om lopende onderzoekshandelingen af te ronden, maar niet om op nieuwe onderzoekswensen te beslissen. De rechtbank is vanaf dat moment bevoegd om op deze wensen te beslissen. De rechter-commissaris concludeerde dat er geen sprake is van onomkeerbare benadeling van de belangen van de verdediging, aangezien het indienen van onderzoekswensen nog steeds mogelijk is, zij het dat deze in beginsel op een openbare terechtzitting behandeld zullen worden.
De rechter-commissaris heeft ook overwogen dat de openbaarheid van de behandeling van de zaak, die door de officieren van justitie is bepleit, een gerechtvaardigd belang is. De verdediging had betoogd dat deze openbaarheid in strijd zou zijn met de onschuldpresumptie, maar de rechter-commissaris kon deze stelling niet volgen. De beslissing van de rechter-commissaris om de verzoeken van de verdediging af te wijzen, is daarmee in lijn met de geldende wetgeving en de belangen van een transparante rechtsgang.