ECLI:NL:RBAMS:2025:4542

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 mei 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
rc/12345
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beslissing RC
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek verdediging tot terzijde stellen kennisgeving voornemen tot dagvaarding ex art. 238 lid 2 Sv

Op 19 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam, vertegenwoordigd door rechter-commissaris H.J. Fehmers, een verzoek van de verdediging afgewezen om een kennisgeving van voornemen tot dagvaarding terzijde te stellen. De verdediging stelde dat deze kennisgeving, gedaan op 12 december 2024, onrechtmatig was en prematuur. De rechter-commissaris oordeelde echter dat tegen een voornemen als bedoeld in artikel 238 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering geen rechtsmiddel openstaat. Hoewel de rechter-commissaris een regiefunctie heeft in het voorbereidende onderzoek, kan hij niet bepalen dat de officier van justitie zijn wettelijke bevoegdheid onrechtmatig inzet. De rechter-commissaris zag in de omstandigheden van deze zaak geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.

De kennisgeving beperkt de mogelijkheden van de verdediging om verzoeken tot onderzoekshandelingen in te dienen in de beslotenheid van het kabinet van de rechter-commissaris. Na de kennisgeving blijft de rechter-commissaris bevoegd om lopende onderzoekshandelingen af te ronden, maar niet om op nieuwe onderzoekswensen te beslissen. De rechtbank is vanaf dat moment bevoegd om op deze wensen te beslissen. De rechter-commissaris concludeerde dat er geen sprake is van onomkeerbare benadeling van de belangen van de verdediging, aangezien het indienen van onderzoekswensen nog steeds mogelijk is, zij het dat deze in beginsel op een openbare terechtzitting behandeld zullen worden.

De rechter-commissaris heeft ook overwogen dat de openbaarheid van de behandeling van de zaak, die door de officieren van justitie is bepleit, een gerechtvaardigd belang is. De verdediging had betoogd dat deze openbaarheid in strijd zou zijn met de onschuldpresumptie, maar de rechter-commissaris kon deze stelling niet volgen. De beslissing van de rechter-commissaris om de verzoeken van de verdediging af te wijzen, is daarmee in lijn met de geldende wetgeving en de belangen van een transparante rechtsgang.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam

rechter-commissaris in strafzaken
parketnummers :
datum : 19 mei 2025

beslissing op verzoeken van de verdediging

Rechtspersoon A
Rechtspersoon B

Procedure

Bij brief van 3 februari 2025, aangevuld op 25 maart 2025, heeft de verdediging een aantal verzoeken aan de rechter-commissaris gericht. Deze strekken ertoe dat de rechter-commissaris:
- de kennisgeving van 12 december 2024, waarin de officier van justitie op de voet van art. 238 lid 2 Sv zijn voornemen tot dagvaarding heeft aangekondigd (hierna: de kennisgeving), terzijde stelt omdat deze onrechtmatig is;
- beslist op onderzoekswensen;
- prejudiciele vragen stelt aan de Hoge Raad over de reikwijdte van artikel 238 lid 2 Sv;
- een regiebijeenkomst gelast.
De officieren van justitie hebben zich tegen toewijzing van de verzoeken verzet.
Overwegingen
kennisgeving
De verdediging heeft aangevoerd dat het voornemen tot dagvaarding prematuur is en om oneigenlijke redenen is ingezet.
Tegen een voornemen als bedoeld in art. 238 lid 2 Sv staat geen rechtsmiddel open. Weliswaar heeft de rechter-commissaris een regiefunctie in het voorbereidende onderzoek, maar die gaat, in beginsel, niet zo ver dat hij desondanks kan bepalen dat de officier van justitie een hem op grond van de wet gegeven bevoegdheid op onrechtmatige wijze inzet en dat de rechtsgevolgen daarvan moeten worden genegeerd. Voor zover al van dit uitgangspunt kan worden afgeweken, ziet de rechter-commissaris daartoe in de omstandigheden van dit geval geen aanleiding.
De verdediging brengt terecht naar voren dat het voorbereidende onderzoek op het moment van de kennisgeving nog niet was afgerond. Dit is op zichzelf geen (dwingende) reden om van (het voornemen tot) dagvaarding af te zien. De kennisgeving leidt ertoe dat de mogelijkheden van de verdediging om in de beslotenheid van het kabinet van de rechter-commissaris verzoeken tot onderzoekshandelingen in te dienen en te laten verrichten worden beperkt. Na het uitbrengen van de kennisgeving blijft de rechter-commissaris bevoegd om lopende onderzoekshandelingen af te ronden zolang het onderzoek ter terechtzitting niet is aangevangen. Hij is niet bevoegd om op na de kennisgeving ingediende onderzoekswensen te beslissen. Anders dan de verdediging heeft betoogd, ontstaat daardoor geen ‘rechtsvacuüm’: vanaf het moment van de kennisgeving is de rechtbank bevoegd om op onderzoekswensen te beslissen. Van onomkeerbare benadeling van de belangen van de verdediging is ook geen sprake. Het indienen van onderzoekswensen blijft uiteraard gewoon mogelijk. De belangrijkste verandering is dat die onderzoekswensen in beginsel op een openbare terechtzitting zullen worden behandeld en niet in de beslotenheid van het kabinet. De verdediging ervaart deze openbaarheid kennelijk als een nadeel, maar aan de beslissing tot dagvaarding ligt, zo hebben de officieren van justitie naar voren gebracht, juist de wens ten grondslag om de behandeling van deze zaak vanwege het grote maatschappelijke belang daarvan zoveel mogelijk in de openbaarheid te laten plaatsvinden. Dit is een gerechtvaardigd belang waaraan de officieren van justitie gewicht hebben mogen toekennen. Het valt niet in te zien dat deze openbaarheid leidt tot flagrante strijd met de onschuldpresumptie, zoals de verdediging stelt.
De verdediging heeft in dit verband verder aangevoerd dat door de officieren van justitie het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat na afronding van het dossier concept-tenlasteleggingen zouden worden opgesteld en dat de verdediging vervolgens de gelegenheid zou krijgen om bij de rechter-commissaris onderzoekswensen in te dienen. De verdediging heeft een telefonische bespreking tussen de verdediging en de officier mr. Lambregts op 30 maart 2023 aangehaald. Daarin zou de officier hebben gezegd dat de verdachten niet ‘uit het niets’ zullen worden gedagvaard en dat ‘we zoals gebruikelijk zullen werken met een conceptdagvaarding en dan kunnen jullie je opmerkingen maken’. Aan deze uitlating heeft verdediging niet het gerechtvaardigde vertrouwen mogen ontlenen dat de kennisgeving van 12 december 2024 achterwege zou blijven. Daarvoor is de mededeling van de officier te algemeen. Hoewel aannemelijk is dat de verdediging de kennisgeving niet zag aankomen, kan de kennisgeving ook niet op één lijn worden gesteld met het ‘dagvaarden uit het niets’. De dagvaarding wordt juist aangekondigd en (inmiddels) zijn ook de concept-tenlasteleggingen uitgevaardigd. De verdediging zal daar uiteraard op kunnen reageren met onderzoekswensen voordat de inhoudelijke behandeling begint. Ook in het verhandelde voorafgaand aan het getuigenverhoor op 10 september 2024 ligt geen toezegging van de officieren besloten dat de kennisgeving achterwege zou blijven.
onderzoekswensen
Uit het voorgaande volgt dat de rechter-commissaris niet bevoegd is om op de onderzoekswensen met betrekking tot het fiscale dossier, de informatiedeling met de belastingdienst en de kennisgeving niet-beboeten te beslissen, nu die na de kennisgeving zijn ingediend.
filtering mogelijk verschoningsgerechtigd materiaal
Het verzoek verwijst naar een brief van 14 januari 2025 namens de verdachten over de filtering van (mogelijk) verschoningsgerechtigd materiaal. Daarover heeft de rechter-commissaris op 8 april 2025 een beslissing genomen. Het onderhavige verzoek bevat geen concrete wensen over het filteren van gegevens.
regiebijeenkomst
Zoals uit deze beslissing blijkt, heeft de rechter-commissaris in dit verzoek onvoldoende aanleiding gezien om hierover een regiebijeenkomst te beleggen. Het daartoe strekkende verzoek wordt dus afgewezen.
Door deze beslissing ontstaat een impasse in de afhandeling van onderzoekswensen. Dit kan ertoe leiden dat het onderzoek stil komt te liggen tot de eerste regiezitting van de rechtbank. Daar is geen van de betrokkenen bij gebaat. De rechter-commissaris zal op korte termijn inventariseren welke onderzoekswensen de raadslieden van de verdachten in dit onderzoek hebben en welke daarvan de officieren van justitie in staat en bereid zijn te (laten) verrichten. Voor zover dat niet tot een oplossing leidt, zal de rechter-commissaris zich beraden op mogelijke alternatieve routes.
processen-verbaal getuigenverhoor
In de brief van 25 maart 2025 wordt nog gewezen op drie processen-verbaal van getuigenverhoor. Deze zijn inmiddels aan de verdediging verstrekt.
Beslissing
De rechter-commissaris:
- verklaart zich onbevoegd om op de onderzoekswensen te beslissen;
- wijst de overige verzoeken af.
Deze beslissing is op 19 mei 2025 genomen door mr. H.J. Fehmers, rechter-commissaris.