ECLI:NL:RBAMS:2025:4520

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
C/13/762169 / HA ZA 25-27
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.C.J. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheidsincident over forumkeuze in civiele procedure tussen Keyser & Mackay en Maral Coatings

In dit onbevoegdheidsincident tussen Keyser & Mackay C.V. en Maral Coatings B.V. staat de toepassing van algemene voorwaarden centraal. De partijen hebben verschillende forumkeuzes in hun algemene voorwaarden, maar de inkooporders en orderbevestigingen vormen de kern van hun overeenkomst. In deze inkooporders wordt exclusieve bevoegdheid toegekend aan een andere rechtbank dan die in de algemene voorwaarden. Na een tussenvonnis waarin de rechter constateert dat de discussie vooral gaat over de conflicterende algemene voorwaarden, hebben partijen gezamenlijk verzocht om de zaak te verwijzen naar de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem. Dit verzoek wordt toegewezen. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is gewezen op 2 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/762169 / HA ZA 25-27
Vonnis in incident van 2 juli 2025
in de zaak van
KEYSER & MACKAY C.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in incident,
advocaat: mr. E.C. Douma,
tegen
MARAL COATINGS B.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in incident,
advocaat: mr. H. Scheper.
Partijen worden hierna Keyser & Mackay en Maral Coatings genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 december 2024 met producties,
- de conclusie van antwoord en exceptie van onbevoegdheid met producties,
- de conclusie van antwoord in incident met producties,
- het tussenvonnis van 30 april 2025 waarin partijen zijn gevraagd zich uit te laten,
- de akte met uitlatingen van Keyser & Mackay,
- de akte met uitlatingen van Maral Coatings.
1.2.
Ten slotte wijst de rechter vandaag vonnis.

2.De verdere beoordeling in het incident

2.1.
Maral Coatings produceert en verhandelt verf. Voor de productie hiervan koopt Maral Coatings een bindmiddel met de naam ‘Ecronova’ van Keyser & Mackay. In de hoofdzaak vordert Keyser & Mackay betaling van een aantal facturen voor Ecronova, die zij aan Maral Coatings zou hebben geleverd.
2.2.
In het incident stelt Maral Coatings dat de rechtbank Amsterdam onbevoegd is omdat op grond van haar algemene voorwaarden de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, bevoegd is. Volgens Keyser & Mackay volgt uit haar eigen algemene voorwaarden dat de rechtbank Amsterdam bevoegd is.
2.3.
In het tussenvonnis van 30 april 2025 heeft de rechter geconstateerd dat de discussie van partijen vooral gaat over de conflicterende algemene voorwaarden. De inkooporders en orderbevestigingen die partijen hebben uitgewisseld lijken echter de kern te vormen van de overeenkomst en de inkooporders die Maral Coatings heeft overgelegd kennen exclusieve bevoegdheid toe aan de rechtbank Rotterdam. Omdat partijen in hun processtukken niet leken uit te gaan van een verwijzing naar de rechtbank Rotterdam, heeft de rechter in het tussenvonnis hen gelegenheid gegeven zich (onder andere) hier over uit te laten. In de akten die zij vervolgens hebben ingediend geven zij aan dat ze na gezamenlijk overleg verzoeken om de zaak te verwijzen naar de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem. De rechter ziet tegen deze forumkeuze geen bezwaar en wijst dit gezamenlijke verzoek toe.
2.4.
Omdat het verwijzingsverzoek van partijen gezamenlijk komt – en geen van hen dus in het gelijk of ongelijk is gesteld – dragen zij elk hun eigen proceskosten.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
3.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak voor verdere behandeling naar de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, team handelszaken.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.J. Hamming, rechter, bijgestaan door mr. Z.A. Mees, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.