Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],
5.
[eiser 5],
1.De procedure
2.De feiten
.
3.Het geschil
zodrahet gewijzigde bestemmingsplan onherroepelijk wordt vastgesteld. Voorts grondt [eisers] haar subsidiaire vordering op onvoorziene omstandigheden. De verlengde doorlooptijden bij de Raad van State kwalificeren als een onvoorziene omstandigheid als bedoeld in artikel 6:258 BW als gevolg waarvan de instandhouding van de einddatum van 31 december 2024 uit artikel 6.1 respectievelijk 6.7 en artikel 8.1 respectievelijk 8.8 van de koopovereenkomsten in redelijkheid niet van Weerts verwacht kan worden. De einddatum moet wordt gekoppeld aan de uitkomst van de beroepsprocedure bij de Raad van State of verder in de toekomst komen te liggen waardoor een uitspraak van de Raad van State binnen deze tijdsperiode komt te liggen.
4.De beoordeling
zodrahet bestemmingsplan onherroepelijk zou worden vastgesteld. Aanvankelijk was er helemaal geen einddatum in de conceptovereenkomsten opgenomen, pas later is er een datum in gekomen op verzoek van Weerts. Deze datum is uiteindelijk vastgesteld op 31 december 2024. Partijen gingen ervan uit dat de Raad van State tegen die tijd wel uitspraak zou hebben gedaan in de eventuele beroepsprocedure en wensten te voorkomen dat sprake zou zijn van een eeuwigdurend recht, aldus [eisers]
zodrahet gewijzigde bestemmingsplan onherroepelijk wordt (na afloop van de beroepsprocedures). Dat partijen een andere bedoeling hadden, zoals door [eisers] betoogd, wordt ook niet gevolgd.
“Wij hebben ons aanbod voor de te beslechten van de uitstaande onderhandelingspunten in bijgesloten voorstel uiteengezet als package deal (…).”. Na een telefonisch overleg tussen partijen op 30 september 2021 heeft Weerts op 1 oktober 2021 per e-mail aan [eiser 1] bevestigd:
“looptijd verplichting tot betaling eindigt op 31/12/24 rest van het voorstel is akkoord”. In nadien nog gevoerde onderhandelingen over de tekst van de overeenkomsten is de afgesproken datum van 31 december 2024 verder ongemoeid gelaten.
wanneerhet bestemmingsplan onherroepelijk komt vast te staan maar
ofhet bestemmingsplan ongewijzigd onherroepelijk komt vast te staan, aldus steeds [eisers]
.In de kern komt het erop neer dat sprake moet zijn van een fundamentele verstoring van het evenwicht van de overeenkomst. Herstel van het evenwicht kan in dat geval worden bereikt doordat de rechter met behulp van artikel 6:258 lid 1 BW de overeenkomst wijzigt of (geheel of gedeeltelijk) ontbindt. Artikel 6:258 lid 2 BW bepaalt dat voor wijziging of ontbinding geen plaats is, indien krachtens de aard van de overeenkomst of de in het verkeer geldende opvattingen het intreden van de onvoorziene omstandigheid voor rekening komt van degene die zich erop beroept.
nakosten € 178,00