Uitspraak
1.De procedure
2.De gronden van de beslissing
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Koog BV. [Eiser] heeft een loonvordering ingesteld, nadat zij op 2 september 2024 in dienst was getreden bij Koog op basis van een nulurencontract. Ondanks herhaalde verzoeken heeft Koog het loon over de gewerkte uren in november en december 2024 niet uitbetaald, wat heeft geleid tot de ontslagname van [eiser] op 22 januari 2025. De procedure begon met een dagvaarding op 14 mei 2025, en de mondelinge behandeling vond plaats op 16 juni 2025. Koog is niet verschenen, waardoor verstek is verleend.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, gezien het feit dat het om loon gaat dat essentieel is voor haar levensonderhoud. De rechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van [eiser] niet onrechtmatig of ongegrond zijn, en heeft deze toegewezen. De wettelijke verhoging van 50% over het achterstallige loon is eveneens toegewezen, evenals de gevorderde dwangsom voor het afgeven van salarisspecificaties. Koog is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.