Beoordeling door de rechtbank
7. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiseres op goede gronden heeft afgewezen. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
8. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. In artikel 3 van het Tijdelijk besluit zijn de vier voorwaarden voor de eenmalige tegemoetkoming geformuleerd. De aanvrager van de eenmalige tegemoetkoming dient aan al deze voorwaarden te voldoen om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming.
10. De voorwaarde waar het in de zaak van eiseres om gaat is de voorwaarde onder a:
Een persoon heeft recht op een eenmalig bedrag, indien deze uiterlijk op 25 november 1975 in Nederland is gaan wonen, met het oog op de inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel
11. Eiseres heeft aangevoerd dat haar twee gevallen bekend zijn van personen die evenmin op 25 november 1975 in Nederland woonden maar aan wie de tegemoetkoming wel is toegekend.
12. Verweerder heeft de bereidheid uitgesproken hier nader onderzoek naar te doen. Daarvoor is nodig dat eiseres concrete gegevens verstrekt over de haar bekende personen.
13. Met verweerder stelt de rechtbank vast dat eiseres deze beroepsgrond onvoldoende heeft geconcretiseerd. De rechtbank heeft er begrip voor dat eiseres, zoals zij ter zitting heeft meegedeeld, niet de persoonlijke gegevens van degenen die het betreft bekend wil maken, maar dit heeft wel als consequentie dat verweerder onvoldoende informatie heeft om te beoordelen of sprake is van gelijke gevallen. Verweerder heeft hierbij overigens ook terecht opgemerkt dat als zou blijken dat die andere personen ten onrechte het eenmalige bedrag hebben ontvangen, dit verweerder niet verplicht om ook in het geval van eiseres een onjuiste beslissing te nemen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt dus niet.
14. Eiseres betwist niet dat zij op 25 november 1975 niet in Nederland woonde.
Zij heeft uiteengezet waarom zij niet aan die voorwaarde heeft kunnen voldoen en heeft verweerder verzocht om coulance.
15. Voor zover eiseres met dit verzoek heeft beoogd een beroep te doen op een hardheidsclausule, kan dit naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. In het Tijdelijk besluit is niet een dergelijke clausule opgenomen. Dat is een bewuste keuze van de regelgever geweest.
Voldoet het bestreden besluit aan het evenredigheidsbeginsel?
16. De rechtbank vat het verzoek van eiseres om coulance tevens aldus op dat zij vindt dat de voorwaarde van artikel 3, aanhef en onder a, van het Tijdelijk besluit in haar geval wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel buiten toepassing moet worden gelaten zodat zij in aanmerking kan komen voor de toekenning van het eenmalig bedrag.
17. Op de zitting heeft verweerder over dit beginsel desgevraagd gezegd dat bij elk besluit tot afwijzing naar de individuele feiten en omstandigheden wordt gekeken en dat de evenredigheid bij de besluitvorming dus altijd wordt beoordeeld. Dat verweerder dat ook in dit geval heeft gedaan, is echter niet af te leiden uit het bestreden besluit. Verweerder heeft daarin weliswaar vastgesteld dat eiseres om coulance vraagt en hij heeft de omstandigheden van eiseres opgesomd, maar hij heeft niet concreet uitgelegd hoe de omstandigheden van eiseres zijn gewogen en waarom hij aan deze omstandigheden voorbij is gegaan. Verweerder heeft een eventuele onevenredigheid daarmee niet kenbaar beoordeeld. Daarom komt het bestreden besluit reeds wegens strijd met het motiveringsbeginsel voor vernietiging in aanmerking. In het verweerschrift heeft verweerder het standpunt ingenomen dat geen beroep kan worden gedaan op het evenredigheidsbeginsel omdat de voorwaarde waar het hier om gaat berust op een bewuste politiek bestuurlijke keuze. Daarmee doelt verweerder kennelijk op de exceptieve toets van het Tijdelijk besluit.
18. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit berust op een gebonden bevoegdheid die haar grondslag vindt in een algemeen verbindend voorschrift. In dat geval kunnen bijzondere omstandigheden maken dat toepassing van dit voorschrift in het voorliggende geval voor een belanghebbende zozeer in strijd komt met het hoger recht dat die toepassing achterwege moet blijven. Voor de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel betekent dit dat uiteindelijk moet worden beoordeeld of er bijzondere omstandigheden zijn die ertoe leiden dat toepassing van het algemeen verbindend voorschrift in het voorliggende geval tot een onevenredige uitkomst zou leiden.
19. De aanvraag van eiseres is afgewezen omdat zij niet voldoet aan de voorwaarde dat zij uiterlijk op 25 november 1975 naar Nederland is gekomen met het oog op de Toescheidingsovereenkomst. In het licht van het doel en de achtergrond van het Tijdelijk besluit ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat deze voorwaarde als zodanig niet zou mogen worden gesteld. Waar het op aankomt is of in het concrete geval van eiseres sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder haar niet mocht tegenwerpen dat zij niet aan de voorwaarde voldoet.
20. De rechtbank ziet aanleiding om allereerst in te gaan op de
formuleringvan de voorwaarde in artikel 3, aanhef en onder a, van het Tijdelijk besluit.
21. De rechtbank stelt vast dat deze voorwaarde tweeledig is. Wie in aanmerking wil komen voor het eenmalige bedrag moet 1) uiterlijk op 25 november 1975 in Nederland zijn komen wonen en 2) hij of zij moet hierbij het oog hebben gehad op de inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst. Een inwoner van Suriname had tot de onafhankelijkheid van Suriname de Nederlandse nationaliteit. Met de inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst verkregen inwoners van Suriname de Surinaamse nationaliteit en verloren zij het Nederlanderschap. In de Toescheidingsovereenkomst is bepaald dat wie vóór 25 november 1975 vanuit Suriname naar Nederland kwam, de Nederlandse nationaliteit zou behouden. Diverse personen zijn om die reden naar Nederland verhuisd. In de Nota van Toelichting bij het Tijdelijk besluit wordt vermeld dat in 1975, voor 25 november, ongeveer dertigduizend mensen welbewust gebruik maakten van de mogelijkheid om het Nederlanderschap te behouden door naar Nederland te vertrekken. De regeling is bedoeld voor deze groep mensen die kennelijk een welbewuste keuze hebben gemaakt om naar Nederland te komen en te opteren voor het behouden van de Nederlandse nationaliteit en de daarbij behorende rechten en plichten. De regeling is niet bedoeld voor Surinaamse ouderen die na de onafhankelijkheid naar Nederland zijn gekomen. Hiervoor is gekozen omdat deze groep niet direct heeft gehandeld toen Suriname onafhankelijk werd, inmiddels de Surinaamse nationaliteit had verkregen en feitelijk van buiten het Koninkrijk naar Nederland is verhuisd.
22. In aanloop naar de zitting heeft de rechtbank een aantal vragen gesteld aan verweerder, onder meer over de toetsing van voorwaarde a. Uit de antwoorden van verweerder op de zitting is gebleken dat verweerder alleen het eerste deel ‘uiterlijk op 25 november 1975 in Nederland zijn komen wonen’ beoordeelt én dat hij dit beperkt uitlegt: alleen personen van wie op grond van gegevens in de bevolkingsadministratie duidelijk is dat zij óp 25 november 1975 in Nederland stonden ingeschreven voldoen volgens verweerder aan de eerste zinsnede van de voorwaarde onder a. Op de vraag van de rechtbank aan de hand van welke criteria verweerder vaststelt of de betrokkene naar Nederland is gekomen
met het oog op de inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomstheeft verweerder geantwoord dat die intentie niet wordt beoordeeld. Dit heeft ermee te maken dat verweerder bij de beoordeling gebruik maakt van geautomatiseerde systemen en een computer geen oogmerk kan zien, aldus verweerder in zijn toelichting op de zitting.
23. De regelgever heeft de regeling alleen bedoeld voor mensen die met het genoemde oogmerk naar Nederland zijn gekomen, het ging hem erom dat mensen de welbewuste keuze maakten om vanwege het behoud van het Nederlanderschap naar Nederland te verhuizen. Het achterwege laten van de beoordeling van het oogmerk in artikel 3, aanhef en onder a, van het Tijdelijk besluit leidt ertoe dat veel personen die (ruim) vóór 25 november 1975 naar Nederland zijn gekomen en die het genoemde oogmerk niet kunnen hebben gehad omdat de Toescheidingsovereenkomst nog niet was gesloten, toch in aanmerking zijn gebracht voor het eenmalige bedrag. Dit heeft verweerder op de zitting ook bevestigd. Daardoor hebben meer mensen het gebaar ontvangen dan wanneer verweerder wel zou toetsen of is voldaan aan de voorwaarde van het oogmerk. Kort gezegd is de doelgroep van de regeling door de wijze van toetsing uitgebreid.
24. Eiseres heeft uitvoerig en overtuigend toegelicht waarom zij in december 1974 naar Suriname is teruggekeerd: de moeder van eiseres was ziek, haar vader was al overleden en eiseres is enig kind. Daarom wilde zij aan haar moeder mantelzorg bieden. Na het overlijden van haar moeder in januari 1975 kreeg eiseres een verkeersongeluk waardoor zij gezondheidsklachten kreeg en van terugkeer op korte termijn geen sprake kon zijn. Ten slotte heeft eiseres toegelicht dat zij mede door het AOW-gat een klein pensioen heeft waarvan zij moeilijk kan rondkomen. Verweerder heeft dit alles niet bestreden. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen invloed heeft gehad op de gebeurtenissen, maar dat het wel deze gebeurtenissen zijn die maken dat zij op 25 november 1975 niet in Nederland stond ingeschreven en dus thans niet voldoet aan de voorwaarde in artikel 3 aanhef en onder a van het Tijdelijk besluit.
25. Tegen de achtergrond van de manier waarop verweerder de voorwaarde in artikel 3 onder a van het Tijdelijk besluit toetst en het feit dat die ertoe leidt dat de doelgroep van de regeling groter is geworden dan door de regelgever is beoogd, vindt de rechtbank de omstandigheden van eiseres zo bijzonder dat een strikte toepassing van het deel van de voorwaarde die verweerder wel toetst, in het geval van eiseres tot een onevenredige uitkomst leidt. De rechtbank vindt het daarbij van belang dat eiseres zonder twijfel zou hebben voldaan aan de voorwaarde dat zij op 25 november 1975 in Nederland ingeschreven stond, als zich in haar leven niet de omstandigheden hadden voorgedaan die hiervoor zijn beschreven en waarop zij geen invloed heeft gehad. Als eiseres in 1974 niet naar Suriname was teruggekeerd om haar moeder te verzorgen zou eiseres hebben voldaan aan de voorwaarde dat zij op 25 november 1975 in Nederland woonde. Doordat zij vervolgens gezondheidsproblemen kreeg door het verkeersongeluk kon zij niet de keuze maken om naar Nederland te komen om haar Nederlandse nationaliteit te behouden. Dat eiseres niet direct heeft gehandeld toen Suriname onafhankelijk werd kan haar daarom niet worden aangerekend. De rechtbank begrijpt dat de manier waarop verweerder de voorwaarde in artikel 3 aanhef en onder a van het Tijdelijk besluit toetst, is ingegeven door de uitvoerbaarheid van de regeling. Als dit dan tot gevolg heeft dat de doelgroep van de regeling wordt uitgebreid tot mensen die strikt genomen niet voldoen aan de voorwaarden, is niet vol te houden dat gevallen zoals eiseres worden uitgesloten. De gevolgen van de afwijzing van de aanvraag van eiseres op de grond dat zij niet op 25 november 1975 in Nederland woonde zijn daarmee voor eiseres onevenredig in vergelijking met de door het Tijdelijk besluit te dienen doelen. Daarmee is het besluit in strijd met het evenredigheidsbeginsel.