ECLI:NL:RBAMS:2025:4381

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
769258 / FA RK 25.3610
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over een klacht en schadevergoeding op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)

Op 16 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, geboren in 2003 te China, een klacht indiende over haar onterecht insluiten op 9 februari 2025 en in de nachten van 11 tot 20 februari 2025. Verzoekster was opgenomen vanwege een acuut verhoogd suïciderisico en had een verzoekschrift ingediend bij de klachtencommissie GGZ Amsterdam. De klachtencommissie verklaarde de klacht gegrond, maar wees het verzoek om schadevergoeding af. Verzoekster verzocht de rechtbank om deze beslissing te vernietigen en een schadevergoeding van € 280,00 toe te kennen. De rechtbank oordeelde dat verzoekster zonder geldige titel was ingesloten en dat dit onrechtmatig was. De rechtbank stelde vast dat de insluiting haar pijn en verdriet had gedaan en bepaalde dat verweerster, de zorgaanbieder Arkin, een schadevergoeding van € 145,00 aan verzoekster moest betalen. De rechtbank wees het verzoek om proceskosten af, omdat verzoekster geen kosten had gemaakt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/769258 / FA RK 25/3610
Beslissing over een klacht en schadevergoeding ex artikel 10:7 lid 1 en 10:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Beschikking van 16 juni 2025van de rechtbank Amsterdam op het ingediende verzoekschrift van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] (China),
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. C.E. Stassen-Buijs te Amsterdam.
ter verkrijging van een beslissing over een klacht door verzoekster ingediend op 24 februari 2025 bij de klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken (hierna: de klachtencommissie) en de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.
Als belanghebbende in deze procedure wordt aangemerkt:
de zorgaanbieder Arkin,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: verweerster.

1.Procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen, ingediend door verzoekster, ontvangen door de griffie op 4 april 2025;
- de e-mail van Arkin van 22 mei 2025 met het bij de klachtencommissie ingediende verweerschrift.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 juni 2025 in het gebouw van de zorgaanbieder, op de locatie [locatie] . Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- verzoekster,
- de advocaat,
- mw. N. van der Meulen, psychiater van Arkin;
- mw. [naam] , jurist van Arkin.

2.De feiten

2.1.
Op 8 februari 2025 is verzoekster opgenomen middels een crisismaatregel omdat sprake was van een acuut verhoogd suïciderisico bij een bekende PTSS. Op 11 februari 2025 heeft de rechtbank een voortzetting van de crisismaatregel toegewezen. Deze vermeldt als toegestane vormen van verplichte zorg: het beperken van de bewegingsvrijheid, uitoefenen van toezicht, onderzoek aan kleding of lichaam, onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke, voorwerpen, controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen en het opnemen in een accommodatie.
2.2.
Op 9 februari 2025 is verzoekster vanaf 10.30 uur tot 17.15 uur en van 22.00 uur tot 10 februari 8.00 uur ingesloten geweest in de separeercel op de TOA. In de nachten van 11 februari tot 20 februari is verzoekster ingesloten geweest op haar kamer.
2.3.
Arkin verkeerde in de veronderstelling dat insluiten onderdeel was van de machtiging. Toen Arkin er achter kwam dat dit niet het geval was, heeft Arkin om wijziging van de machtiging verzocht. Op 20 februari 2025 heeft de rechtbank de vormen van verplichte zorg zoals opgenomen in de voortzetting crisismaatregel van 11 februari 2025 gewijzigd. De toegevoegde vormen van verplichte zorg zijn: het verrichten van medische controles, insluiten en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
2.3.
Verzoekster heeft op 24 februari 2025 een klaagschrift bij de klachtencommissie ingediend tegen het feit dat zij zonder geldige titel is ingesloten op 9 februari 2025 en in de nachten van 11 februari 2025 tot 20 februari 2025.
2.4.
De klachtencommissie heeft bij beslissing van 10 maart 2025 de klacht (op basis van formele overwegingen) gegrond verklaard en het schadevergoedingsverzoek afgewezen. Deze beslissing is op 17 maart 2025 schriftelijk aan verzoekster toegezonden.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekster verzoekt de rechtbank om de bestreden beslissing van de klachtencommissie van 10 maart 2025 te vernietigen en te bepalen dat verzoekster een schadevergoeding wordt toegekend van € 280,00, terzake van het onrechtmatig insluiten van verzoekster op 9 februari 2025 en in de nachten van 11 februari 2025 tot 20 februari 2025 met veroordeling van verweerster in de kosten van deze procedure.

4.De standpunten

4.1.
De advocaat van verzoekster heeft ter zitting toegelicht dat in de stukken duidelijk is gemaakt waar voor verzoekster de pijn zat, namelijk dat verplichte zorg in de vorm van insluiten niet opgenomen was in de voortzetting van de crisismaatregel. In het signaleringsplan stond eveneens dat verzoekster met insluiten niet akkoord ging. Toch is verzoekster wel ingesloten geweest. Het feit dat er geen titel is voor de insluiting en dit tegen de wil van verzoekster is gebeurd, maakt de insluiting onrechtmatig. Er is schade ontstaan, want verzoekster heeft niet de mogelijkheid gehad zich er tegen te verweren. Verder heeft de insluiting meerdere keren plaatsgevonden. Daarnaast is het kwalijk te noemen dat het toepassen van de zorgvorm niet juridisch is onderbouwd. De rechtbank Gelderland heeft in een uitspraak geoordeeld dat de schade ook bestaat uit het feit dat verzoekster zich niet heeft kunnen uitspreken. Concluderend komt de schadepost voor vergoeding in aanmerking.
4.2.
Arkin heeft schriftelijk en ter zitting toegelicht dat zij zich kan vinden in de uitspraak van de klachtencommissie. Het insluiten van verzoekster heeft in een weekend plaatsgevonden. Er was sprake van een aaneenschakeling van diensten. Het is gebruikelijk om bij een voortzetting van een crisismaatregel alle vormen van verplichte zorg aan te vinken, omdat de situatie vaak nog moeilijk in te schatten is. Dat is in dit geval niet gebeurd. Het papierwerk was niet in orde. Tegelijkertijd heeft verweerster een afweging gemaakt. De zorgverantwoordelijke heeft gebruik gemaakt van artikel 8:9 Wvggz. De inhoud van de maatregel is wat betreft verweerster zorgvuldig toegepast. Er was alle reden om verzoekster in te sluiten. De insluiting voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit, doelmatigheid en veiligheid. Gelet daarop is er geen reden voor het toekennen van schadevergoeding.

5.De beoordeling

Schadevergoeding
5.1.
Vast staat dat verzoekster zonder geldige titel is ingesloten. De klacht van verzoekster is door de klachtencommissie dan ook gegrond verklaard. Niet in geschil is dat dit een juiste beslissing is geweest van de klachtencommissie. In geschil is of verzoekster recht heeft op schadevergoeding. De rechtbank is met verzoekster van oordeel dat verzoekster recht heeft op schadevergoeding. Zij hoefde met insluiting geen rekening te houden en heeft zich hiertegen niet kunnen verweren. De insluiting heeft ook nog eens over een lange periode plaatsgevonden. Het is aannemelijk dat de insluiting en de wijze waarop dit is gegaan haar pijn en verdriet heeft gedaan.
5.2.
De hoogte van de schadevergoeding dient naar billijkheid te worden vastgesteld. Wat betreft de hoogte van de schadevergoeding sluit de rechtbank aan bij de landelijke oriëntatiepunten die het LOVF heeft ontwikkeld. Voor de twee keer dat verzoekster voor meerdere uren ingesloten is geweest in de separeercel acht de rechtbank een bedrag van € 50,00 billijk gelet op de ingrijpendheid van deze vorm van insluiting. Verzoekster is ernstig in haar vrijheid beperkt. De nachten van 11 februari 2025 tot 20 februari 2025 dat verzoekster ingesloten is geweest op haar kamer, zijn naar het oordeel van de rechtbank minder ingrijpend voor verzoekster geweest omdat het in de kliniek gebruikelijk is dat cliënten ’s nachts op de kamer verblijven. Om deze reden is de rechtbank van oordeel dat voor de nachten dat verzoekster op haar kamer ingesloten is geweest, een bedrag van € 5,00 per nacht billijk is.
5.3.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bepalen dat verweerster een bedrag van € 145,00 aan verzoekster dient te vergoeden.
Proceskosten
5.4.
De rechtbank zal het verzoek tot een veroordeling van Arkin in de proceskosten afwijzen. Gesteld noch gebleken is dat verzoekster proceskosten heeft gemaakt. Verzoekster is voor het indienen van het verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd en haar advocaat is door de rechtbank toegevoegd.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
veroordeelt verweerster tot betaling van een bedrag van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) aan
[verzoekster], welk bedrag aan verzoekster dient te zijn voldaan binnen twee weken na dagtekening van deze beschikking, door storting op de derdengeldrekening van de advocaat;
6.2.
verklaart de beslissing onder 6.1. uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven op 16 juni 2025 door mr. C.C.M. Oude Hengel, rechter, in aanwezigheid van mr. K.W. de Haan, griffier en schriftelijk vastgesteld op 25 juni 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.