ECLI:NL:RBAMS:2025:430
Rechtbank Amsterdam
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Huurovereenkomst met all-in huurprijs en afwijzing vorderingen verhuurder
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Beleggingsmaatschappij Zomerstad B.V. en een huurder. Zomerstad vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, met als argument dat de huurder, die sinds 1994 de woning huurt voor een all-in huurprijs van € 456,00, niet instemde met een splitsing van de huurprijs en de energiekosten. De huurder, die in de woning woont met zijn meerderjarige zoon, voerde aan dat hij zijn verplichtingen nakomt en bereid is de huurprijs te splitsen, maar dat de voorgestelde verhogingen onredelijk zijn.
De kantonrechter oordeelde dat Zomerstad onvoldoende bewijs had geleverd voor haar vorderingen. De rechter stelde vast dat de huurovereenkomst nog steeds van kracht was en dat de huurder niet tekortgeschoten was in zijn verplichtingen. De kantonrechter wees de vorderingen van Zomerstad af en veroordeelde haar in de proceskosten. De rechter benadrukte dat Zomerstad, als nieuwe eigenaar van het pand, op de hoogte had moeten zijn van de huurovereenkomst en de bijbehorende verplichtingen. De uitspraak bevestigde de bescherming van huurders onder het huurrecht, ondanks de financiële druk die Zomerstad ervoer door de lage huurprijs in vergelijking met de marktwaarde.