ECLI:NL:RBAMS:2025:429

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
C/13/745476 / HA ZA 24-83
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Conflict over concurrentiebedingen bij overname tandartspraktijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Denteam B.V. en een tandartsechtpaar over concurrentiebedingen die zijn overeengekomen bij de overname van de Tandartspraktijk. Denteam B.V. had het echtpaar [gedaagden] in 2020 de praktijk laten overnemen, waarbij zij als managers/tandartsen in de praktijk bleven werken tot september 2022. Denteam c.s. stelde dat de concurrentiebedingen tot 1 maart 2024 golden en dat de [gedaagden] deze hadden overtreden door klanten te behandelen na de overname. De rechtbank oordeelde echter dat de concurrentiebedingen slechts tot 1 maart 2023 golden en dat er onvoldoende bewijs was dat de [gedaagden] deze bedingen hadden overtreden. De rechtbank wees de vorderingen van Denteam c.s. af, inclusief de eisen tot het verstrekken van gegevens en betaling van boetes en schadevergoeding. De rechtbank concludeerde dat de concurrentiebedingen in de verschillende overeenkomsten elkaar niet vervingen, maar dat de laatste overeenkomst de eerdere bedingen had vervangen, waardoor de [gedaagden] na 1 maart 2023 niet meer gebonden waren aan de concurrentiebedingen. Denteam c.s. werden als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam
Civiel recht
Zaaknummer: C/13/745476 / HA ZA 24-83
Vonnis van 22 januari 2024
in de zaak van

1.DENTEAM B.V .,

te Best,
hierna te noemen: Denteam,
2.
[eiser 2],
te [plaats] ,
hierna te noemen: de Tandartspraktijk,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: Denteam c.s .,
advocaat: mr. N. Mauer,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats] ,
3.
[gedaagde 3],
te [plaats] ,
4.
TROUWAUTOVERHUUR ENZOJET B.V.,
te Amsterdam,
hierna te noemen: Enzojet ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. J.A.M. van de Sande.

1.Waar de zaak over gaat

1.1.
Deze zaak gaat over de concurrentiebedingen die zijn afgesproken in het kader van de overname van de Tandartspraktijk van het echtpaar [gedaagden] door Denteam in 2020. Het echtpaar [gedaagden] is na de overname nog als manager/tandarts in de praktijk werkzaam gebleven, tot september 2022.
1.2.
Volgens Denteam c.s . geldt een van de concurrentiebedingen tot 1 maart 2024, en hebben [gedaagden] de bedingen overtreden door in die periode klanten van de Tandartspraktijk te behandelen. Denteam c.s . eisen daarom dat [gedaagden] boetes, dwangsommen en schadevergoeding betalen (de hoofdprocedure).
1.3.
Om de hoogte van deze boetes en schadevergoeding te bepalen eisen Denteam c.s . eerst dat het [gedaagden] gegevens verstrekken over behandelingen die zij hebben uitgevoerd, althans dat de data waarop bewijsbeslag is gelegd door Denteam c.s ., door een deskundige worden bekeken (de incidentele procedure).
1.4.
De rechtbank is het niet met Denteams c.s. eens. De concurrentiebedingen gelden maar tot 1 maart 2023, en voor de aanname dat [gedaagden] de bedingen voor die datum hebben overtreden, bestaat onvoldoende grond. [gedaagden] hoeven daarom geen gegevens te verstrekken, en ook geen boetes, dwangsommen of schadevergoeding te betalen.
1.5.
De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot deze en haar andere beslissingen is gekomen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 augustus 2024,
- de mondelinge behandeling van 11 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. De ter zitting overhandigde spreekaantekeningen zijn aan het dossier toegevoegd.

3.De feiten

3.1.
De echtgenoten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn beiden tandarts en voeren al ongeveer 30 jaar gezamenlijk praktijk. Zij voerden de praktijk via de Tandartspraktijk, waarvan [gedaagde 3] tot 2020 bestuurder en enig aandeelhouder was. [gedaagde 1] is enig aandeelhouder van [gedaagde 3] ; [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn enig bestuurders van [gedaagde 3] [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn daarnaast enig bestuurders van Enzojet ; [gedaagde 1] is enig aandeelhouder.
3.2.
Bij overeenkomst van 24 januari 2020 (hierna: de Koopovereenkomst) heeft [gedaagde 3] alle aandelen in de Tandartspraktijk voor € 1,7 miljoen verkocht aan RDW Holland B.V. (thans geheten Denteam). [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben de Koopovereenkomst ook in privé meegetekend. Op 1 maart 2020 zijn de aandelen geleverd. Denteam is sindsdien bestuurder en enig aandeelhouder van de Tandartspraktijk.
3.3.
In artikel 10 van de Koopovereenkomst is bepaald dat het echtpaar [gedaagden] nog tenminste 12 maanden na de levering van de aandelen als tandarts/manager werkzaam zal blijven in de praktijk op basis van de met ieder van hen te sluiten overeenkomst van opdracht die als bijlage 8 aan de koopovereenkomst is aangehecht. Deze overeenkomsten van opdracht (de Eerste opdrachtovereenkomsten) zijn niet gesloten door Denteam maar door de Tandartspraktijk als opdrachtgever. Opdrachtnemer zijn [gedaagde 3] en [gedaagde 1] , respectievelijk [gedaagde 3] en [gedaagde 2] .
3.4.
Artikel 11 van de Koopovereenkomst bevat het volgende concurrentiebeding:
"11.1 Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Koper is het Verkoper en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en iedere aan (een van) hen gelieerde (rechts)personen verboden om gedurende een periode van drie jaar vanaf de Leveringsdatum respectievelijk vanaf de beëindiging van de op Closing te sluiten Overeenkomst van Opdracht, zelfstandig of anderszins, direct of indirect, al dan niet voor derden, in Nederland, werkzaamheden te verrichten die concurreren met de activiteiten van de door de Vennootschap gedreven Onderneming voor of ten behoeve van patiënten die voorkomen in het Patiëntenbestand”
In lid 3 is op overtreding van dit beding een boete gesteld van € 25.000,00 ineens en € 2.500,00 per dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt.
3.5.
Beide Eerste opdrachtovereenkomsten bevatten ook een concurrentiebeding met boetebeding (artikel 11.1). Deze concurrentiebedingen waren geldig “binnen een tijdvak van vierentwintig maanden na het einde van deze overeenkomst”.
3.6.
Het echtpaar [gedaagden] heeft de werkzaamheden in de praktijk voortgezet, vanaf 1 maart 2021 op basis van een nieuwe (tweede) overeenkomst van opdracht, gesloten tussen de Tandartspraktijk als opdrachtgever en Enzojet als opdrachtnemer voor onbepaalde tijd (hierna: de Laatste opdrachtovereenkomst).
3.7.
Een schematische weergave van al deze verhoudingen is als volgt:
Om privacyredenen wordt de weergave niet getoond.
3.8.
Ook de Laatste opdrachtovereenkomst bevat een concurrentiebeding, dat nagenoeg gelijk is aan de bedingen in de Eerste opdrachtovereenkomsten en dat als volgt luidt:

11. GEVOLGEN VAN BEËINDIGING
11.1
Bij het einde van de overeenkomst staakt OPDRACHTNEMER zijn werkzaamheden in de praktijk en worden nadere afspraken gemaakt, schriftelijk vastgesteld en kenbaar gemaakt over de lopende activiteiten ten aanzien van betrokken patiënten (inzake onder meer dossieroverdracht, behandeling en eventuele klachten).
OPDRACHTNEMER respectievelijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dan wel diens vervanger hebben dan het recht zich elders ter plaatse als tandarts te vestigen of in een andere praktijk werkzaam te zijn. Behoudens schriftelijke toestemming van OPDRACHTGEVER is het [gedaagde 1] en [gedaagde 2] respectievelijk diens vervanger binnen een tijdvak van vierentwintig maanden na 1-3-2021 verboden patiënten uit de praktijk van OPDRACHTGEVER in te schrijven in een praktijk waar OPDRACHTNEMER dan wel respectievelijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] diens vervanger werkzaam is, dan wel activiteiten te ontplooien en/of werkzaamheden te verrichten, al dan niet onder eigen naam of onder naam van derden, hetzij om niet, hetzij tegen vergoeding, in opdracht van en/of in dienst van en/of ten behoeve van patiënten van OPDRACHTGEVER, ook al verbreken de patiënten de relatie met OPDRACHTGEVER, anders dan in het kader van het behandelen van pijnklachten.
OPDRACHTNEMER respectievelijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] respectievelijk diens vervanger zullen zich bovendien binnen het genoemde tijdvak na het einde van deze overeenkomst onthouden van het werven van patiënten van OPDRACHTGEVER, met het oogmerk patiënten over te halen zich in te schrijven in de praktijk waar OPDRACHTNEMER respectievelijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] respectievelijk diens vervanger werkzaam zijn.
Dit artikel is niet van toepassing wanneer OPDRACHTNEMER respectievelijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] respectievelijk diens vervanger zich als tandarts vestigen op een afstand van tenminste 40 kilometer van het praktijkpand waar opdrachtgever is gevestigd en waar OPDRACHTNEMER respectievelijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] respectievelijk diens vervanger hoofdzakelijk de werkzaamheden hebben verricht.
Voorgaande verplichtingen en verboden gelden niet voor de eerste 25 patiënten die OPDRACHTNEMER respectievelijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] respectievelijk diens vervanger volgen.
Bij overtreding van de verplichtingen zoals vermeld in dit artikel verbeuren OPDRACHTNEMER en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk aan OPDRACHTGEVER dadelijk en ineens, dus zonder dat een nadere sommatie of ingebrekestelling is vereist, een opeisbare boete van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro) per overtreding, met een maximum van € 15.000,- (zegge: vijftienduizend euro), onverminderd het recht van OPDRACHTGEVER om in plaats daarvan de volledige schade op OPDRACHTNEMER dan wel respectievelijk [gedaagde 1] en
[gedaagde 2] te verhalen.”
3.9.
Na verloop van tijd is er tussen partijen in toenemende mate wrevel en onenigheid ontstaan over de uitvoering van de werkzaamheden en het drijven van de praktijk, die erin is uitgemond dat de Tandartspraktijk het echtpaar [gedaagden] in september 2022 de toegang tot de praktijk heeft ontzegd.
3.10.
Tussen partijen is eind 2022 een kortgedingprocedure gevoerd bij deze rechtbank. Daarin is bij vonnis van 22 december 2022 overeenkomstig de vorderingen van de Tandartspraktijk aan Enzojet, [gedaagde 1] en [gedaagde 1] een gebod opgelegd om het concurrentiebeding in de Laatste opdrachtovereenkomst na te komen (hierna: het Kort geding-vonnis).
3.11.
Tussen partijen is begin 2023 een volgende kortgedingprocedure gevoerd bij deze rechtbank. Daarin is overeenkomstig de vordering van Enzojet, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] het de Tandartspraktijk onder meer verboden:
- om de tenuitvoerlegging van het kortgedingvonnis voort te zetten ten aanzien van de aangezegde dwangsommen,
- om Enzojet, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dan wel personen die zich melden bij hun praktijkpand te (laten) bespieden, te volgen en/of beeldopnames van hen te vervaardigen.
3.12.
Tussen partijen is ook een bodemprocedure gevoerd bij deze rechtbank, die uiteindelijk alleen nog ging over een brief die de Tandartspraktijk in november 2022 aan haar patiënten heeft gestuurd. In deze bodemprocedure heeft de rechtbank op 29 november 2023 vonnis gewezen.
3.13.
Op 21 december 2023 hebben Denteam c.s . conservatoir bewijsbeslag onder [gedaagden] laten leggen voor het veiligstellen van bewijzen, nadat de voorzieningenrechter hiervoor op 16 augustus 2023 verlof had verleend. Bij deze beslaglegging is een volledige
kopie vervaardigd van gegevensdragers, waaronder de harde schijf van een pc, en is uiteindelijk één dataset tot stand gekomen.

4.Het geschil

4.1.
Een uitgebreide samenvatting van de vorderingen van Denteam c.s . is als bijlage opgenomen bij dit vonnis.
4.2.
Kort samengevat vorderen Denteam en de Tandartspraktijk ieder voor zich:
In het incident
- dat [gedaagden] worden veroordeeld afschrift te verstrekken van gegevens over hun klanten (inschrijfformulieren, behandelkaarten), op straffe van een dwangsom,
- dat de deurwaarder inzage neemt in de beslagen data om het afschrift van [gedaagden] te verifiëren en eventueel gegevens aan Denteam c.s . te verstrekken;
In de hoofdzaak
dat [gedaagden] wegens overtreding van de bedingen in de koopovereenkomst en de laatste opdrachtovereenkomst worden veroordeeld tot betaling van:
- verbeurde boetes,
- schadevergoeding,
- verbeurde dwangsommen,
- en dat aan hen een gebod wordt opgelegd om deze bedingen na te komen.
4.3.
De gegevens waarvan Denteam c.s .
in het incidentafgifte/inzage vorderen zijn:
- de ingevulde inschrijfformulieren van de patiënten, alsmede de concrete datum van de inschrijving/aanmaak van de patiënten in het computersysteem /softwaresysteem van de tandartspraktijk,
- de behandelkaarten van de patiënten, alsmede de datum aanmaak behandelkaart in het computersysteem/softwaresysteem van de tandartspraktijk,
- de agenda die wordt gebruikt voor de tandartspraktijk,
- alle facturen afkomstig van gedaagden.
4.4.
Denteam c.s . leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat zij erachter zijn gekomen dat [gedaagden] voor 1 maart 2023 een nieuwe tandartspraktijk zijn gestart, op nog geen 220 meter van de Tandartspraktijk vandaan en inbreuk hebben gepleegd op het concurrentiebeding in de Eerste opdrachtovereenkomsten, de Laatste opdrachtovereenkomst en de Koopovereenkomst en dat zij het Kortgedingvonnis hebben overtreden. De inbreuk op het concurrentiebeding uit de Koopovereenkomst duurt momenteel voort, aldus Denteam c.s .
4.5.
[gedaagden] zijn het niet met de vorderingen in het incident en in de hoofdzaak eens en willen dat al de vorderingen worden afgewezen.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident en in de hoofdzaak

5.1.
De vorderingen in het incident en in de hoofdzaak kunnen samen worden besproken. De vorderingen van Denteam en de Tandartspraktijk zijn gebaseerd op de concurrentiebedingen: Denteams beroept zich op het beding uit de Koopovereenkomst, de Tandartspraktijk op de bedingen uit de Eerste opdrachtovereenkomsten en de Laatste opdrachtovereenkomst (hierna al deze bedingen samen ook: de bedingen)
5.2.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is tot wanneer de bedingen uiterlijk gelden. Volgens [gedaagden] gelden de bedingen uiterlijk tot 1 maart 2023. Zij voeren aan dat partijen met het beding uit de Laatste opdrachtovereenkomst het eerdere beding uit de Koopovereenkomst hebben vervangen. Denteam c.s . hebben dit betwist. Zij voeren aan dat de bedingen naast elkaar bestaan, en dat het beding uit de Koopovereenkomst geldt tot 1 maart 2024.
5.3.
De rechtbank concludeert dat de bedingen uiterlijk golden tot 1 maart 2023, op grond van het volgende.
5.4.
Vooropstaat dat zowel voor de vraag hoe een overeenkomst moet worden uitgelegd, als voor de vraag wie daarbij partij zijn, moet worden gekeken naar hetgeen de betrokkenen jegens elkaar hebben verklaard en hetgeen zij over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Daarbij dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval.
5.5.
De rechtbank stelt over de verschillende overeenkomsten en de totstandkoming daarvan het volgende voorop.
5.6.
De Koopovereenkomst is gesloten tussen Denteam en [gedaagde 3] . Het beding in deze overeenkomst geldt tot drie jaar na de einddatum van de gelijktijdig gesloten Eerste opdrachtovereenkomsten. Omdat die overeenkomsten gelden tot 1 maart 2021, geldt het beding uit de Koopovereenkomst in beginsel dus tot 1 maart 2024.
5.7.
Die Eerste opdrachtovereenkomsten zijn gesloten tussen aan de ene kant de Tandartspraktijk en aan de andere kant [gedaagde 3] en [gedaagde 1] respectievelijk [gedaagde 3] en [gedaagde 2] . De bedingen in deze overeenkomst gelden “binnen een tijdvak van vierentwintig maanden na het einde van deze overeenkomst”. Omdat de overeenkomsten eindigden op 1 maart 2021, golden de bedingen dus tot 1 maart 2023.
Over deze overeenkomsten, die gelijktijdig zijn gesloten, is niet afzonderlijk onderhandeld. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen gezegd dat de concurrentiebedingen standaardteksten zijn die de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde heeft afgestemd met de belastingdienst.
5.8.
De Laatste opdrachtovereenkomst die is gesloten na het einde van de Eerste opdrachtovereenkomsten, is gesloten tussen de Tandartspraktijk en Enzojet. Het beding in de Laatste opdrachtovereenkomst geldt “binnen een tijdvak van vierentwintig maanden na 1-3-2021”, dus tot 1 maart 2023.
5.9.
Al de concurrentiebedingen in deze overeenkomsten hebben inhoudelijk steeds betrekking op het echtpaar [gedaagde 1] , samen met [gedaagde 3] respectievelijk Enzojet.
5.10.
De verschillende vennootschappen die aan beide zijden bij de verschillende overeenkomsten zijn betrokken, zijn steeds aan elkaar gelieerd. De uiteindelijke bestuurders en aandeelhouders daarvan zijn namelijk steeds dezelfde personen.
5.11.
Kortom, als onderdeel van de afspraken in het kader van de overname is afgesproken dat de verkopende tandartsen hun werkzaamheden binnen de praktijk zouden voortzetten. Daarbij is er voorgekozen om de voortzetting van de werkzaamheden over en weer overeen te komen tussen aan hen gelieerde partijen.
5.12.
Tegen deze achtergrond is de uitleg die Denteam c.s . voorstaan, namelijk dat het beding in de Laatste opdrachtovereenkomst het beding in de Koopovereenkomst niet heeft vervangen, onlogisch te noemen en kan deze uitleg daarom niet worden gevolgd. Vaststaat namelijk dat in de Laatste opdrachtovereenkomst aan elkaar gelieerde partijen een nieuw concurrentiebeding zijn overeengekomen dat een vroegere einddatum heeft dan een eerder overeengekomen beding. Het overeenkomen van een kortere looptijd in het nieuwe beding zou zinledig zijn als deze het oudere beding niet zou vervangen. Daaruit volgt de kennelijke gezamenlijke partijbedoeling om het eerder overeengekomen beding door het nieuwe beding te vervangen en zo de duur ervan te bekorten.
5.13.
Dat de Koopovereenkomst en de Laatste opdrachtovereenkomst tussen verschillende vennootschappen zijn gesloten, doet daar niet aan af. Zoals vooropgesteld zijn deze verschillende vennootschappen steeds aan elkaar gelieerd en gaat het aan beide zijden in feite steeds om één en dezelfde partij bij de overname.
5.14.
Daar komt bij dat artikel 11.1 de Koopovereenkomst concurrerende activiteiten toelaat na voorafgaande schriftelijke toestemming. Omdat Denteam als bestuurder van de Tandartspraktijk de Laatste opdrachtovereenkomst heeft gesloten, levert het sluiten van de Laatste opdrachtovereenkomst tegelijkertijd de schriftelijke toestemming op zoals bedoeld in artikel 11.1 van de Koopovereenkomst.
5.15.
In de Koopovereenkomst wordt aangesloten bij de einddatum van de gelijktijdig gesloten Eerste opdrachtovereenkomsten, via de zin: “respectievelijk vanaf de beëindiging van de op Closing te sluiten Overeenkomst van Opdracht”. Daaruit volgt dat partijen de beide overeenkomsten nadrukkelijk aan elkaar relateren. Ook in dat perspectief is het onlogisch dat partijen met de Laatste opdrachtovereenkomst het concurrentiebeding in de Koopovereenkomst in stand hebben willen laten. Weliswaar hebben Denteam c.s . betoogd dat de Koopovereenkomst een ander doel dient (investering) dan de opdrachtovereenkomsten (bedrijfsvoering), maar de relatie tussen beide overeenkomsten wordt dus in de Koopovereenkomst uitdrukkelijk gelegd, terwijl de teksten van de concurrentiebedingen dezelfde strekking hebben.
5.16.
De conclusie van het voorgaande is dat de uitleg die [gedaagden] voorstaan wordt gevolgd. Die uitleg is dat het beding in de Laatste opdrachtovereenkomst het eerdere beding uit de Koopovereenkomst heeft vervangen. De einddatum van dit beding van 1 maart 2023 is daarmee de laatste datum waarop de bedingen gelding hadden.
5.17.
Wat betekent deze conclusie voor de ingestelde vorderingen? Omdat [gedaagden] na 1 maart 2023 niet meer belemmerd werden door een van de bedingen of door het gebod uit het kortgedingvonnis, kan in die periode geen sprake meer zijn van enige overtreding daarvan, of van aansprakelijkheid die daarvan het gevolg is. Dat betekent dat Denteam c.s . ook geen belang hebben bij de door hen gevorderde inzage die is gericht op het vaststellen van overtredingen (met daaraan gekoppelde schade) die in die periode na 1 maart 2023 zouden zijn begaan.
5.18.
Dat betekent dat de vorderingen van Denteam c.s . in het incident en in de hoofdzaak die zien op de periode na 1 maart 2023, worden afgewezen.
5.19.
In de periode tot 1 maart 2023 waren [gedaagden] wel gebonden aan de bedingen en het gebod uit het kortgedingvonnis. Dat levert echter op zichzelf nog niet voldoende belang op bij de gevorderde inzage in de klantgegevens. Daarvoor is ook vereist dat Denteam c.s . voldoende hebben onderbouwd dat [gedaagden] in die periode de bedingen en het gebod kunnen hebben overtreden.
5.20.
In dit verband hebben zij met name gewezen op het rapport van observatie, dat in opdracht van Denteam is opgemaakt. In dat rapport wordt verslag gedaan van observaties op verschillende dagen in februari 2023 van het echtpaar [gedaagden] , en de activiteiten in de omgeving van een hoekpand in [plaats] dat hun eigendom was. Maar als naar de inhoud van dit rapport wordt gekeken, blijkt dat de daarin genoemde feitelijke bevindingen helemaal niet wijzen op een overtreding van de bedingen en het gebod door [gedaagden]
5.21.
Denteams c.s. hebben daarnaast op enkele omstandigheden gewezen die (wel) een aanwijzing voor een overtreding zouden moeten vormen, waaronder een gelanceerde domeinnaam, de bestelling van een tandheelkundig werk en twee facturen, maar voor elk van deze omstandigheden hebben [gedaagden] een verklaring gegeven die een dergelijke aanwijzing ontzenuwt. De overige omstandigheden waar Denteams c.s. op hebben gewezen, waaronder mails van patiënten en (aantallen) patiënten die zich hebben uitgeschreven, wijzen niet op een overtreding voor 1 maart 2023. Al die omstandigheden bieden daarmee niet op zichzelf en ook niet in onderling verband bezien voldoende onderbouwing voor het vereiste belang bij de gevorderde inzage.
5.22.
De conclusie van het voorgaande is dat de vorderingen in het incident die zien op de periode tot 1 maart 2023 worden afgewezen.
5.23.
Denteam c.s . hebben aangegeven in bewijsnood te verkeren voor hun stelling dat [gedaagden] in de periode tot 1 maart 2023 de bedingen en het gebod hebben overtreden. Om bewijs te vergaren hebben zij hun inzagevordering ingesteld, maar die heeft de rechtbank hiervoor bij gebrek aan belang afgewezen. Uit een en ander volgt logischerwijs dat de vordering van Denteam c.s . onvoldoende is onderbouwd; zij hebben namelijk onvoldoende concreet gesteld dat [gedaagden] in de bedoelde periode tot 1 maart 2023 de bedingen en het gebod hebben overtreden. In het verlengde daarvan geldt hetzelfde voor de gevorderde dwangsommen en schadevergoeding.
5.24.
Dat betekent dat de vorderingen van Denteam c.s . in de hoofdzaak die zien op de periode tot 1 maart 2023, worden afgewezen.
5.25.
Denteam c.s . zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Die kosten worden aan de zijde van [gedaagden] begroot op € 1.228,00 aan salaris advocaat (2 punten, tarief II).
5.26.
Denteam c.s . worden ook in de hoofdzaak in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) in de hoofdzaak betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
8.714,00
(2 punten × € 4.357,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal
15.509,00
5.27.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident en in de hoofdzaak
6.1.
wijst het gevorderde af,
in het incident
6.2.
veroordeelt Denteam c.s . in de kosten van het incident van € 1.228,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Denteam c.s . niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt Denteam c.s . tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in de hoofdzaak
6.4.
veroordeelt Denteam c.s . in de proceskosten van € 15.509,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Denteam c.s . niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
6.5.
veroordeelt Denteam c.s . tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in het incident en in de hoofdzaak
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Bolkestein en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2024.