ECLI:NL:RBAMS:2025:427

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
13-222143-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 23-jarige man voor het voorhanden hebben van explosieve constructies en autodiefstal

Op 23 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een 23-jarige man veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, voor het voorhanden hebben van explosieve constructies en autodiefstal. De zaak betreft meerdere feiten die zich hebben voorgedaan in Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van het samen met anderen voorhanden hebben van een explosieve constructie, het plegen van diefstal met braak van een auto, en voorbereidingshandelingen gericht op het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 april 2024 betrokken was bij de diefstal van een Nissan Qashqai, waarin een explosief was aangetroffen. DNA-sporen van de verdachte zijn op verschillende voorwerpen in de auto aangetroffen, wat zijn betrokkenheid bevestigde. Daarnaast is de verdachte ook verantwoordelijk gehouden voor soortgelijke feiten op 6 oktober 2023, waarbij opnieuw een explosief werd aangetroffen in een gestolen voertuig. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de samenleving meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld voor gewelds- en vermogensdelicten. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.222143.24
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-222143-24
Datum uitspraak: 23 januari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres ] ,
thans gedetineerd te: [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.L.M. van Poll, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. K.H.T. van Gijssel, naar voren hebben gebracht.
Als deskundige is tevens gehoord: E. Lindveld, als toezichthouder verbonden aan het Leger des Heils reclassering te Amsterdam.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 11 april 2024 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
1. het samen met anderen voorhanden hebben van een explosieve constructie;
2. het samen met anderen plegen van een diefstal met braak van een auto;
3. het samen met anderen plegen van voorbereidingshandelingen gericht op het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen.
Aan verdachte is ten aanzien van de feiten 4 en 5 – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 6 oktober 2023 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
4. het samen met een ander plegen van voorbereidingshandelingen gericht op het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen;
5. het samen met anderen voorhanden hebben van een explosieve constructie.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor alle hem ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 is daartoe het volgende aangevoerd.
Na melding op 11 april 2024 van een verdachte situatie rondom een Nissan Qashqai, zijn verbalisanten naar de plaats van de melding gegaan, waar ze één jongen in de auto hebben aangetroffen. De auto, voorzien van kenteken [kenteken] , bleek te zijn gestolen. In de auto zijn hamers en een explosief aangetroffen. Op de tape waarin het explosief was gewikkeld, is op twee plekken aan de kleefzijde aan de uiteinden DNA van verdachte aangetroffen. Ook zaten zijn vingerafdrukken op een rol tape die in de auto werd aangetroffen. Het telefoonnummer van verdachte peilde rond het moment van de diefstal van de auto uit in de nabije omgeving van de plaats delict en verdachte is als NN1 herkend op beelden die zijn uitgekeken. Op die beelden is ook te zien dat de auto door verdachte en een anderen jongen is gestolen door een ruit in te slaan. Gelet op het voorgaande, de plaats waar het explosief is aangetroffen, geldt dat beide verdachten zich bewust waren van de aanwezigheid van het explosief en daar beiden ook over konden beschikken.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5 is het volgende aangevoerd.
Op 6 oktober 2023 is in een gestolen Nissan Qashqai, waarvan het signalement van de bijrijder past bij verdachte, een explosief aangetroffen. Op de tape waarmee het explosief in elkaar is gezet, is DNA van verdachte aangetroffen. Op een gestolen scooter, die klaar stond op de plek waar de auto uiteindelijk tot stilstand kwam, is ook het DNA van verdachte aangetroffen. Op deze scooter lagen twee helmen, naar het zich laat aanzien klaar om als vluchtvoertuig te worden gebruikt. Gelet op het voorgaande in onderling verband bezien, kunnen ook deze feiten worden bewezen.
Dat, zoals door de raadsman is aangevoerd, sporen van verdachte zijn aangetroffen op verplaatsbare objecten en het daarmee niet uit te sluiten is dat verdachte de feiten niet heeft begaan, is niet het criterium. Het criterium is dat wettig en overtuigend bewezen moet kunnen worden dat hij de feiten heeft begaan. Verdachte is niet met enige (aannemelijke) alternatieve verklaring gekomen, tegenover alle hiervoor genoemde onderdelen in samenhang bezien. Het enkele feit dat sporen op verplaatsbare objecten zijn aangetroffen, levert dan ook niet op dat niet tot bewezenverklaring kan worden gekomen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van alle hem ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 (11 april 2024) is aangevoerd dat onvoldoende bewijs voorhanden is om verdachte op die datum op de plaats delict te kunnen plaatsen. Verdachte is niet herkend en het DNA van verdachte is op verplaatsbare objecten aangetroffen, zoals de hamers en de tape, zodat niet met voldoende zekerheid kan worden gezegd dat hij deze feiten heeft gepleegd.
Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij de medeverdachte [medeverdachte] eerder die avond heeft gesproken over mogelijke verkoop van nitraten en hoewel hij mogelijk zelfs in de auto heeft gezeten, heeft hij ontkend een bom te hebben gezien dan wel daar iets mee te maken te hebben gehad. Ook is onduidelijk of die bom daar eerder al lag. Dat sporen van verdachte op het dashboardkastje zijn aangetroffen roept weliswaar vragen op, maar kan ook worden veroorzaakt door indirecte overdracht. Zoals gezegd heeft hij mogelijk eerder wel in de auto gezeten, maar daarmee kan niet worden gezegd dat hij dus ook het explosief heeft gezien. De hamers en de rol tape heeft hij eerder aan [medeverdachte] uitgeleend.
De verklaring van verdachte kan niet zomaar als ongeloofwaardig worden afgedaan, te meer nu [medeverdachte] niet als getuige is gehoord. Dat het spoor op de rol tape een daderspoor moet zijn, is evenmin waar. Dat vingerafdrukken op de uiteinden van het tape zijn aangetroffen, is niet vreemd: als je een rol uitrolt en het tape lospeutert, komen er niet alleen sporen op het te gebruiken stuk tape, maar blijven er ook sporen achter op het stuk tape wat op dat moment nog niet wordt gebruikt.
Ten aanzien van de in de auto aangetroffen rol tape is bovendien niet bekend of het om dezelfde tape gaat als die om het explosief zit. Nu geen onderzoek naar de verklaring van verdachte is gedaan, kan deze niet met voldoende zekerheid opzij worden gezet, zodat hij dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5 (6 oktober 2023) is vrijspraak verzocht omdat ook hier uit de bewijsmiddelen onvoldoende blijkt dat verdachte één van de twee personen was die van de auto is weggerend. Er zijn weliswaar sporen van verdachte aangetroffen, maar dat is op verplaatsbare objecten, zodat deze daar mogelijk ook op een ander moment op zijn gekomen. Gelet op het voorgaande kan niet met voldoende zekerheid worden gezegd dat hij die dag het explosief bij zich had en daarover de beschikkingsmacht had.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:
Naar aanleiding van een melding over drie jongens die zich op 11 april 2024 ophielden bij een witte auto op de parkeerplaats Gooioord te Amsterdam, zijn verbalisanten naar het Gooioord toe gegaan en hebben daar op die parkeerplaats een witte Nissan Qashqai, voorzien van kenteken [kenteken] , aangetroffen. Het linker achterraam van de auto was opengebroken en er lagen twee hamers in het voertuig. In het middenconsole lag een pakket met grijs duct-tape eromheen, met aan de zijkant een groen lont. [2]
De auto bleek die nacht te zijn gestolen vanaf de parkeerplaats Grubbehoeve te Amsterdam, nabij het Gooioord. [3] Op camerabeelden is te zien dat in de nacht van 11 april 2024 twee jongens meermalen rondom de auto op de parkeerplaats Grubbehoeve liepen en dat één persoon, aangeduid met NN1, meermalen met een voorwerp op de linker achterruit van de Nissan Qashqai heeft geslagen, waardoor deze brak. NN1 en NN2, de tweede dader, zijn vervolgens ingestapt en met de auto weg gereden. [4]
Door de melder is van één van deze personen als signalement gegeven dat deze een donkere huidskleur had, kleiner en molliger was dan de andere twee (blanke) jongens die hij zag en dat hij een donkere jas had. [5] Blijkens de camerabeelden had NN1 een wat gezet postuur, hij droeg een zwarte jas met op de rechterschouder een wit embleem, vermoedelijk van het merk The North face en een broek waar ter hoogte van zijn linker bovenbeen een embleem zat, vermoedelijk van het merk The North Face. [6]
De persoon die aan de passagierszijde van de gestolen Nissan Qashqai zat en wegrende toen de politie kwam (aangeduid als NN2), is vlak daarna aangehouden met duct-tape om zijn vingertoppen gewikkeld. Dit betrof de medeverdachte [medeverdachte] . Hij verklaarde dat het pakket in het middenconsole een explosief was dat alleen kon worden aangestoken door middel van vuur. Zijn vingers waren getapet om het explosief vast te kunnen houden. [7] Bij [medeverdachte] is een aansteker aangetroffen, geen sigaretten. [8]
NN1 en NN2 ( [medeverdachte] ) hadden die nacht meermalen contact met twee personen uit een Suzuki Alto en zijn meermalen heen en weer gelopen vanaf en naar de parkeerplaats Grubbehoeve, richting en over de (parallelweg van de) Bijlmerdreef waar de Suzuki Alto geparkeerd stond, waarbij meermalen contact werd gemaakt met de inzittenden van deze auto, en van en naar de Gooiseweg/het Gooioord. Eén van de personen uit de Suzuki Alto, aangeduid als NN3, is met NN1 en NN2 naar de parkeerplaats van Gooioord gelopen, waar uiteindelijk de Suzuki ook naar toe is gereden en waar de gestolen Nissan Qashqai is aangetroffen. NN1 en NN2 reden na vertrek met de gestolen Nissan van de parkeerplaats Grubbehoeve via de parallelweg van de Bijlmerdreef, waar zij vervolgens keerden en de Suzuki Alto passeerden, richting de Gooiseweg/flat Gooioord. [9]
Het in het middenconsole van de Nissan Qashqai aangetroffen pakket bleek ongeveer 700 gram van chemisch samengestelde stoffen, te typeren als flitspoeder, te bevatten. Flitspoeder is een krachtige, explosieve stof. Geconstateerd werd dat gebruik is gemaakt van een geïmproviseerde explosieve constructie (IED) in de vorm van een zogenaamd Fascia-Pakket. Gezien de opbouw, het vernietigende karakter van een dergelijke explosieve constructie en het ontbreken van alternatieve (niet aan explosieven gerelateerde) toepassingen, is deze constructie aan te merken als een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of ontploffing zoals vermeld in artikel 2 lid 1, categorie 2, onder 7 van de Wet Wapens en Munitie. [10]
Het explosief was deugdelijk gemaakt en om het aan te steken hoefde alleen het groene lont aangestoken te worden. Bij ontploffing is materiële schade een gegeven en kan bij personen schade in de vorm van (blijvend) letsel, tot dodelijke afloop toe, ontstaan. [11]
In de Nissan Qashqai is, naast de hiervoor genoemde voorwerpen (hamers en explosief), onder de bijrijdersstoel ook een rol duct-tape aangetroffen. [12] Op de rol tape zijn dactyloscopische sporen gevonden van verdachte en van [medeverdachte] . [13] Op de kartonnen randen, de rug- en de kleefzijde van deze rol tape is DNA aangetroffen van verdachte en op de binnenkant van de rol is DNA van [medeverdachte] aangetroffen. [14]
Op de rugzijde en de kleefkant van het tape om het explosief is op meerdere plekken DNA dan wel een dactyloscopisch spoor aangetroffen van verdachte. [15] Op beide in de gestolen Nissan aangetroffen hamers is DNA van verdachte aangetroffen. [16] Daarnaast is op het dashboard aan de passagierszijde van de Nissan DNA van verdachte aangetroffen. [17]
De telefoon van verdachte peilde in de nacht van 11 april 2024 uit op de Elsrijkdreef te Amsterdam, vlakbij de locatie van het Gooioord en Grubbehoeve. [18]
Gelet op voorgaande feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het volgende oordeel.
De rechtbank is, gelet op het feit dat het DNA van verdachte op de hamers in de Nissan Qashqai is aangetroffen waarmee (vermoedelijk) de achterruit van de Nissan Qashqai is ingeslagen en gelet op het feit dat zijn DNA ook op het dashboard en de in de auto gevonden rol duct-tape is aangetroffen, van oordeel dat verdachte de persoon is die werd aangeduid als NN1 en dat hij, samen met een ander, op 11 april 2024 te Amsterdam de Nissan Qashqai heeft gestolen door de linker achterruit in te slaan. Bovendien peilde zijn telefoon die nacht ook uit nabij de plaatsen delict.
De rechtbank is daarnaast op grond van voorgaande feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte, samen met anderen, die nacht voorbereidingshandelingen heeft gepleegd en het explosief, bestemd tot het tot ontploffing brengen, opzettelijk voorhanden heeft gehad. Het explosief is door hem en/of zijn mededaders ( [medeverdachte] en/of personen uit de Suzuki Alto) immers direct zichtbaar in het middenconsole van de auto gelegd en bevatte DNA en dactyloscopische sporen van verdachte. Verdachte en zijn mededaders hadden daarmee het explosief niet alleen bewust aanwezig maar hadden ook de beschikkingsmacht over het explosief. Van dergelijke explosieven is naar algemene ervaringsregels bekend dat deze bij ontploffing voorzienbaar (ernstig) gevaar van personen en/of goederen veroorzaken, hetgeen uit onderzoek is bevestigd.
Voor zover is aangevoerd dat het DNA van verdachte slechts is aangetroffen op verplaatsbare voorwerpen, is de rechtbank van oordeel dat dit allereerst niet juist is omdat ook op het dashboard DNA van verdachte is aangetroffen, en daarnaast omdat blijkens de camerabeelden verdachte ook degene is geweest die – (vermoedelijk) met één van de in de auto aangetroffen hamers die ook DNA van verdachte bevatten – de linker achterruit van de auto heeft ingeslagen. De DNA-sporen kunnen in onderlinge samenhang niet anders worden geduid dan dat verdachte betrokken was bij zowel de diefstal van de Nissan Qashqai als bij de voorbereidingshandelingen gericht op het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en het voorhanden hebben van het explosief. Dit geldt te meer nu verdachte geen andere aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van zijn DNA op het dashboard en het explosief.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5
Naar aanleiding van een ANPR-hit op 6 oktober 2023 van signalering van een gestolen Nissan Qashqai met kenteken [kenteken] , zijn verbalisanten naar de Bergwijkdreef te Amsterdam gegaan, waar deze Nissan zou rijden. Om ongeveer 00:45 uur zagen ze op de Daalwijkdreef de betreffende Nissan Qashqai rijden. Na een achtervolging, waarbij onderweg eerst de bijrijder uitstapte en wegrende en na het stoppen op een doodlopende weg ook de bestuurder, hebben verbalisanten in de auto in het middenconsole een pakket aangetroffen dat was ingetaped met duct-tape. Uit dit pakket stak een groenkleurig lont. Onder de bijrijdersstoel is een rol duct-tape aangetroffen. Vlak bij de gestolen Nissan, stond een gestolen bromfiets met kenteken [kenteken] , met twee helmen. Het slot was verwijderd. [19]
De bijrijder voldeed aan het volgende signalement: man, ongeveer 19 à 20 jaar, donker getint, 170 tot 175 centimeter groot, gezet postuur, zwarte jas of trui, zwarte handschoen. [20]
Op het afgescheurde stuk duct-tape, afkomstig van het in de auto aangetroffen explosief, zat DNA van verdachte. Ook op beide handvaten van de bromfiets is DNA aangetroffen van verdachte. [21]
Verdachte heeft, hoewel het aantreffen van zijn DNA op deze voorwerpen schreeuwt om een verklaring, geen (aannemelijke) verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn DNA.
Het in de auto aangetroffen pakket betreft een zelfgemaakt explosief, genaamd improvised explosive device (IED). Het betreft een voorwerp dat is bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur en/of door middel van ontploffing. Een alternatieve toepassing is er niet. Het voorwerp is daarmee een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie. [22]
Het pakket blijkt ongeveer 200 gram flitspoeder te bevatten. Dit is een explosieve stof die al onder geringe opsluiting tot ontploffing kan komen. Wanneer dit pakket ontploft kunnen goederen op korte afstand vrij ernstig beschadigd worden en voor mensen binnen een radius van 1 meter bestaat risico op (dodelijk) letsel terwijl binnen tientallen meters, mogelijk sprake kan zijn van (dodelijk) letsel door rondvliegende scherven of gehoorschade. Bij (onbedoelde) ontploffing in de auto is zeer ernstig lichamelijk letsel tot dodelijk letsel van inzittenden een gegeven. Daarnaast kunnen fragmenten van de auto zich met hoge snelheid verspreiden en deze leveren gevaar op voor personen en goederen in de omgeving. [23]
De rechtbank is, gelet op de bovengenoemde feiten en omstandigheden en de uiterlijke verschijningsvorm daarvan (het voorhanden hebben van een gestolen auto waarin in het middenconsole een explosief lag, dat alleen bestemd is voor het tot ontploffing brengen van dat explosief, over welk explosief beide inzittenden de beschikkingsmacht hadden nu het tussen hen in lag, en het klaar staan van een gestolen bromfiets met twee helmen) van oordeel dat het niet anders kan dan dat beide verdachten het explosief opzettelijk voorhanden hadden. Gelet daarop concludeert de rechtbank dat zij ook de voorbereidingshandelingen om hiermee opzettelijk een ontploffing te weeg te brengen hebben gepleegd en dat zij de bromfiets als vluchtvoertuig klaar hadden staan. Van het explosief is naar algemene ervaringsregels gevaar voor personen en/of goederen bij ontploffing voorzienbaar, hetgeen bovendien bevestigd is uit het onderzoek van het NFI.
De rechtbank is, gelet op de bovengenoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, in combinatie met het feit dat sprake is van een modus operandi die op essentiële punten overeenkomt met de modus operandi zoals onder de feiten 1 en 3 ten laste is gelegd, ook van oordeel dat verdachte één van de daders is geweest. Bij beide zaken is gebruik gemaakt van een gestolen Nissan Qashqai, waarin beide keren in het middenconsole een
explosief is aangetroffen dat in duct-tape is verpakt en is voorzien van een groen lont. In beide zaken is DNA van verdachte aangetroffen op het explosief. Daarnaast komt ook het signalement dat is gegeven van de bijrijder in deze zaak overeen met NN1, verdachte, in de feiten 1 en 3, namelijk een man die donker getint is, een (wat) gezet postuur heeft/mollig is, wat kleiner van postuur, dan wel 170 tot 175 centimeter groot, en een zwarte jas droeg.
Dit alles in onderling verband en nauwe samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte één van de daders is geweest die het explosief op 6 oktober 2023 voorhanden heeft gehad en daarmee de voorbereidingshandelingen om het explosief tot ontploffing te laten brengen heeft begaan.
Voor zover ook ten aanzien van deze feiten is aangevoerd dat het DNA van verdachte slechts op verplaatsbare voorwerpen is aangetroffen, oordeelt de rechtbank als volgt.
Het aantreffen van de voorwerpen in onderlinge samenhang bezien, in combinatie met het feit dat sprake is van eenzelfde modus operandi als onder de feiten 1 en 3 ten laste is gelegd, maakt dat de rechtbank een andere mogelijkheid hoogst onwaarschijnlijk acht, te meer nu slechts is aangegeven dat het DNA op verplaatsbare voorwerpen is aangetroffen, maar niet hoe dat daar dan zou zijn gekomen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 11 april 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een geïmproviseerde explosieve constructie (IED) (Fascia model), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van feit 2:
op 11 april 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een personenauto (Nissan Qashqai), kenteken [kenteken] , die aan [naam] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen personenauto onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 3:
op 11 april 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, opzettelijk voorwerpen, stoffen en vervoermiddelen, te weten een personenauto en een explosief (IED) (Fascia model), bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van feit 4:
op 6 oktober 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, opzettelijk voorwerpen, stoffen en vervoermiddelen, te weten een personenauto en een bromfiets en een explosief (IED) (Fascia model), bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van feit 5:
op 6 oktober 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een geïmproviseerde explosieve constructie (IED), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot bewezenverklaring van enig feit komt, is verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het betreft een kwetsbare jonge jongen die veel heeft meegemaakt en in het verleden ook is getraumatiseerd. Hij slaapt slecht en heeft, ook vroeger al, veel rondgezworven. Hij is uiteindelijk drugs gaan gebruiken. Hij heeft weliswaar een fors strafblad, maar dat betreffen veelal oudere feiten, naast dubbelingen vanwege ingesteld beroep dan wel een aantal sepots.
Verzocht is dan ook aan hem een lagere straf met een kleiner voorwaardelijk deel op te leggen dan gevorderd, zodat hij zo snel mogelijk met de hem eerder opgelegde bijzondere voorwaarden aan de slag kan. De raadsman heeft er op gewezen dat rekening dient te worden gehouden met het feit dat artikel 63 Sr aan de orde is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich meerdere keren schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een explosieve constructie en het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het teweegbrengen van die explosieve constructie. Verdachte is tweemaal met anderen in een auto met daarin zelfgemaakt explosieve constructies een woonwijk ingereden om die explosieven tot ontploffing te brengen. Dat het niet daadwerkelijk tot ontploffingen is gekomen, is te danken aan ingrijpen door de politie.
De stad Amsterdam wordt al geruime tijd geteisterd door explosies. Er is sprake van grote belasting van het politieapparaat, door onderzoek en preventieve controles die de explosies vergen. Kennelijk willen de opdrachtgevers met de ontploffingen een boodschap afgeven aan anderen, maar ook personen die niets met het onderliggende conflict te maken hebben, raken gedupeerd. Zo worden bewoners van woningen waar explosieven worden gevonden of afgaan, geconfronteerd met angsten en schade. Ook voor andere burgers zijn de explosies verontrustend. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan deze maatschappij-ontwrichtende ontwikkeling.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van een autodiefstal. Een dergelijke strafbaar feit veroorzaakt veel hinder, schade en gevoelens van onveiligheid bij de gedupeerde en in de maatschappij. Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor andermans eigendom en uitsluitend oog gehad voor zijn criminele doelen en zijn persoonlijk financieel gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 1 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens het plegen van gewelds- en vermogensdelicten. Verdachte is op 5 december 2024 veroordeeld voor meerdere vermogensdelicten. Deze zaak is nog niet onherroepelijk omdat de verdachte tegen deze beslissing in hoger beroep is gegaan. Deze eerdere veroordeling na het begaan van het bewezenverklaarde betekent dat de rechtbank rekening zal houden met het bepaalde in artikel 63 Sr.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de reclasseringsrapporten van 6 november en 5 december 2024. Uit dit rapport blijkt dat de kans op recidive als gemiddeld en de kans op onttrekken aan voorwaarden als laag worden ingeschat. Verdachte heeft momenteel geen vaste verblijfplaats, waardoor het verdachte ontbreekt aan stabiliteit om tot een dagbesteding met vaste structuur te komen. Verdachte heeft gebrekkige copingvaardigheden en beperkte emotieregulatie, die zijn gevoeligheid voor negatieve beïnvloeding door anderen versterken. De reclassering acht reclasseringstoezicht noodzakelijk om meer zicht te krijgen op de leefgebieden en risicofactoren van betrokkene, deze te monitoren en in te zetten op het stabiliseren van leefgebieden. De reclassering vindt dat verdachte zich gemotiveerd toont om een leven zonder criminaliteit op te bouwen en open lijkt te staan voor gedragsverandering. Verdachte geeft aan open te staan voor hulpverlening in het kader van een reclasseringstoezicht en verdachte heeft zich gedurende het schorsingstoezicht aan de afspraken met de reclassering gehouden. De reclassering adviseert om bij een (deels) voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten: meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen, dagbesteding en medewerking aan schuldhulpverlening.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Verdachte is eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw, en meermalen, de fout in te gaan. De rechtbank is van oordeel dat zowel aan de maatschappij als aan verdachte een signaal dient te worden gegeven dat dergelijke gedragingen niet zijn toegestaan en een gevangenisstraf de enige passende straf is. Vanuit het oogpunt van speciale preventie vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte wordt geholpen om te voorkomen dat hij opnieuw de fout in gaat. Een voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur wordt in dat verband gezien als passend om hem te motiveren daadwerkelijk de geboden hulp te accepteren en daaraan mee te werken.
De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Dit is hoger dan de officier van justitie heeft geëist, nu de rechtbank de ernst van feiten en omstandigheden in deze zaak anders weegt. De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwoorden verbinden.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
0 STK Patroon (Omschrijving: PL1300-2024084237-G6558057, goudkleurig)
1 STK Pistool (Omschrijving: PL1300-2024084237-G6558073, Wicke)
1 STK Koffer (Omschrijving: PL1300-2024084237-G6558077, zwart, merk: autel)
1 STK Sleutel (Omschrijving: PL1300-2024084237-G6558079)
1 STK Sleutel (Omschrijving: PL1300-2024084237-G6558080)
1 STK Computer (Omschrijving: PL1300-2024084237-G6558081)
1 STK Computer (Omschrijving: PL1300-2024084237-G6558082)
1 STK Computer (Omschrijving: PL1300-2024084237-G6558084)
1 STK Computer (Omschrijving: PL1300-2024084237-G6558090)
Ten aanzien van de onder 1, 3, 5-9 genoemde voorwerpen heeft de officier van
justitie de onttrekking aan het verkeer gevorderd.
Ten aanzien van het onder 4 genoemde voorwerp heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring gevorderd.
Ten aanzien van het onder 2 genoemde voorwerp heeft de officier van justitie de teruggave aan verdachte gevorderd.
De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het beslag.
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp onder nummer 1 (munitie), dat aan verdachte toebehoort, dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien dit voorwerp is aangetroffen in het onderzoek naar de misdrijven waarvan verdachte wordt verdacht, terwijl dit voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de voorwerpen genoemd onder de nummers 3-9, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien al deze voorwerpen, opgevat als een gezamenlijkheid van voorwerpen, zijn bestemd tot het begaan van feiten als het onder 2 bewezen geachte, en die gezamenlijkheid van voorwerpen van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Ten aanzien van het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp onder nummer 2 ( pistool, G6558073 ) wordt de bewaring gelast ten behoeve van de rechthebbende.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 46, 47, 55, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van de feiten 1 en 5:
telkens: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien de feiten 3 en 4:
telkens: medeplegen van voorbereiding van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is, door opzettelijk voorwerpen bestemd tot begaan van dat misdrijf voorhanden te hebben.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
8 (acht) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij het Leger des Heils Reclassering op het adres Weesperzijde 70, 1091 EH Amsterdam . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door ForLight of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van een opleiding of betaald werk, met een vaste structuur.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beslag
Verklaart verbeurd:
1. STK Sleutel (Omschrijving: PL1300-2024084237-G6558079)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
10 STK Patroon (Omschrijving: PL1300-2024084237-G6558057, goudkleurig)
1. STK Koffer (Omschrijving: PL1300-2024084237-G6558077, zwart, merk: autel)
1. STK Sleutel (Omschrijving: PL1300-2024084237-G6558080)
1. STK Computer (Omschrijving: PL1300-2024084237-G6558081)
1. STK Computer (Omschrijving: PL1300-2024084237-G6558082)
1. STK Computer (Omschrijving: PL1300-2024084237-G6558084)
1. STK Computer (Omschrijving: PL1300-2024084237-G6558090)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1. STK Pistool (Omschrijving: PL1300-2024084237-G6558073, Wicke).
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S. Dogan, voorzitter,
mrs. K.A. Brunner en M.A. Boerhorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.H. Ettema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2025.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 komen de genoemde bewijsmiddelen uit het dossier PV VGL, tenzij anders vermeld. Ten aanzien van de feiten 4 en 5 komen de genoemde bewijsmiddelen uit het dossier ZK VGL, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2024084237-8 van 11 april 2024, pag. 1-4, en proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict met nummer 2024084237-12 van 23 april 2024, pag. 127, 128.
3.Proces-verbaal van aangifte met nummer 2024084237-23, pag. 69, 70, en proces-verbaal van beschrijving camerabeelden met nummer 2024084237 van 26 april 2024, pag 76, 77.
4.Proces-verbaal van beschrijving camerabeelden met nummer 2024084237 van 26 april 2024, pag 76-86.
5.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2024084237 van 15 april 2024, pag. 75.
6.Proces-verbaal van beschrijving camerabeelden met nummer 2024084237 van 26 april 2024, pag 76, 81.
7.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2024084237-8 van 11 april 2024, pag. 1-4.
8.Aanvullend proces-verbaal met nummer 2024084237-24 van 22 april 2024, pag. 57.
9.Proces-verbaal van beschrijving camerabeelden met nummer 2024084237 van 26 april 2024, pag. 76-88.
10.Proces-verbaal van onderzoek met nummer 2024084237 van 11 april 2024, pag. 33, 34, 36-38, en rapport explosievenonderzoek van het NFI van 25 juni 2024, pag. 160, 161 en 171.
11.Proces-verbaal van forensisch onderzoek met nummer 2024084237-12 van 23 april 2024, pag. 127, 128, 131; rapport van het explosievenonderzoek van het NFI van 25 juni 2024, pag. 160-171.
12.Proces-verbaal van forensisch onderzoek met nummer 2024084237-12 van 23 april 2024, pag. 127-129.
13.Proces-verbaal van forensisch onderzoek met nummer 2024084237-12 van 23 april 2024, pag. 127-129; rapport onderzoek naar de aanwezigheid van dactyloscopische sporen van het NFI van 4 juni 2024, pag. 150-152; proces-verbaal van bevindingen met nummer 2024084237-33 van 9 juli 2024, pag. 176, 177.
14.Proces-verbaal van forensisch onderzoek met nummer 2024084237-12 van 23 april 2024, pag. 127-129; rapport onderzoek naar de aanwezigheid van dactyloscopische sporen van het NFI van 4 juni 2024, pag. 150-152; rapport DNA-onderzoek van het NFI van 27 augustus 2024, pag. 215, 216, en rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van het NFI van 3 juli 2024 (uit submap ‘dossier [medeverdachte] ’).
15.Proces-verbaal van forensisch onderzoek met nummer 2024084237-12 van 23 april 2024, pag. 127, 128; rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van het NFI van 19 juli 2024, pag. 198, 199, 202-206; rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van het NFI van 3 juli 2024 (uit submap ‘dossier [medeverdachte] ’), en proces-verbaal van bevindingen met nummer 2024084237-33 van 9 juli 2024, pag. 176, 177.
16.Proces-verbaal van forensisch onderzoek met nummer 2024084237-12 van 23 april 2024, pag. 127, 129, en rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van het NFI van 19 juli 2024, pag. 198-201, 203-205, 207.
17.Proces-verbaal van forensisch onderzoek met nummer 2024084237-12 van 23 april 2024, pag. 127-129, en rapport DNA-onderzoek van het NFI van 3 juli 2024 (uit submap ‘dossier [medeverdachte] ’), documentpag. 1, 2, 4-6.
18.De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting ten aanzien van het telefoonnummer en proces-verbaal van bevindingen met nummer 2024084237 van 20 september 2024, pag. 226, 227.
19.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023226422-2 van 6 oktober 2023, pag. 8, 9; proces-verbaal van aangifte van diefstal Nissan Qashqai met nummer 2023222180-2 van 4 oktober 2023, pag. 3, 4, en proces-verbaal van aangifte bromfiets met nummer 2023213057-2 van 20 september 2023, pag. 1, 2.
20.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023226422-2 van 6 oktober 2023, pag. 8, 9;
21.Proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig (auto) met nummer 2023226422-20 van 11 oktober 2023, pag. 40, 41; proces-verbaal vooronderzoek lab met nummer 2023226422-26 van 26 oktober 2023, pag. 57, 58; proces-verbaal van forensisch onderzoek voertuig (bromfiets) met nummer 2023226422-19 van 11 oktober 2023, pag. 52, 53; deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Institute van 9 november 2023, pag. 60-62, 64, en deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Institute van 28 november 2023, pag. 66, 67.
22.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023226422-25 van 19 oktober 2023, pag. 35, 36.
23.Proces-verbaal van forensisch onderzoek voertuig (auto) met nummer 2023226422-20 van 11 oktober 2023, pag. 40-43, en rapport explosievenonderzoek van het NFI van 3 december 2024 (als los rapport opgenomen in het procesdossier), documentpag. 1-3, 5-8.