ECLI:NL:RBAMS:2025:4257

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
C/13/757441 / HA RK 24-321
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzageverzoek op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) door een zoon namens zijn vader onder bewind

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 mei 2025 uitspraak gedaan over een inzageverzoek op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) door [verzoeker], die handelt als gemachtigde van zijn vader, [vader]. De vader staat sinds 30 april 2014 onder bewind, en de bewindvoerder is [verweerder]. Het verzoek van [verzoeker] om inzage in de persoonsgegevens van zijn vader is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat [verzoeker] niet bevoegd is om het verzoek in te dienen, omdat zijn vader wilsonbekwaam is. Dit is vastgesteld op basis van medische diagnoses, waaronder dementie en een schizo-affectieve stoornis. De rechtbank concludeert dat de volmacht die [vader] aan [verzoeker] zou hebben gegeven, niet geldig is, omdat vader niet in staat is om wilsbekwaamheid te tonen. De rechtbank overweegt verder dat, zelfs als [verzoeker] ontvankelijk zou zijn, het inzageverzoek niet toewijsbaar zou zijn. De rechtbank merkt op dat de AVG geen recht geeft op volledige inzage in alle stukken en bestanden waarin persoonsgegevens zijn verwerkt. De wens van [verzoeker] om controle te hebben over het gevoerde bewind kan niet via een inzageverzoek worden gerealiseerd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om [verzoeker] in de proceskosten te veroordelen.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/757441 / HA RK 24-321
Beschikking van 15 mei 2025
in de zaak van
[verzoeker],
handelend als gemachtigde van [vader] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
tegen
[verweerder],
bewindvoerder van [vader] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerder,
hierna te noemen: [verweerder] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 16 januari 2025 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 april 2025 en de daarin vermelde stukken.
1.2.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is de zoon van de heer [vader] (hierna: vader), die sinds 30 april 2014 onder bewind staat. [verweerder] is de bewindvoerder van vader. Bij beschikking van 17 augustus 2023 is de grondslag van het bewind gewijzigd van problematische schulden naar een lichamelijke/geestelijke grondslag.
2.2.
Op 14 februari 2024 heeft [verzoeker] met een beroep op de artikelen 12 en 15, eerste lid van de AVG [1] aan [verweerder] om inzage in de persoonsgegevens van vader verzocht. Volgens het verzoek is het verzoek namens [verzoeker] en vader gedaan. Het verzoek betreft de volgende gegevens:
2.3.
Volgens een handgeschreven schrijven van 20 februari 2024, ondertekend door onder anderen vader, en opnieuw ondertekend door vader op 16 september 2024, heeft vader [verzoeker] voor verschillende handelingen gemachtigd. In die machtiging staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…) volmachtiging voor wat nodig is. Gemachtigde zoon [verzoeker] namens [vader] en zijn familieleden. (…) Bewindvoeder controleren (…) inzagenrechten.”
2.4.
Bij beschikking van 29 juli 2024 is [verweerder] benoemd tot provisioneel bewindvoerder van vader, in afwachting van het ingediende verzoek van [verweerder] tot ondercuratelestelling. In die beschikking is onder andere het volgende bepaald:
“Het bewind omvat alle goederen die aan betrokkene (zullen) toebehoren. De bewindvoerder heeft alle bevoegdheden die een curator krachtens de wet heeft.
2.5.
Op 15 augustus 2024 heeft [verweerder] [verzoeker] onder meer het volgende gemaild:
“(…) Bedankt voor uw berichten. Ik kan de vele mails die u mij toe zend niet telkens allemaal beantwoorden. Ik ben u overigens ook niet verplicht u continue te informeren. U bent immers niet mijn client maar uw vader. Ik heb u tot heden wel zoveel mogelijk geïnformeerd.(…)
De toestand van uw vader is echter dusdanig dat we er niet van uit kunnen gaan dat dit ook daadwerkelijk zijn wil is. We noemen dat dan dat iemand wils-on-bekwaam is t.a.v. het geven van een mening over een bepaald onderwerp. Bij u geeft hij desgevraagd nl. een andere mening en hij is daarin erg beïnvloedbaar en hij begrijpt eigenlijk niet meer helemaal waar het over gaat.(…)”
2.6.
Op 2 september 2024 heeft [verzoeker] wederom namens vader een verzoek tot inzage in zijn persoonsgegevens ingediend bij [verweerder] . Dat inzageverzoek ziet op de volgende gegevens:
2.7.
[verweerder] heeft geen gehoor gegeven aan de inzageverzoeken van [verzoeker] .

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend, naar eigen zeggen namens vader en als gemachtigde van vader. Het verzoek is als volgt verwoord:
2.7
In zijn e-mail van 8 januari 2025 aan de rechtbank heeft [verzoeker] , in reactie op de e-mail van [verweerder] van 2 december 2024, daarnaast om de volgende gegevens verzocht:
3.2.
Op de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] desgevraagd verklaard op vier punten inzage te wensen:
stukken van Pantar, de oude werkgever van vader;
stukken die zien op de vraag waarom het schuldbewind naar een GGZ bewind is gegaan,
alle correspondentie met de GGZ,
gegevens over de advocaat.
3.3.
[verweerder] voert verweer. [verweerder] voert, samengevat, aan dat een wettelijk vertegenwoordiger niet verplicht is om inzage in medische en financiële gegevens van een rechthebbende te geven aan derden of familie. Hij stelt dat vader als wilsonbekwaam kan worden beschouwd. Als gevolg van de beschermingsmaatregel en de wilsonbekwaamheid kan vader derden niet machtigen om rechtshandelingen namens hem te verrichten, zoals verzoeken/machtigingen om inzage in dossiers. Daarvoor is immers een wettelijke vertegenwoordiger benoemd en een beschermingsmaatregel uitgesproken door de rechtbank. Daarnaast omvat het dossier van vader veertien jaar in tijd. Hij weet niet waar hij moet beginnen, aldus [verweerder] .

4.De beoordeling

[verzoeker] is niet ontvankelijk in zijn verzoek
4.1.
Partijen twisten allereerst over de vraag of [verzoeker] als gemachtigde van vader bevoegd is het verzoek voor vader in te dienen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet het geval. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.2.
Volgens [verzoeker] is hij bevoegd om het verzoekschrift namens vader in te dienen, omdat vader hem daartoe gemachtigd heeft op 14 februari 2024 en (herhaald) op
16 september 2024 (zie 2.3). Volgens [verweerder] is die volmacht niet geldig, omdat vader wilsonbekwaam is. Vader is met een rechterlijke machtiging in het kader van de WVGGZ/WZD [2] opgenomen in een verpleeghuis als gevolg van de diagnoses dementie, een schizo-affectieve stoornis en zwakbegaafdheid. De recent uitgevoerde second opinion, verzocht door de familie, bevestigt de diagnoses vasculaire dementie en Parkinson, in combinatie met een psychiatrisch ziektebeeld. Als gevolg van de beschermingsmaatregel en de wilsonbekwaamheid kan vader [verzoeker] niet machtigen om dit verzoek voor hem in te dienen, aldus [verweerder] .
4.3.
[verzoeker] heeft hiertegenover onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat vader wel wilsbekwaam is. Dat de diverse specialisten de diagnoses hebben gesteld, zoals [verweerder] heeft verklaard, betwist hij niet. Daarnaast is ook de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat vader desgevraagd niet in staat was op een begrijpelijke manier uit te leggen wat het verzoek inhield. Uit de machtiging waarop [verzoeker] zich beroept kan onder deze omstandigheden niet worden afgeleid dat vader deze procedure wenst. Dat de grondslag van het bewind in augustus 2023 is gewijzigd naar een lichamelijke/geestelijke grondslag onderschrijft dit oordeel, evenals het feit dat vader sinds 29 juli 2024 onder provisioneel bewind is gesteld, met toekenning van de bevoegdheden die een curator op grond van de wet heeft aan [verweerder] .
4.4.
Omdat vader als wilsonbekwaam moet worden beschouwd verklaart de rechtbank [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot inzage op grond van de AVG.
Ook al zou [verzoeker] wel ontvankelijk zijn, is het inzageverzoek niet toewijsbaar
4.5.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog als volgt. Als [verzoeker] wel ontvankelijk zou zijn in zijn verzoek, zou de rechtbank het verzoek alsnog afwijzen.
4.6.
De rechtbank begrijpt uit de diverse inzageverzoeken die [verzoeker] aan [verweerder] heeft gericht dat [verzoeker] [verweerder] wantrouwt en daarom volledige inzage wenst in het gevoerde bewind sinds 2014. Dat voor het wantrouwen van [verzoeker] enige aanleiding bestaat kan de rechtbank niet vaststellen; uit de stukken die [verzoeker] heeft overgelegd blijkt dit in elk geval niet. Uit de stukken komt het beeld naar voren dat [verweerder] wel degelijk probeert de familie op de hoogte te houden, maar dat het voor hem niet te doen is om op alle verzoeken van [verzoeker] te reageren.
4.7.
Hoe dan ook is het [verzoeker] kennelijk niet te doen om inzage in de verwerking van de persoonsgegevens van vader door [verweerder] , maar wel om controle op het gevoerde bewind. De AVG geeft echter niet zonder meer recht op volledige inzage in stukken en bestanden waarin persoonsgegevens zijn verwerkt. De wens van [verzoeker] (en de overige familie van vader) om zicht te hebben op het doen en laten van [verweerder] als bewindvoerder is vanuit hun betrokkenheid bij het welzijn van vader begrijpelijk, maar hiervoor is de gevraagde inzage in de persoonsgegevens van vader niet de aangewezen weg. Met klachten over de handelwijze van [verweerder] kan hij zich tot de kantonrechter wenden. Daarbij komt dat wat [verzoeker] vraagt zoveel omvattend en onvoldoende bepaald is dat het verzoek niet toewijsbaar is.
Proceskosten
4.8.
De rechtbank ziet geen aanleiding om [verzoeker] in de proceskosten te veroordelen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.P. Pompe, rechter, bijgestaan door mr. L.M. Garritsen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2025.

Voetnoten

1.Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU) 2016/679
2.Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg / Wet zorg en dwang