ECLI:NL:RBAMS:2025:4190

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
13-142963-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met terugkeergarantie

Op 19 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Düsseldorf op 29 april 2025. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat strekt tot aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 2002, die gedetineerd is in Nederland. Tijdens de zitting op 5 juni 2025 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.C. van Bunnik. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat de persoonsgegevens in het EAB correct zijn. De rechtbank heeft de gevangenhouding bevolen voor sluiting van het onderzoek ter zitting.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld en vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW). De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW. De rechtbank heeft ook de garantie van de Duitse autoriteiten beoordeeld, die bevestigen dat de opgeëiste persoon na veroordeling in Duitsland zijn straf in Nederland kan ondergaan. Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-142963-25
Datum uitspraak: 19 juni 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 15 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 april 2025 door het
Amtsgericht Düsseldorf, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats 1] (Turkije) op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 5 juni 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.C. van Bunnik, advocaat in Amsterdam-Duivendrecht.
De rechtbank heeft voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
[nummer]

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van het
Amtsgericht Düsseldorfvan 24 april 2025, met kenmerk 151 Gs 1067/25.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [2]

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het feit aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal;
opzettelijke brandstichting.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de ‘beschadiging van goederen’ niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
medeplegen van het opzettelijk vernielen of beschadigen van enig gebouw, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon heeft immers het centrum van zijn belangen in Nederland gevestigd. [3] Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Die Leitende Oberstaatsanwältin van Düsseldorfheeft per brief van 27 mei 2025 de volgende garantie gegeven:
"
Overlevering van de Nederlandse staatsburger [opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats 2] , vanuit Nederland aan Duitsland(...). Naar aanleiding van uw e-mail d.d. 27 mei 2025 garanderen wij dat de vervolgde persoon bij een rechterlijk vonnis met kracht van gewijsde in de Bondsrepubliek Duitsland op grond van het geldende versie van kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd met het oog op tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (PbEU L 327 van 5 december 2008, pagina 27) voor verdere tenuitvoerlegging van zijn straf naar Nederland wordt teruggezonden."
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 48 en 170 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Düsseldorf(Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. M.C. Danel en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van G. Riedijk, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 19 juni 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.
3.Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (