ECLI:NL:RBAMS:2025:4173

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
13-328376-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het opzettelijk telen van hennep en diefstal van elektriciteit

Op 27 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk telen van een grote hoeveelheid hennep. De verdachte runde samen met anderen meerdere professioneel opgezette hennepkwekerijen en heeft zich ook schuldig gemaakt aan de diefstal van elektriciteit door illegale aansluitingen te maken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij hennepkwekerijen op verschillende adressen in Amsterdam en Almere, waarbij hij een coördinerende rol speelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 14 augustus 2020 tot en met 25 mei 2022 opzettelijk een grote hoeveelheid hennep heeft geteeld en elektriciteit heeft gestolen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie, omdat er onvoldoende bewijs was voor een gestructureerd samenwerkingsverband. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-328376-22
Datum uitspraak: 27 mei 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1985 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende op de [adres 1] ,
hierna: verdachte.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Bouwman en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.B. van Faassen naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort samengevat - ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 juni 2019 tot en met 25 mei 2022 in Amsterdam en/of Almere schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1: het medeplegen van het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken of opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten op acht adressen in Amsterdam en Almere;
feit 2: deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van misdrijven uit de Opiumwet met tenminste tien andere personen; en
feit 3: het medeplegen van diefstal van elektriciteit van [bedrijf 2] N.V. uit zeven panden, door middel van braak en/of verbreking.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ien geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt dat feiten 1, 2 en 3 bewezen kunnen worden, met uitzondering van de al ontmantelde hennepkwekerij van zaakdossier 6 van feit 1. Bij verdachte is een telefoon aangetroffen waaruit zijn betrokkenheid blijkt bij de hennepkwekerijen (feit 1). Dat verdachte de gebruiker van deze telefoon was volgt uit de aangetroffen chatgesprekken op de telefoon. Uit de chatgesprekken blijkt ook dat verdachte een aanzienlijke en significante rol heeft gespeeld. Gelet op de hoeveelheid aan kwekerijen, de opzet daarvan, de overeenkomsten tussen deze kwekerijen en het contact dat verdachte onderhield met zijn medeverdachten kan een zekere mate van structuur en duurzaamheid worden aangenomen, waarmee sprake is van deelname van verdachte aan een criminele organisatie (feit 2). Uit de aangiftes van [bedrijf 2] blijkt dat de stroommeters in de panden van de hennepkwekerijen zijn gemanipuleerd, waardoor buiten de meter om elektriciteit werd weggenomen. Gelet op de coördinerende rol van verdachte bij de hennepplantages en het feit dat algemeen bekend is dat hennepplantages veel stroom verbruiken, kan de diefstal van elektriciteit (feit 3) ook bewezen worden.
3.2
Standpunt verdediging
De raadsman verzoekt verdachte volledig vrij te spreken van alle tenlastegelegde feiten. De vermeende betrokkenheid van verdachte bij feiten 1, 2 en 3 wordt gebaseerd op informatie uit een telefoon die bij verdachte is aangetroffen, maar verdachte betwist dat deze telefoon van hem is. Verdachte heeft de telefoon, met een tasje, in zijn handen gedrukt gekregen van medeverdachte [medeverdachte] . Daarnaast bevat het dossier onvoldoende bewijs waarmee verdachte aan de telefoon gekoppeld kan worden. Twee telefoons staan onder één kennisgeving van inbeslagname (hierna: KVI) vermeld en in het dossier worden ook geen IMEI-nummers of identificerende meta-data genoemd. Dat op de telefoon foto’s van verdachte (‘selfies’) stonden en er een gesprek over een coronabewijs op is aangetroffen, maakt niet dat de telefoon aan hem gekoppeld kan worden. De ‘selfies’ kunnen ook van zijn Instagram zijn gehaald en een derde heeft het gesprek over het coronabewijs gevoerd.
3.3
Oordeel rechtbank
Inleiding
Op 26 februari 2022 heeft de politie na een melding van een buurtbewoner in een bedrijfspand op de [adres 2] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Verdachte stond op dat moment aan de overkant van de straat te kijken en is direct door de politie aangehouden. Bij verdachte zijn toen twee telefoons in beslag genomen. De politie heeft één van deze twee telefoons onderzocht. Op basis van de informatie uit deze telefoon is de politie tot de conclusie gekomen dat verdachte bij deze en in ieder geval nog zeven andere hennepkwekerijen betrokken is geweest. De politie heeft deze bevindingen in een algemeen dossier opgenomen en per hennepkwekerij een eigen zaakdossier opgesteld (zaakdossiers 1 tot en met 8).
Aangezien verdachte ontkent dat de telefoon die bij hem is aangetroffen – waar de politie onderzoek naar heeft gedaan – van hem is, bespreekt de rechtbank eerst of de telefoon aan verdachte kan worden gekoppeld. Vervolgens wordt voor feit 1 per zaakdossier besproken of bewezen kan worden dat verdachte bij de hennepkwekerij van dit zaakdossier betrokken is geweest. Daarna wordt ingegaan op de vraag wat de rol is van verdachte en/of sprake is van medeplegen. Ten slotte wordt ingegaan op de tenlastegelegde criminele organisatie van feit 2 en de diefstal van elektriciteit van feit 3.
De in beslag genomen telefoonUit de KVI blijkt dat de politie op 26 februari 2022 bij verdachte twee iPhone’s in beslag heeft genomen waar goednummer ‘6156375’ aan is gekoppeld. Verdachte heeft verklaard dat één van deze iPhone’s van hem is; de andere iPhone zou van iemand anders zijn. Uit het proces-verbaal onderzoek mobiele telefoon blijkt dat onderzoek is gedaan naar
demobiele telefoon met goednummer 6156375 die onder verdachte in beslag is genomen en dat er onderzoek is gedaan naar één telefoon. De rechtbank gaat ervan uit dat dit onderzoek is gedaan naar de mobiele telefoon waarvan verdachte ontkent dat die van hem is, nu op deze telefoon de gegevens zijn aangetroffen op basis waarvan de officier van justitie – anders dan verdachte – concludeert dat deze telefoon van verdachte is.
De rechtbank concludeert dat uit het proces-verbaal onderzoek mobiele telefoon blijkt dat ook deze mobiele telefoon van verdachte is en door hem werd gebruikt. In deze mobiele telefoon zijn namelijk meerdere foto’s van verdachte aangetroffen. Ook is er een conversatie met een aanbieder van vervalste corona herstelbewijzen aangetroffen, waarin de gebruiker van deze mobiele telefoon de naam, geboortedatum en e-mailadres van verdachte stuurt. Uit deze conversatie blijkt, anders dan verdachte heeft aangevoerd, niet dat het coronaherstelbewijs door een andere persoon voor verdachte werd aangevraagd. Tot slot staat er op de telefoon een foto van een sleutel die in een brievenbus wordt gegooid. Die brievenbus komt overeen met de brievenbus op het adres van verdachte. Verdachte heeft op de zitting bevestigd dat dit zijn brievenbus betreft. Uit het proces-verbaal blijkt dat dit allemaal op dezelfde mobiele telefoon is aangetroffen en dat deze mobiele telefoon bij verdachte is aangetroffen.
Desondanks heeft verdachte verklaard dat deze mobiele telefoon niet van hem is.
De verklaring van verdachte over het aantreffen van deze foto’s en berichten van/over hem in deze mobiele telefoon vindt de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte heeft hier wisselende en tegenstrijdige verklaringen over afgelegd. Daarnaast stroken de verklaringen van verdachte niet met mutaties en andere chatberichten die hij de dag voor de zitting aan de rechtbank heeft gestuurd. Zo heeft verdachte eerst verklaard dat hij de mobiele telefoon vlak voor zijn aanhouding, gewikkeld in een tasje, in zijn handen kreeg gedrukt van [medeverdachte] en dat hij dat in zijn jaszak heeft gedaan. Toen hij ermee werd geconfronteerd dat uit de berichten die hij de dag voor de zitting aan de rechtbank heeft overgelegd zou blijken dat hij de mobiele telefoon al bij zich had, verklaarde hij dat hij niet meer wist hoe het gegaan is. Verder blijkt uit het proces-verbaal van aanhouding dat de politie eerst het tasje in beslag heeft genomen en pas later bij de transportfouillering de mobiele telefoon bij hem heeft aangetroffen. Ten slotte heeft verdachte ervoor gekozen om pas op de inhoudelijke behandeling voor het eerst over deze aangetroffen foto’s en berichten te verklaren, waardoor de politie geen onderzoek naar zijn verklaringen heeft kunnen doen. Op grond hiervan, in onderling verband en samenhang gezien, komt de rechtbank daarom tot de conclusie dat de mobiele telefoon waar de politie onderzoek naar heeft gedaan van verdachte is. Waar in het vervolg van dit vonnis wordt verwezen naar
de mobiele telefoon van verdachtewordt dus steeds naar deze telefoon verwezen.
Feit 1 - hennepkwekerijen
De rechtbank concludeert dat verdachte in de tenlastegelegde periode wel bij de hennepkwekerijen van zaakdossiers 1 tot en met 5 en 7 betrokken is geweest en niet bij de hennepkwekerijen van zaakdossiers 6 en 8. Hiervoor is het volgende redengevend voor verdachtes betrokkenheid.
Zaakdossier 1: hennepkwekerij [adres 2] – bewezenUit het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van zaakdossier 1 blijkt dat de politie naar aanleiding van een melding op 26 februari 2022 een hennepkwekerij met 300 hennepplanten in een bedrijfspand op de [adres 2] heeft aangetroffen. De melder heeft verklaard dat hij verdachte uit dit pand zag komen. Toen de stroom van dit pand werd gehaald zag de politie op de bij verdachte in beslag genomen mobiele telefoon berichten van [verzekeringsbedrijf] verschijnen met de tekst: “
Stroomstoring meterkast [adres 2]” en zij zagen een alarmsysteem van [verzekeringsbedrijf] in dit pand. Ook is op de mobiele telefoon van verdachte een print-screen van beelden van de bewakingscamera van dit pand gevonden. Verder blijkt uit de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] dat hij in opdracht van verdachte de hennepplanten in dit pand moest verzorgen.
Zaakdossier 2: hennepkwekerij [adres 3] – bewezen
Uit het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van zaakdossier 2 blijkt dat de politie op 27 februari 2022 een hennepkwekerij met 370 hennepplanten op de [adres 3] , een bedrijfspand, in Amsterdam heeft aangetroffen. Op de mobiele telefoon van verdachte zijn foto’s aangetroffen van de stroom- en watermeter van dit adres en een gesprek met een medewerker van [verzekeringsbedrijf] voor de installatie van het alarmsysteem van [verzekeringsbedrijf]. Uit de gevorderde gegevens van [verzekeringsbedrijf] blijkt dat op dit adres hun beveiligingssysteem is geïnstalleerd. Verder is een pinpas met rekeningnummer [bankrekeningnummer] (op naam van [persoon] ) bij verdachte tijdens zijn aanhouding aangetroffen. De naam en het rekeningnummer van de bankpas komen overeen met de naam en bankrekening waarmee de huur van de [adres 3] werd betaald. Verdachte heeft – pas op zitting – verklaard dat hij die pinpas, samen met de mobiele telefoon, vlak voor zijn aanhouding in zijn handen kreeg gedrukt van medeverdachte [medeverdachte] . Ook hiervoor geldt dat de rechtbank deze verklaring niet aannemelijk vindt, omdat verdachte wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard. De rechtbank gaat dus aan deze verklaring voorbij.
Zaakdossier 3: hennepkwekerij [adres 4] – bewezen
Uit het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van zaakdossier 3 blijkt dat de politie op 14 augustus 2020 een hennepkwekerij met 160 hennepplanten in een bedrijfspand op de [adres 4] heeft aangetroffen. Op de mobiele telefoon van verdachte zijn foto’s aangetroffen van (i) de stroommeter van dit adres, (ii) een foto van het rijbewijs van de onderhuurder van dit adres en (iii) ‘printscreens’ van e-mails van woningbouwvereniging [woningbouwvereniging] geadresseerd aan de hoofdhuurders van dit adres, waarin staat vermeld dat zij een bedrag moeten voldoen aan de woningbouwvereniging omdat een hennepplantage is aangetroffen.
Zaakdossier 4: hennepkwekerij [adres 5] – bewezen
Uit het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van zaakdossier 4 blijkt dat de politie op 25 mei 2022 een hennepkwekerij met 565 hennepplanten in een bedrijfspand op de [adres 5] heeft aangetroffen. Op de mobiele telefoon van verdachte zijn foto’s aangetroffen van de stroom-, en gasmeter van dit adres. Verder is op zijn mobiele telefoon een foto van een brief van [bedrijf 1] aan de huurder van dit adres aangetroffen en een gesprek met een medewerker van [verzekeringsbedrijf] voor de installatie van het alarmsysteem van [verzekeringsbedrijf]. Uit de gevorderde gegevens van [verzekeringsbedrijf] blijkt dat op dit adres hun beveiligingssysteem ook is geïnstalleerd. Daarnaast zijn op zijn mobiele telefoon chats met de bovenbuurman van dit adres aangetroffen, waarin de bovenbuurman waarschuwt voor de geur van de hennepkwekerij.
Zaakdossier 5: hennepkwekerij [adres 6] – bewezenUit het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van zaakdossier 5 blijkt dat de politie op 22 oktober 2021 een hennepkwekerij met 401 hennepplanten en 43 hennepstekken in een bedrijfspand op de [adres 6] heeft aangetroffen. Op de mobiele telefoon verdachte is een chatgesprek met de verhuurmakelaar aangetroffen waarin verdachte zich heeft voorgedaan als ‘ [naam] ’, die volgens het huurcontract de huurder van dit adres was. Vervolgens heeft hij op de [adres 6] met deze verhuurmakelaar afgesproken. Dit adres had bovendien dezelfde huurder als de [adres 2] van zaakdossier 1. Ook is bij dit adres hetzelfde beveiligingssysteem van [verzekeringsbedrijf] aangetroffen dat bij de bedrijfspanden van zaakdossiers 1, 2 en 4 is gebruikt. Verder is bij deze locatie gebruik gemaakt van hetzelfde merk en type kweekvoeding, transformatoren, assimilatielamen en CO² gasflessen als die bij de locaties van zaakdossiers 1, 2, 4, 6 en 7 zijn aangetroffen.
Zaakdossier 6: ontmantelde hennepkwekerij [adres 7] – vrijspraak
Uit het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van zaakdossier 6 blijkt dat de politie op 25 mei 2022 op de [adres 7] een ontmantelde hennepkwekerij heeft aangetroffen. Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte bij deze ontmantelde hennepkwekerij betrokken is geweest, kan op basis van het dossier niet vastgesteld worden dat er in de tenlastegelegde periode op deze locatie een hennepkwekerij heeft gezeten. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van betrokkenheid bij een hennepkwekerij op dit adres.
Zaakdossier 7: hennepkwekerij [adres 8] – bewezen
Uit het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van zaakdossier 7 blijkt dat de politie op 25 mei 2022 een hennepkwekerij met 680 hennepplanten en 624 hennepstekken in een bedrijfspand op de [adres 8] heeft aangetroffen. Op de mobiele telefoon van verdachte zijn foto’s aangetroffen van brieven van de Belastingdienst, verhuurder [verhuurder] en de Kamer van Koophandel gericht aan de huurder van dit adres. Verder is bij deze locatie gebruik gemaakt van hetzelfde merk en type kweekvoeding, transformatoren, assimilatielampen en CO² gasflessen die bij de locaties van zaakdossiers 1, 2, 4, 6 en 7 zijn aangetroffen. Bovendien zijn bij deze locatie dezelfde identieke paspoppen aangetroffen als bij de locaties van zaakdossiers 2 en 4.
In de mobiele telefoon is ook een foto van een stroommeter aangetroffen. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat, nu de gegevens hiervan niet zijn gevorderd, niet vaststaat dat de foto van de stroommeter een foto van de stroommeter van de [adres 8] betreft. De rechtbank zal deze foto dan ook niet gebruiken voor het bewijs.
Zaakdossier 8: hennepkwekerij [adres 9] – vrijspraak
Uit het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van zaakdossier 8 blijkt dat de politie op 5 maart 2022 op de [adres 9] een hennepkwekerij heeft aangetroffen. Het dossier bevat echter onvoldoende bewijs waaruit zou blijken dat verdachte hier bij betrokken is geweest. Bovendien bevat deze hennepkwekerij onvoldoende overeenkomsten met de hennepkwekerijen uit zaakdossiers 1 tot en met 7. Deze hennepkwekerij is bijvoorbeeld in de kruipruimte van een woning aangetroffen in plaats van in een bedrijfspand zoals bij de andere zaakdossiers het geval was. Verdachte wordt dus vrijgesproken van betrokkenheid bij een hennepkwekerij op dit adres.
De rol van verdachteNu is besproken dat verdachte in de tenlastegelegde periode betrokken is geweest bij de hennepkwekerijen van zaakdossiers 1 tot en met 5 en 7, wordt ingegaan op de vraag wat de rol is van verdachte en of sprake is geweest van medeplegen.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden aangemerkt als vast staat dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte zelf ‘kweekhandelingen’ heeft verricht. Uit het voorgaande blijkt wel dat verdachte in de bedrijfspanden van zaakdossiers 1 en 5 is geweest en contact heeft gehad met [verzekeringsbedrijf] voor het installeren van de alarmsystemen in de bedrijfspanden van zaaksdossiers 2 en 4. Daarnaast zijn in zijn mobiele telefoon veel zoektermen op het internet gerelateerd aan hennepkwekerijen aangetroffen. Verder staan er diverse foto’s van henneptoppen, hennepgruis, kwekerijen en stekkerijen op zijn mobiele telefoon. Verder staan er chatberichten op zijn mobiele telefoon waaruit blijkt dat verdachte actief bezig was met het opzetten van hennepkwekerijen en de verkoop van de opbrengst hiervan. Ten slotte is gebleken dat [medeverdachte] , die verantwoordelijk was voor de verzorging van de hennepkwekerij van zaakdossier 1, intensief door verdachte werd aangestuurd.
Op grond hiervan oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en andere personen die bij deze hennepkwekerijen betrokken waren. De bijdrage van verdachte is van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
De pleegperiode
Voor de periode van de bewezenverklaring sluit de rechtbank aan bij de data waarop de eerste en de laatste hennepkwekerijen zijn aangetroffen. De eerste hennepkwekerij is op 14 augustus 2020 ( [adres 4] , zaakdossier 3) aangetroffen en de laatste twee zijn op 25 mei 2022 (zaakdossiers 4 en 7) aangetroffen.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de periode tussen 14 augustus 2020 en 25 mei 2022, samen met anderen, opzettelijk een grote hoeveelheid hennep heeft geteeld. Aangezien de wetgever met het ‘telen’ het gehele productieproces vanaf het laten groeien van hennepplanten of- stekken tot en met de verkoop en aflevering van het eindproduct bedoeld, wordt verdachte vrijgesproken van het bereiden, bewerken en verwerken hiervan.
Feit 2 – criminele organisatie
De rechtbank stelt voorop dat voordat wordt toegekomen aan de vraag of verdachte heeft
deelgenomenaan een criminele organisatie, eerst moet worden vastgesteld of er een criminele organisatie is. Van een criminele organisatie is pas sprake als het gaat om een samenwerkingsverband tussen ten minste twee personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Het dossier bevat geen wettig en overtuigend bewijs dat sprake is geweest van een dergelijke duurzaamheid en structuur. Uit het dossier blijkt weliswaar dat verschillende individuen bij de verschillende hennepkwekerijen betrokken zijn geweest en dat verdachte met hen heeft samengewerkt, maar, de rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen of sprake was van een onderlinge verdeling van werkzaamheden, afstemming van activiteiten of dat het oogmerk van de groep gericht was op het plegen van misdrijven. De officier van justitie heeft ook niet concreet verwezen naar een vooropgezet crimineel doel, een vaste organisatievorm of wat de rollen van de verschillende personen is geweest. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van de tenlastegelegde deelname aan een criminele organisatie.
Feit 3 - diefstal elektriciteit
Als feit 3 is tenlastegelegd dat verdachte in de periode van 1 juni 2019 tot en met 25 mei 2022 samen met anderen op de locaties van zaakdossiers 1 tot en met 5, 7 en 8 elektriciteit heeft gestolen.
Partiële vrijspraakAangezien verdachte bij feit 1 wordt vrijgesproken van betrokkenheid bij de hennepkwekerij van zaakdossier 8 wordt hij bij feit 3 ook vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit bij deze hennepkwekerij.
Bewezenverklaring
Diefstal hoeveelheden elektriciteit
Gelet op de bevindingen van [bedrijf 2] dat de zegels van de meterkasten bij zaaksdossiers 1 tot en met 5 en 7 waren verbroken, er illegale elektriciteitsaansluitingen zijn gemaakt en vanwege de grote omvang van de hennepkwekerijen staat vast dat grote hoeveelheden elektriciteit zijn gestolen.
Er kan echter niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de in de aangiftes van [bedrijf 2] genoemde aantallen Kwh zijn gestolen, omdat de onderbouwing van het aantal oogsten per locatie te algemeen is. Zo heeft [bedrijf 2] ten aanzien van de [adres 2] van zaakdossier 1 bijvoorbeeld slechts het volgende in de aangifte opgenomen: “
Ik ben […] tot de slotsom gekomen dat hier vermoedelijk tenminste 6 keer eerder is geoogst. Dit is gebaseerd op: Beide kweekruimtes zijn opgebouwd met gipsplaten met datums 23/12/20 en 16/12/20 met veel schimmel aan onderzijde, verkleurd purschuim, klakaanslag op afdekzeil.” Hoewel het aannemelijk is dat er meerdere oogsten zijn geweest, kan op basis hiervan niet wettig en overtuigend worden bewezen hoeveel oogsten dit exact zijn geweest. De rechtbank volstaat daarom met het oordeel dat bij de locaties van zaakdossiers 1 tot en met 5 en 7 elektriciteit is gestolen.
Rol verdachte en/of medeverdachten
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat verdachte opzet heeft gehad op het samen met anderen stelen van elektriciteit op deze locaties. Uit wat hiervoor bij feit 1 is besproken blijkt namelijk dat verdachte een grote rol heeft gehad bij de hennepkwekerijen die op deze locaties zijn aangetroffen. Deze bedrijfspanden werden ook uitsluitend gebruikt ten behoeve van de hennepteelt, de hennepkwekerijen waren professioneel opgezet en op de foto’s in de aangiftes van [bedrijf 2] is duidelijk te zien dat er illegale elektriciteitsaansluitingen zijn gemaakt. Bovendien zijn foto’s van de stroommeters van de locaties van zaakdossiers 2, 3 en 4 op de telefoon van verdachte aangetroffen. Gelet op wat er bij feit 1 is overwogen, vindt de rechtbank bewezen dat hij de diefstal van elektriciteit in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft gedaan.
Conclusie
Kortom, de rechtbank acht bewezen dat verdachte samen met anderen elektriciteit heeft gestolen, door middel van verbreking.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht ten aanzien van verdachte op grond van de in de
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat
1.hij in de periode tussen 14 augustus 2020 en 25 mei 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten:
- 300 hennepplanten in een pand aan de [adres 2] , ZD1;
- 370 hennepplanten in een pand aan de [adres 3] , ZD2;
- 160 hennepplanten in een pand aan de [adres 4] , ZD3;
- 565 hennepplanten in een pand aan de [adres 5] , ZD4;
- 401 hennepplanten en 43 hennepstekken in een pand aan de [adres 6] , ZD5;
- 680 hennepplanten en 624 hennepstekken in een pand aan de [adres 8] , ZD7;
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.hij in de periode tussen 14 augustus 2020 en 25 mei 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, elektriciteit:
- in een pand aan de [adres 2] , ZD1;
- in een pand aan de [adres 3] , ZD2;
- in een pand aan de [adres 4] , ZD3;
- in een pand aan de [adres 5] , ZD4;
- in een pand aan de [adres 6] , ZD5;
- in een pand aan de [adres 8] , ZD7;
die aan [bedrijf 2] N.V. toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders die weg te nemen elektriciteit onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de straffen

6.1.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie vordert ten aanzien van de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast vordert de officier van justitie een taakstraf van 240 uur, met bevel voor het geval dat verdachte de taakstraf niet (naar behoren) verricht dat vervangende hechtenis van 120 dagen zal worden toegepast.
6.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, verzocht een gevangenisstraf van veertien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan elf maanden voorwaardelijk op te leggen in combinatie met een geldboete van € 5.000.
6.3.
Oordeel rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk telen van een grote hoeveelheid hennep. Hij runde samen met anderen meerdere professioneel opgezette hennepkwekerijen. De aangetroffen hoeveelheden hennep, de professionaliteit van de inrichting van de kwekerijen en wat er op de telefoon van verdachte is aangetroffen maken het aannemelijk dat de hennep bestemd was voor verdere verspreiding en handel, waarmee vaak andere vormen van criminaliteit gepaard gaan.
Daarnaast heeft hij zich samen met anderen en gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan de diefstal van een grote hoeveelheid elektriciteit, waarbij bij iedere hennepkwekerij buiten de elektriciteitsmeters om illegaal stroom werd afgetapt door illegale elektriciteitsaansluitingen te (laten) maken. Hiermee heeft verdachte niet alleen energiemaatschappij [bedrijf 2] benadeeld, omdat [bedrijf 2] voor iedere locatie veel kosten voor onderzoek, herstel en administratie heeft moeten maken, maar potentieel ook de samenleving. De illegale elektriciteitsaansluitingen hadden namelijk kortsluiting of brand kunnen veroorzaken, waardoor een zeer gevaarlijke situatie voor omwonenden zou ontstaan. De hennepkwekerijen stonden immers midden in woonwijken.
Verder heeft verdachte gedurende een lange periode buiten de reguliere economie om op illegale wijze veel geld verdiend, zonder daarover belasting te betalen. Hij heeft deze strafbare feiten kennelijk slechts gepleegd ten behoeve van zijn eigen financiële positie en daarbij de kwalijke gevolgen van zijn handelen voor lief genomen.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 28 november 2024 blijkt dat hij eerder strafrechtelijk is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke feiten. De rechtbank neemt dit daarom niet in strafverzwarende of strafverminderende zin mee.
Uit het reclasseringsrapport van 5 augustus 2024 en de e-mail van de reclassering van 12 mei 2025 blijkt dat er wat de reclassering betreft geen interventies ter voorkoming van recidive ingezet hoeven te worden. De reclassering schat het recidiverisico namelijk als laag in. Verder blijkt dat verdachte zich aan al zijn schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Hij heeft na zijn voorarrest de draad weer opgepakt door, naar de rechtbank begrijpt, succesvol met legaal werk bezig te zijn. Ook heeft verdachte op vrijwillige basis en met goed gevolg een behandeling bij De Waag afgerond. Dit alles neemt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee.
Overschrijding redelijke termijn
Bij het bepalen van de straf is verder meegenomen dat de redelijke termijn waarbinnen deze zaak met een eindvonnis had moeten zijn afgerond met iets meer dan een jaar is overschreden. In artikel 6 EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat door de Nederlandse staat tegenover verdachte een handeling is verricht waaraan verdachte de verwachting kan ontlenen dat tegen hem een strafvervolging wordt ingesteld. Als uitgangspunt geldt dat de zaak moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat deze termijn is aangevangen. De redelijke termijn is in dit geval aangevangen op 26 februari 2022, de datum waarop verdachte in verzekering is gesteld, waardoor de zaak op 26 februari 2024 met een eindvonnis afgerond had moeten zijn. De rechtbank doet pas uitspraak op 27 mei 2025. De vertraging van iets meer dan een jaar is echter niet geheel aan het Openbaar Ministerie te wijten, aangezien de advocaatwissel en de onderzoekswensen van de verdediging ook tot vertraging hebben geleid.
De straffen
Gelet op de aard en ernst van de feiten en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, had een forse (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf in de rede gelegen. Gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de periode van voorarrest (92 dagen) niet meer aan de orde. De rechtbank legt verdachte daarom een gevangenisstraf op van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast wordt aan verdachte een taakstraf van 240 uur opgelegd, met bevel voor het geval dat verdachte de taakstraf niet (naar behoren) verricht dat vervangende hechtenis van 120 dagen zal worden toegepast. Ondanks dat de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.

7.Beslag

Onder verdachte zijn 300 hennepplanten (goednummer 6156382) in beslag genomen.
De officier van justitie heeft verzocht de hennepplanten te onttrekken aan het verkeer.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
De rechtbank overweegt als volgt. Nu met betrekking tot dit voorwerp het onder 1 bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden de hennepplanten onttrokken aan het verkeer.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 22c, 22d, 36b, 36c, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl de feiten betrekking hebben op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd
en.
Ten aanzien van feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen,, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar en verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering wordt gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
9 (negen) maanden,van deze gevangenisstraf
nietten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 (tweehonderdveertig)
uren.
Beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet (naar behoren) verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 (honderdtwintig) dagen.
- Verklaart onttrokken aan het verkeer: 300 stuks verdovende middelen (goednummer 6156382).
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Bruil, voorzitter,
mrs. A.H.E. van der Pol en N. Versteeg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 mei 2025.