ECLI:NL:RBAMS:2025:4107

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
13-156594-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Duitsland

Op 3 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Osnabrück in Duitsland. De officier van justitie diende op 28 mei 2025 een vordering in tot behandeling van het EAB, dat op 20 mei 2025 was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Brazilië in 1976, is momenteel gedetineerd in Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit. Tijdens de zitting op 3 juni 2025 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, en de rechtbank heeft de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn omschreven in het EAB en dat deze feiten in Nederland ook strafbaar zijn. De rechtbank heeft de garantie van de Duitse autoriteiten als voldoende beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat de opgeëiste persoon na overlevering zijn straf in Nederland kan ondergaan. De rechtbank heeft ook de argumenten van de raadsvrouw en de officier van justitie overwogen met betrekking tot de weigeringsgrond van artikel 13 OLW, maar heeft geconcludeerd dat er geen reden is om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-156594-25
Datum uitspraak: 3 juni 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 28 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 mei 2025 door het
Amtsgericht Osnabrück, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Brazilië) op [geboortedag] 1976,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
nu gedetineerd in P.I. [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 juni 2025, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.V.S. Adriaanse, die waarneemt voor mr. R.P. van der Graaf, beiden advocaat in Utrecht.
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel uitgevaardigd door het
Amtsgericht Osnabrückop 20 mei 2025, met referentie 246 Gs 174/25.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [2]

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten deels aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten deels niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon heeft immers het centrum van zijn gezinsleven en zijn belangen in Nederland gevestigd. [3]
Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
First Prosecutorbij
Staatsanwaltschaft Osnabrückheeft op 27 mei 2025 de volgende garantie gegeven:
“Mutual legal assistance in criminal matters with The Netherlands;
Extradition of Dutch citizen [de opgeëiste persoon] , born [geboortedag] -1976,
for the purpose of prosecution
Dear Sir or Madam,
hereby assure you that, should the prosecuted person receive a non-appealable and non-
suspended prison sentence after he has been extradited from the Netherlands, he shall be
transferred to the Netherlands so that the prison sentence can be served there pursuant to the COUNCIL FRAMEWORK DECISION 2008/909/JHA of 27 November 2008 on the application of the principle of mutual recognition of judgements in criminal matters imposing custodial sentences or measures involving a deprivation of liberty for the purpose of their enforcement in the European Union.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De raadsvrouw van de opgeëiste persoon verzoekt de overlevering op grond van dit artikel te weigeren.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en voert daartoe aan dat het onderzoek is aangevangen in Duitsland, het zwaartepunt van de feiten daar ligt nu de plofkraken in Duitsland zijn gepleegd, de schade daar is ontstaan, de bewijsmiddelen zich daar bevinden, de slachtoffers zich daar bevinden, de medeverdachten daar worden vervolgd en het Nederlandse Openbaar Ministerie niet voornemens is de opgeëiste persoon voor deze feiten te vervolgen.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
De rechtbank stelt in het licht van de door de officier van justitie gegeven argumenten dat het gegeven dat de feiten worden geacht wordt geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding vormt om de weigeringsgrond toe te passen. Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd, is onvoldoende voor de rechtbank om tot een ander oordeel te komen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47, 157 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Osnabrück, Duitsland, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en A.L. op ’t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 3 juni 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.
3.Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.