ECLI:NL:RBAMS:2025:4105

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
13-380939-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel in strafzaak

Op 17 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court in Opole, Polen. De officier van justitie diende op 28 maart 2025 een vordering in tot behandeling van het EAB, dat was uitgevaardigd op 11 juni 2024. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1989, werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk tijdens de zitting op 3 juni 2025. De rechtbank verlengde de termijn voor uitspraak met 30 dagen en beval de gevangenhouding van de opgeëiste persoon, met schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

De rechtbank beoordeelde de inhoud van het EAB en de relevante juridische bepalingen, waaronder de Overleveringswet (OLW). Het EAB vermeldde dat de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van zes jaar had gekregen, waarvan nog één jaar, tien maanden en vijf dagen resteerden. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden waren die de overlevering in de weg stonden. De rechtbank besloot daarom de overlevering toe te staan.

De uitspraak werd gedaan door voorzitter mr. O.P.M. Fruytier en de rechters mrs. B.M. Vroom-Cramer en A.L. op ’t Hoog, in aanwezigheid van griffier mr. E.A. Harland. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-380939-24
Datum uitspraak: 17 juni 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 28 maart 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 juni 2024 door de
Regional Court in Opole, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 juni 2025, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat in Breda en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
final judgment of the District Court in Opole of 17 January 2018, ref. no. III K 150/17.Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 10 april 2025 blijkt dat in hoger beroep over deze zaak is geoordeeld door
the Court of Appealin Wroclaw van 30 mei 2018, met kenmerk II AKa 109/18.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar, tien maanden en vijf dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4] De rechtbank zal daarom de procedure in hoger beroep die heeft geleid tot het arrest van 30 mei 2018 aan artikel 12 OLW toetsen.
De aanvullende informatie van 8 mei 2025 vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing in hoger beroep heeft geleid.
Bij beslissing van
the Regional Court in Wrocławvan 2 augustus 2021, met referentie VKow 625/21/wz is het verzoek tot voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen onder bijzondere voorwaarden. Bij beslissing van 23 mei 2023 van
the Regional Court in Wrocław,met referentie VKow/owz 159/23, is de beslissing van 2 augustus 2021 herroepen en de tenuitvoerlegging van het restant van de straf bevolen, omdat de opgeëiste persoon zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden.
De beslissing tot herroeping van 23 mei 2023 is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [5]
Dit betekent dat de rechtbank geen andere beslissing aan artikel 12 OLW hoeft te toetsen dan de procedure in hoger beroep die heeft geleid tot het arrest van 30 mei 2018, waarbij de zaak ten gronde definitief is afgedaan .
De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Regional Court in Opole, Polen, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en A.L. op ’t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 juni 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (