Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.[gedaagde 1] ,
2.2. [gedaagde 2] ,
3.
[gedaagde 3],
4.
[gedaagde 4],
5.
[gedaagde 5],
Rechtbank Amsterdam
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft eiseres, een partij uit het Verenigd Koninkrijk, een vordering ingesteld tegen de erven van een overleden persoon, vertegenwoordigd door een executeur. De zaak draait om een sommatiebrief die door de voormalige advocaat van de erven, mr. Hendriks, is verzonden aan eiseres en een fonds in Gibraltar, waarin eiseres beschuldigd wordt van fraude. Eiseres stelt schade te hebben geleden door deze beschuldigingen, die volgens haar onrechtmatig zijn. De rechtbank heeft de vordering van eiseres afgewezen, omdat de brief niet onrechtmatig was en niet namens de executeur was verzonden. De rechtbank oordeelde dat de bewoordingen in de brief niet als onrechtmatig konden worden gekwalificeerd, aangezien deze voorzichtig waren geformuleerd en niet als feitelijke beschuldigingen werden gepresenteerd. Bovendien was er geen bewijs dat de erven opdracht hadden gegeven voor het opstellen van deze specifieke sommatiebrief, waardoor zij niet aansprakelijk konden worden gesteld.
De rechtbank heeft eiseres ook veroordeeld in de proceskosten, omdat zij in het ongelijk was gesteld. De proceskosten van de erven werden begroot op € 9.808,00, terwijl de kosten van de executeur op nihil werden vastgesteld, aangezien er geen vordering tegen hem was ingesteld. De uitspraak werd mondeling gedaan op 12 mei 2025, en de rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.