ECLI:NL:RBAMS:2025:4060

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
13/170554-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontuchtige handelingen met een minderjarige

Op 28 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De tenlastelegging betrof handelingen met een buurmeisje dat op het moment van de vermeende feiten nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd en kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. T.M. van Wanroij, en de verdediging door raadsman mr. L.M.A. Schwartz.

De officier van justitie heeft vrijspraak bepleit, omdat er onvoldoende bewijs was om de schuld van de verdachte te kunnen vaststellen. De verklaringen van het buurmeisje en andere getuigen boden ruimte voor zowel de mogelijkheid dat de verdachte schuldig was als voor de mogelijkheid dat hij onschuldig was. De verdediging heeft ook vrijspraak bepleit en benadrukt dat de verklaringen inconsistent waren en dat het bewijs niet overtuigend was.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De inconsistenties in de verklaringen van getuigen, de afwezigheid van DNA-sporen van het buurmeisje op het lichaam van de verdachte, en de onduidelijkheid over de toedracht van de gebeurtenissen leidden tot de beslissing om de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van de beschuldigingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/170554-24
Datum uitspraak: 28 mei 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) in 1944,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. T.M. van Wanroij en van wat verdachte en zijn raadsman mr. L.M.A. Schwartz naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 mei 2024 te Amsterdam met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de billen en/of heupen en/of het houden/duwen van zijn penis tegen de schaamlippen en/of vagina en/of billen en/of heupen en/of anus van die [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het ten laste gelegde. De verklaring van buurmeisje [slachtoffer] (hierna: het buurmeisje) is aan te merken als betrouwbaar en vindt ook steun in het overige bewijs. Op zichzelf is er dan ook sprake van voldoende wettig bewijs. De overtuiging dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, ontbreekt echter. Alle verklaringen in het dossier bieden namelijk zowel ruimte voor het scenario dat verdachte het ten laste gelegde wel heeft begaan als voor het scenario dat verdachte het ten laste gelegde niet heeft begaan. Bij die stand van zaken dient verdachte te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. In aanvulling op hetgeen de officier van justitie aan argumenten voor vrijspraak heeft ingebracht, voert de raadsman nog het volgende aan. Verdachte ontkent hetgeen hem wordt verweten. Kijkend naar de tijdlijn zoals deze wordt geschetst in de verklaringen, zou een en ander binnen zeven minuten gebeurd moeten zijn. Ook kan bij de verklaring van het buurmeisje een rol hebben gespeeld dat haar moeder en broer boos op haar waren. Dat er DNA van verdachte op de broeksband van het buurmeisje is gevonden, kan niet als steunbewijs worden gebruikt omdat dit daar ook via secundaire en tertiaire overdracht op terecht kan zijn gekomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Op basis van de bevindingen in het dossier kan de toedracht van wat er is gebeurd in het contact tussen verdachte en het buurmeisje onvoldoende worden vastgesteld. Zo komen de verklaringen van de moeder van het buurmeisje, haar broer en een andere buurvrouw op enkele onderdelen, waaronder het tijdspad en de volgorde van gebeurtenissen, niet helemaal overeen. Daarbij komt dat ook de verklaring van het buurmeisje een aantal vragen oproept, omdat deze niet geheel consistent is. Vanwege haar jonge leeftijd is dat volstrekt begrijpelijk. Zij heeft bijvoorbeeld eerst tegen haar buurvrouw gezegd dat de meneer aan haar billen heeft gezeten en heeft zij daarna gezegd van niet. Hierdoor blijft het onduidelijk of een en ander heeft plaatsgevonden en – indien het heeft plaatsgevonden – waar dat dan is geweest.
De rechtbank overweegt verder dat het aangetroffen DNA van verdachte op de tailleband van de onderbroek van het buurmeisje niet goed te verklaren is, maar in het licht van de overige bevindingen onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van ontucht te leiden. Dit geldt te meer, nu op de bemonsteringen van het lichaam van het buurmeisje geen DNA-sporen van verdachte zijn aangetroffen en andersom er geen DNA-sporen van het buurmeisje op het lichaam van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat bij deze stand van zaken niet kan worden vastgesteld dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Zij acht het ten laste gelegde dan ook niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde
niet bewezenen
spreektverdachte daarvan
vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Loots, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en D. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Willeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 mei 2025.